Gerechtshof Den Haag, 28-06-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1236, BK-22/00509 tm BK-22/00512
Gerechtshof Den Haag, 28-06-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1236, BK-22/00509 tm BK-22/00512
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 juni 2023
- Datum publicatie
- 31 juli 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2022:3387, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:248
- Zaaknummer
- BK-22/00509 tm BK-22/00512
- Relevante informatie
- Art. 5.3 Wet IB 2001, Art. 67d AWR, Art. 67e AWR, Art. 1 EP EVRM
Inhoudsindicatie
Art. 5.3 Wet IB 2001.Art. 67e , lid 1, AWR, art. 67d, lid 1, AWR. Bankrekening bij Credit Suisse in Zwitserland in de jaren 2013 tot en met 2016. Belanghebbende kon redelijkerwijs niet menen dat er geen rekening meer in Zwitserland van hem zou zijn. Belanghebbende heeft geen adequate actie ondernomen om het vermogen van de bankrekening naar Nederland te halen. Geen inkeer, ook niet na compromis bij het Hof over de jaren 2006 tot en met 2012. Voorwaardelijk opzet. Boetes passend en geboden. Hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-22/00509 tot en met BK-22/00512
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 6 april 2022, nummers SGR 20/5303, SGR 20/5304, SGR 20/5305 en SGR 20/5307.
Procesverloop
BK-22/00509(SGR 20/5303)
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.688 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 24.775 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van € 7.688 en € 724 belastingrente in rekening gebracht.
BK-22/00510 (SGR 20/5304)
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.993 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.418 (de navorderingsaanslag 2014). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van € 7.602 en € 579 belastingrente in rekening gebracht.
BK-22/00511 (SGR 20/5305)
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2015 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.022 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.183, (de navorderingsaanslag 2015). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van € 7.519 en € 439 belastingrente in rekening gebracht.
BK-22/00512 (SGR 20/5307)
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.790 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 27.682 (de aanslag 2016). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een boete opgelegd van € 7.423 en € 513 belastingrente in rekening gebracht.
Alle zaken
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslagen, de aanslag en de belastingrentebeschikkingen gehandhaafd en de boetebeschikkingen verminderd tot € 2.500 per jaar.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht van eenmaal € 48 geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht van eenmaal € 136 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 17 mei 2023. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
De zaken zijn gezamenlijk behandeld. Hetgeen in de ene zaak is aangevoerd, wordt geacht te zijn aangevoerd in de andere zaken, tenzij hetgeen is aangevoerd uitsluitend op die ene zaak betrekking heeft.
Feiten
Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1949, is gehuwd met [A] . Belanghebbende exploiteert een administratiekantoor. Daarnaast heeft hij een aantal jaren in loondienst gewerkt. Belanghebbende woont op het adres [adres 1] te [woonplaats] .
Belanghebbende heeft voor de jaren 2013 tot en met 2016 in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen geen vermogensbestanddelen vermeld die betrekking hebben op een buitenlandse bankrekening.
Op 4 februari 2016 heeft de Belastingdienst via de Central Liaison Office een groepsverzoek gedaan aan Zwitserland met betrekking tot bank Credit Suisse. De Belas-tingdienst heeft dit verzoek gedaan op basis van artikel 26 van het Belastingverdrag Neder-land-Zwitserland. In lid 1 van dit artikel staat dat er inlichtingen gevraagd kunnen worden voor het heffen van belastingen. De ontvanger van de inlichtingen mag op basis van lid 2 van dit verdrag de gegevens verstrekken aan de autoriteiten die belast zijn met de vervolging ter zake van belastingen.
De Nederlandse Belastingdienst heeft op 22 december 2016 van de Zwitserse autori-teiten een renseignement ontvangen met de volgende gegevens (het renseignement).
AccountNumber [bankrekeningnummer]
Account Balance on 2013-02-01 CHE 351.855,30
Account Balance on 2014-01-01 CHF 345.039,85
Account Balance on 2014-12-3 1 CHF 334.969,60
FirstName [voornamen belanghebbende]
LastName [achternaam belanghebbende]
DateOfBirth 1949 [geboortedatum]
DomicilieAdressLine 1 [voornamen belanghebbende] [achternaam belanghebbende]
DomicilieAdressLine 2 [adres 2]
DomicilieAdressLine 5 [postcode] [woonplaats]
[adres 2] is een voormalig woonadres van belanghebbende. De Inspecteur heeft vervolgens belanghebbende als rekeninghouder van de rekening geïdentificeerd.
Naar aanleiding van de vorenstaande informatie heeft de Inspecteur op 30 januari 2017 een vragenbrief aan belanghebbende gezonden met in de bijlage een verklaring opgave vermogen in het buitenland met het verzoek deze in te vullen. Hierin wordt onder andere gevraagd informatie te geven over de herkomst, de opbouw en afname(n) van dit vermogen.
