Home

Hoge Raad, 08-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:346, 23/04330

Hoge Raad, 08-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:346, 23/04330

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 maart 2024
Datum publicatie
8 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:346
Formele relaties
Zaaknummer
23/04330

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/04330

Datum 8 maart 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GEMEENTEN EN HOOGHEEMRAADSCHAP UTRECHT

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 oktober 2023, nr. BK-ARN 23/991, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 22/3088) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Utrecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door N. van der Laan, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing