Hoge Raad, 01-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:292, 23/04771
Hoge Raad, 01-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:292, 23/04771
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 maart 2024
- Datum publicatie
- 1 maart 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:292
- Zaaknummer
- 23/04771
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. De Hoge Raad wijst het verzoek om wraking af.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer 23/04771
Datum 1 maart 2024
BESLISSING
in de zaak van
[verzoeker] te [plaats] (hierna: verzoeker)
betreffende het door verzoeker ingediende verzoek om wraking van het hierna in 1.3 te noemen lid van de Hoge Raad.
1 De procedure
Verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 23/01826. Bij bericht van 30 november 2023 is aan verzoeker meegedeeld dat op 8 december 2023 in de hiervoor genoemde zaak uitspraak zal worden gedaan en dat de beslissing wordt genomen door de leden van de Hoge Raad M.W.C. Feteris, J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk.
In een e-mail van 4 december 2023 aan de griffie van de Hoge Raad heeft verzoeker op het in 1.1 genoemde bericht van 30 november 2023 gereageerd en onder meer meegedeeld gebruik te maken van zijn recht tot wraking van “de raadkamer”. De leden van de Hoge Raad die hiervoor in 1.1 zijn genoemd, hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord.
De mondelinge behandeling van het hiervoor in 1.2 genoemde wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 11 december 2023. Van de mondelinge behandeling is een procesverbaal opgemaakt. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft verzoeker het verzoek toegelicht. Hij heeft daarbij twee documenten overgelegd, die aan het procesverbaal zijn gehecht. Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd meegedeeld dat zijn wrakingsverzoek alleen betrekking heeft op het lid van de Hoge Raad J. Wortel op de grond dat alleen die raadsheer op een eerder cassatieberoep in een andere zaak van verzoeker heeft beslist.
Na voltooiing van zijn toelichting heeft verzoeker aan het einde van de mondelinge behandeling de wraking verzocht van de leden van de wrakingskamer, alsmede van de president van de Hoge Raad G. de Groot. Bij beslissing van 9 februari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:219) heeft een andere wrakingskamer dat verzoek buiten behandeling gesteld en bepaald dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met nummer 23/01826 of in de zaak met nummer 23/04771 niet in behandeling zal worden genomen.
De advocaat-generaal W.L. Valk heeft meegedeeld af te zien van het nemen van een conclusie.
2 Beoordeling van het wrakingsverzoek
Op grond van artikel 8:15 Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 29 AWR is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.
Bij de behandeling van het verzoek om wraking moet worden vooropgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek tot wraking van raadsheer J. Wortel uitsluitend aangevoerd dat deze al betrokken was bij “de WOZ-procedure 2014.” Uit de bijlage waarnaar wordt verwezen blijkt dat het gaat om een beslissing uit 2017 op een door verzoeker ingesteld cassatieberoep over een WOZ-beschikking met betrekking tot het jaar 2014. Het enkele feit dat een rechter eerder een beslissing heeft gegeven ten aanzien van een procespartij brengt niet mee dat deze rechter jegens deze procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek is dus ongegrond en zal worden afgewezen.
3 Beslissing
De Hoge Raad wijst het verzoek om wraking van J. Wortel af.
Deze beslissing is gegeven door de vicepresident V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.