In zijn brief van 23 februari 2017 heeft belanghebbende om uitstel voor het inleveren van de gevraagde informatie verzocht. In deze brief geeft hij aan niet bekend te zijn met een rekening bij Bank Credit Suisse. Het gevraagde uitstel wordt verleend bij brief van de Inspecteur van 8 maart 2017. In zijn brief van 6 april 2017 verzoekt belanghebbende om aanvullend uitstel, omdat hij (nog) geen reactie van Bank Credit Suisse heeft ontvangen.
Nadat in het voorjaar van 2017 een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam [naam onderzoek] in verband met een door belanghebbende aangehouden rekening bij Credit Suisse is belanghebbende op 22 juni 2017 verhoord door de FIOD:
““Ik heb in 1988 een depot gehad bij bank [bank 1] in [plaats] Zwitserland. Ik ben getrouwd in [datum] 1985. In oktober/november 1985 kreeg ik controle van de Belastingdienst bij mijn administratiekantoor. Daaruit vloeide enorme aanslagen over inkomens die in mijn ogen nergens op sloegen. Al die aanslagen zijn via het gerechtshof geweest en zijn allemaal gewoon teruggebracht. Dit heeft geduurd tot 1997. Op een gegeven moment stond erft. 1.500.000 open aan belastingschuld. Ik werkte toen in loondienst en mijn plan was om een administratiekantoor op te bouwen. Ik had al wat klanten en ik besteedde dit werk ook uit. Dit is uit de hand gelopen. Wij, mijn vrouw en ik, konden helemaal niets meer, vanwege de aanslagen die er lagen. Ik heb toen mijn geld in veiligheid gebracht en dit heb ik naar Zwitserland gebracht. Ik denk dat ik in totaal een bedrag van fl. 300.000,- in de periode van 1988 tot 1992/1993 contant naar Zwitserland laten brengen. Mijn vader heeft dit gedaan via een tussenpersoon. Ik moest mijn geld wel veiligstellen, want als ik dit op een Nederlandse bankrekening zou zetten dan werd er waarschijnlijk beslag op gelegd door de Belastingdienst, of door klanten van mij. Die hadden ook controle gehad van de Belastingdienst en stelden mijn aansprakelijk. Dit geld dat naar Zwitserland is gegaan kwam uit mijn bezittingen, privé en uit de onderneming die aan het opstarten was.
Ik denk dat het geld dat ik toen in [bank 1] had gestald nu het geld is dat naar voren is gekomen bij Credit Suisse. Vanaf 1997 heb ik nooit meer iets gehoord van [bank 1] . Wij zijn daar achteraan gegaan, zelfs bij de ambassade, maar ik werd waarschijnlijk als crimineel gezien, want ze konden niets voor mij doen. Wij zijn daar ook wel laks verder in geweest. Ik heb nooit of te nimmer iets van Credit Suisse ontvangen. Ik wist dus ook niet dat ik daar geld had staan. Ik had het erg druk met mijn werkzaamheden toentertijd bij [naam bedrijf] , nu [naam bedrijf] , en ben ik er verder niet achteraan gegaan. Ik zat er toen helemaal doorheen en ik dacht dat ik mijn geld kwijt was. Ik dacht dat ik door bank [bank 1] belazerd was, mede omdat ik ook niets meer kreeg van hen. Uit mijn hoofd gezegd heb ik in 1996 en in 1997 sporadisch bankafschriften ontvangen en daarna niets meer.
Ik heb de rekening in Zwitserland zelf geopend. Ik heb daar stukken van thuisgestuurd gekregen. Het was geen nummerrekening, maar gewoon op naam. Ik ben zelf nooit bij de bank [bank 1] in Zwitserland geweest.
Ik heb toen voor een bank in Zwitserland gekozen omdat het in die tijd min of meer gebruikelijk was om geld in het buitenland te stallen. Ik heb dit gedaan zodat er geen beslag op gelegd kon worden en dan met name door mijn klanten. Ik ben zelfs door hen bedreigd. Ik heb thuis nog gegevens van die rekening bij de [bank 1] bank in Zwitserland en die kunt u zo van mij in kopie krijgen. Verder heb ik geen rekeningen meer in het buitenland.”
(…)
“Ik geloof die uitdraaien wel die u mij laat zien. Die zullen mij niet afwijken van de
gegevens die ik zelf heb. Ik heb dit nooit opgegeven omdat ik dacht dat ik dit geld in
Zwitserland niet meer had. Ik heb nooit meer iets gehoord uit Zwitserland, ook geen saldo opgaven. En ik dacht dat ik het geld kwijt was, zoals ik u al vertelde. Ik weet niet of ik ooit melding heb gemaakt dat ik geld heb gestald in Zwitserland.”
