Hoge Raad, 24-05-2024, ECLI:NL:HR:2024:749, 23/02244
Hoge Raad, 24-05-2024, ECLI:NL:HR:2024:749, 23/02244
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 mei 2024
- Datum publicatie
- 24 mei 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:749
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:297
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:355
- Zaaknummer
- 23/02244
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/02244
Datum 24 mei 2024
ARREST
in de zaak van
STICHTING [X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 april 2023, nr. 21/01778, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 31 mei 2022.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof op het verzet beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 15 maart 2024 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.1
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.