Home

Hoge Raad, 26-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:440, 22/01286

Hoge Raad, 26-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:440, 22/01286

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 maart 2024
Datum publicatie
26 maart 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:440
Formele relaties
Zaaknummer
22/01286

Inhoudsindicatie

Feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift (art. 225.1 Sr) en belastingfraude, meermalen gepleegd (art. 69 AWR), begaan door rechtspersoon. 1. Voorzittersbeslissing van voorzitter hof m.b.t. afwijzing van een bij appelschriftuur gedaan verzoek tot kennisneming van administraties van vennootschappen, die door curatoren in beslag zijn genomen, art. 412.1 jo. 258.2 Sv. 2. Strafmotivering (gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk). Toepassing van LOVS oriëntatiepunten (vaststellingen t.a.v. hoogte van benadelingsbedrag), afwijzing van verzoek tot doen van nader onderzoek naar mogelijkheden van toepassing van elektronisch toezicht als bijzondere voorwaarde bij op te leggen voorwaardelijke straf en in strafmotivering betrekken van omstandigheid dat verdachte inmiddels wederom als ondernemer actief is in uitzendbranche.

HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/01323.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/01286

Datum 26 maart 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 maart 2022, nummer 20-002385-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. Gijsen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2024.