Hoge Raad, 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:289, 22/04807
Hoge Raad, 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:289, 22/04807
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 maart 2024
- Datum publicatie
- 15 maart 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:289
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2022:9502
- Zaaknummer
- 22/04807
Inhoudsindicatie
Wet WOZ; artikel 40, lid 2; gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen; Awb; artikel 7:4, lid 4; afschriften van stukken zonder inzage te hebben genomen in de zaak betrekking hebbende stukken?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/04807
Datum 15 maart 2024
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE RAALTE
tegen
[X] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 november 2022, nr. BK-ARN 22/005191, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de Regionale Belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte (hierna: de heffingsambtenaar) en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. AWB 20/2343) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020.
1 Geding in cassatie
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte (hierna: het College), vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het College heeft na indiening van de motivering van het beroep in cassatie een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft een verweerschrift ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
Bij beschikking is de WOZ-waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2020 vastgesteld. Daarbij is voor dat jaar tevens een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hiervoor in 2.1 genoemde beschikking en aanslag. Daarbij is de heffingsambtenaar verzocht om de grondstaffel, de taxatiekaart met vermelding van KOUDV- en liggingsfactoren van de onroerende zaak en de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten (hierna gezamenlijk aangeduid als: de gevraagde gegevens) te verstrekken.
De heffingsambtenaar heeft de gevraagde gegevens niet in de bezwaarfase verstrekt. De heffingsambtenaar heeft wel de op de zaak betrekking hebbende stukken, waaronder de gevraagde gegevens, voor belanghebbende ter inzage gelegd als bedoeld in artikel 7:4, lid 2, Awb. Belanghebbende heeft van het recht op inzage geen gebruik gemaakt.
3 Procedure voor het Hof
Voor het Hof was onder meer in geschil of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase de gevraagde gegevens had moeten toezenden.
Het Hof heeft allereerst geoordeeld dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te worden gehoord. De heffingsambtenaar was daarom gehouden om op grond van artikel 7:4, lid 4, Awb, eventueel tegen vergoeding van ten hoogste de kosten, de gevraagde gegevens toe te zenden, aldus het Hof.
Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de gevraagde gegevens tevens zijn aan te merken als gegevens die de heffingsambtenaar op de voet van artikel 40, lid 2, Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan belanghebbende had moeten toezenden.