Op 29 augustus 2017 is belanghebbende door de Inspecteur gerappelleerd omdat de gevraagde informatie nog niet is ontvangen. In zijn brief van 25 september 2017 heeft belanghebbende op het rappel gereageerd en meegedeeld dat hij is benaderd door de FIOD en een adviseur heeft ingeschakeld om de gevraagde informatie te verstrekken. Bij brief van 27 december 2017 heeft belanghebbende de Inspecteur laten weten dat hij in verband met de rekening met nummer [bankrekeningnummer] bij Bank Credit Suisse enkele documenten heeft ontvangen en dat zijn naam hier niet op is vermeld.
De FIOD beschikt over rekeninggegevens van de bankrekening over de periode 31 december 2008 tot en met 31 maart 2017. Hieruit blijkt dat er tot 30 juni 2012 een rekening werd aangehouden bij [bank 2] te Zwitserland onder rekeningnummer [bankrekeningnummer] en dat na deze datum de rekening onder hetzelfde rekeningnummer bij Credit Suisse te Zwitserland werd aangehouden. Een afschrift van het openingsformulier en een afschrift van het sluiten van de rekening is ondanks herhaald verzoek van de Inspecteur (9 april 2018 en 23 mei 2018) niet verstrekt. Belanghebbende heeft de door de Inspecteur toegezonden verklaring opgave vermogen in het buitenland niet ingevuld.
Begin februari 2018 is besloten belanghebbende niet strafrechtelijk te vervolgen. Op 14 februari 2018 heeft de officier van justitie aan de Belastingdienst toestemming verleend om op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) de door de FIOD verzamelde informatie te gebruiken voor heffingsdoeleinden.
Bank [bank 1] is voor 2007 samengevoegd met [bank 3] . [bank 3] was aanvankelijk een onafhankelijke private bank maar behoorde in 2007 tot de Credit Suisse Group AG. In 2007 is [bank 2] (mede) opgericht door Credit Suisse Group AG, [bank 2] heeft de activiteiten van [bank 3] voortgezet en werd een dochteronderneming van Credit Suisse Group AG. Credit Suisse Group AG is vervolgens op 2 april 2012 juridisch gefuseerd met [bank 2] , waarbij alle activa en passiva van [bank 2] zijn verworven en alle rechten en plichten zijn overgenomen.
Het saldo volgens de bankafschriften van de rekening bij Crédit Suisse met nummer [bankrekeningnummer] bedraagt op de peildatum 1 januari in de onderhavige jaren:
1 januari 2013 € 284.787
1 januari 2014 € 281.550
1 januari 2015 € 278.581
1 januari 2016 € 274.942.
De Inspecteur heeft naar aanleiding van het renseignement aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd over de jaren 2006 tot en met 2012 en daarbij boetebeschikkingen genomen.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RBDHA: 2019:8961, geoordeeld dat belanghebbende houder is van de rekening met nummer [bankrekeningnummer] bij Bank Credit Suisse en dat het saldo dat op deze rekening staat aan belanghebbende toebehoort en het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Partijen hebben tijdens de zitting van 10 maart 2020 een compromis bereikt, waarbij is overeengekomen dat de boete voor de jaren 2006 tot en met 2012 tezamen € 15.000 bedraagt en dit aldus uitgewerkt dat voor het jaar 2006 de boete op nihil wordt vastgesteld en de boetes over de jaren 2007 tot en met 2012 worden vastgesteld op € 2.500 per jaar.
De Inspecteur heeft aan de hand van het uit het renseignement blijkende vermogen in het buitenland en de bankafschriften tevens bij brief van 11 juni 2018 aangekondigd dat hij de onderhavige navorderingsaanslagen 2013 tot en met 2015 zal opleggen en vergrijpboetes zal opleggen ingevolge artikel 67e, lid 1 en/of lid 6, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), die 225% van de nagevorderde belastingbedragen: De boete is als volgt gemotiveerd:
“Motivering boete
(…) Het is algemeen bekend dat (al dan niet in het buitenland aangehouden en/of opgekomen) inkomens-en/of vermogensbestanddelen in de belastingaangifte moeten worden opgenomen; de vraagstelling hieromtrent is in de belastingaangifte voldoende duidelijk. Desondanks hebt u en/of uw fiscale partner de in de bijlage opgenomen (buitenlandse) inkomens- en/of vermogensbestanddelen niet in de aangiften verantwoord. Ik ben van mening dat u en/of uw fiscale partner voor deze belastingjaren (voorwaardelijk) opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.