Home

Hoge Raad, 09-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:77, 21/04669

Hoge Raad, 09-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:77, 21/04669

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 februari 2024
Datum publicatie
9 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:77
Formele relaties
Zaaknummer
21/04669

Inhoudsindicatie

Douanerechten; posten 8703 10 18 en 8713 90 00 van de GN; tariefindeling van scootmobielen; automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer of invalidenwagens, ook indien met motor of ander voortbewegingsmechanisme.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/04669

Datum 9 februari 2024

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 september 2021, nr. 20/002661, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 17/3058) betreffende een aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot betaling van douanerechten.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Andringa, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.

Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek heeft belanghebbende een geschrift ingediend. De Hoge Raad slaat op dat stuk geen acht.

2 Beoordeling van de middelen

2.1

De bestreden uitspraak van het Hof betreft de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur (tekst 2013 en 2014; hierna: de GN) van – voor zover in cassatie van belang – voertuigen die zijn ontworpen voor het vervoer van één persoon, die worden aangedreven door een elektromotor werkend op twee oplaadbare batterijen van 12 volt, die een maximumsnelheid van 15 kilometer per uur kunnen bereiken, die een niet-geïntegreerde, verstelbare stuurkolom hebben, en die verder de in rechtsoverwegingen 2.1 en – in aanvulling daarop – 5.4 van de uitspraak van het Hof omschreven kenmerken en eigenschappen hebben. Dergelijke voertuigen worden ook wel scootmobielen genoemd.

2.2.1

Voor het Hof was in geschil of de hiervoor in 2.1 bedoelde voertuigen (hierna: de betrokken scootmobielen) moeten worden ingedeeld onder post 8703 van de GN, namelijk als “automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702), (…)”, dan wel onder post 8713 van de GN als “invalidenwagens, ook indien met motor of ander voortbewegingsmechanisme”.

2.2.2

Het Hof heeft geoordeeld dat, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 december 2010, Lecson Elektromobile GmbH, C-12/10, ECLI:EU:C:2010:823 (hierna: het arrest Lecson), en het arrest van 26 mei 2016, Invamed Group Ltd e.a., C-198/15, ECLI:EU:C:2016:362 (hierna: het arrest Invamed), de betrokken scootmobielen niet als invalidenwagen in de zin van post 8713 van de GN kunnen worden beschouwd. Om als invalidenwagen te kunnen worden aangemerkt is, aldus het Hof, vereist dat het voertuig specifiek en uitsluitend is bestemd voor personen die getroffen zijn door een meer dan marginale beperking van hun loopvermogen. Aan dat vereiste voldoen volgens het Hof de betrokken scootmobielen niet. Zij beschikken, aldus het Hof niet over speciale voorzieningen om een meer dan marginale beperking van het loopvermogen te verlichten, bijvoorbeeld voet- of beensteunen om de voeten of benen te stabiliseren. Uit de door belanghebbende aangedragen kenmerken en eigenschappen zoals weergegeven in rechtsoverweging 5.4 van zijn uitspraak volgt niet dat de betrokken scootmobielen zijn bestemd om specifiek door invalide personen te worden gebruikt, omdat al die kenmerken en eigenschappen evenzeer van belang zijn bij gebruik van de betrokken scootmobielen door andere personen dan invaliden, aldus het Hof.

2.3

De middelen richten zich tegen de hiervoor in 2.2.2 weergegeven oordelen van het Hof. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij bestrijden onder meer dat voor indeling in post 8713 van de GN is vereist dat de betrokken scootmobielen speciale voorzieningen op het voertuig moeten hebben om de meer dan marginale beperking van het loopvermogen te verlichten. De middelen betogen dat voor indeling in post 8713 van de GN volstaat dat het voertuig zelf de beperkingen van het loopvermogen opheft. Volgens de middelen heeft het Hof miskend dat het Hof van Justitie met hetgeen is geoordeeld in punt 26 van het arrest Invamed is teruggekomen van de in het arrest Lecson omschreven draagwijdte van post 8713 van de GN. Uit punt 26 van het arrest Invamed leiden de middelen juist af dat alle scootmobielen, dus ook de betrokken scootmobielen, moeten worden ingedeeld onder post 8713 van de GN. Volgens de middelen loopt de rechtspraak in lidstaten over de tariefindeling van scootmobielen uiteen en, mede gelet daarop, voeren de middelen aan dat het niet clair of éclairé is dat voertuigen als de betrokken scootmobielen moeten worden ingedeeld onder post 8703 van de GN. De Hoge Raad zou daarom volgens de middelen het oordeel van het Hof niet eerder mogen bevestigen dan nadat hij het Hof van Justitie door middel van het stellen van een of meer prejudiciële vragen daarover heeft geraadpleegd.

