Hoge Raad, 23-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:281, 23/02750
Hoge Raad, 23-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:281, 23/02750
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 februari 2024
- Datum publicatie
- 23 februari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:281
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2023:1397
- Zaaknummer
- 23/02750
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/02750
Datum 23 februari 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE CASTRICUM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 23 mei 2023, nr. 22/006391, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 21/1971) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Castricum voor het jaar 2017.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door S. Hartog, advocaat te Alkmaar, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak schriftelijk doen toelichten door S. Hartog.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.