2.4.1

Anders dan de middelen betogen, moet uit de punten 21 tot en met 24 van het arrest Invamed worden afgeleid dat het Hof van Justitie – naar niet voor redelijke twijfel vatbaar is – vasthoudt aan de in het arrest Lecson neergelegde criteria om een voertuig aan te merken als invalidenwagen. Daarvoor is dus ook na het arrest Invamed voor indeling onder post 8713 van de GN vereist dat het voertuig is bestemd als hulpmiddel uitsluitend en specifiek voor invaliden, in die zin dat het voertuig is voorzien van speciale uitrusting ter verlichting van handicaps. De middelen doen een beroep op punt 26 van het arrest Invamed. Deze overweging moet worden begrepen in het licht van hetgeen het Hof van Justitie overigens in dat arrest heeft overwogen, in het bijzonder in punt 25. In de punten 25 en 26 verduidelijkt het Hof van Justitie hoe de nationale rechter het voorziene gebruik van een voertuig moet vaststellen.In punt 25 van het arrest Invamed brengt het Hof van Justitie, onder verwijzing naar het arrest Lecson, zijn oordeel in herinnering – in het kader van de uitleg van post 8703 van de GN – dat de enkele omstandigheid dat elektromobielen door invaliden kunnen worden gebruikt of zelfs voor gebruik door hen kunnen worden aangepast, niet van invloed is op de tariefindeling van dergelijke voertuigen onder post 8703 van de GN, aangezien elektromobielen ook voor de uitoefening van andere activiteiten kunnen worden gebruikt door personen zonder handicap, die zich om de een of andere reden anders dan te voet willen verplaatsen over kleine afstanden, bijvoorbeeld golfspelers of het winkelend publiek. In punt 26 van het arrest Invamed verduidelijkt het Hof van Justitie vervolgens – en dan in het kader van de uitleg van post 8713 van de GN – dat het feit dat eventueel ook personen zonder handicap een invalidenwagen kunnen gebruiken, geen invloed heeft op de indeling van dit voertuig onder post 8713 van de GN.

2.4.2

Uit het arrest Invamed kan – naar niet voor redelijke twijfel vatbaar is – niet worden afgeleid dat elk voertuig dat in de handel onder de benaming scootmobiel wordt verkocht, zonder meer een invalidenwagen is in de zin van post 8713 van de GN. Het Hof van Justitie bevestigt in dit arrest2 veeleer dat het de nationale rechter de criteria aanreikt aan de hand waarvan deze nationale rechter in voorkomend geval moet onderzoeken of een voertuig, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen op het tijdstip van de invoer van dat voertuig, een vervoermiddel is voor personen in het algemeen dan wel ertoe dient om uitsluitend en specifiek door invalide personen te worden gebruikt. De nationale rechter moet aan de hand van dat onderzoek dus beoordelen wat als het wezenlijke of logische gebruik van het voertuig in kwestie moet worden aangemerkt.

2.4.3

Uit de punten 19 tot en met 23 van het arrest Lecson volgt dat naar het oordeel van het Hof van Justitie een speciale uitrusting van het voertuig ter verlichting van de handicaps van invaliden het beslissende criterium is voor indeling onder post 8713 van de GN. Anders dan de middelen I tot en met III tot uitgangspunt nemen, volstaat voor indeling onder post 8713 van de GN dus niet dat een drie- of vierwielige elektromobiel zonder meer beperkingen van het loopvermogen opheft.

2.4.4

De hiervoor in 2.2.2 weergegeven oordelen van het Hof geven, gelet op hetgeen hiervoor in 2.4.1 tot en met 2.4.3 is overwogen, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen als verweven met waarderingen van feitelijke aard door de Hoge Raad in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De middelen falen in zoverre.

2.5

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing