Home

Hoge Raad, 31-05-2024, ECLI:NL:HR:2024:773, 22/00852

Hoge Raad, 31-05-2024, ECLI:NL:HR:2024:773, 22/00852

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 mei 2024
Datum publicatie
31 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:773
Formele relaties
Zaaknummer
22/00852

Inhoudsindicatie

Awb; art. 8:42; is een begroting een op de zaak betrekking hebbend stuk; wijze waarop stuk in geding moet worden gebracht; volstaat het versturen van een link naar de internetpagina waarop het desbetreffende stuk is te vinden?; ECLI:NL:HR:2024:567.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00852

Datum 31 mei 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het BESTUUR VAN HET NOORDELIJK BELASTINGKANTOOR

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 januari 2022, nr. 20/010011, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 20/172 en LEE 20/1770) betreffende van belanghebbende geheven leges.

1 Geding in cassatie

1.1

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal M.R.T. Pauwels heeft op 10 november 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

1.2

Belanghebbende heeft op 25 april 2024 verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft schriftelijk op dat verzoek gereageerd.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/00849, ECLI:NL:HR:2024:567.

3 Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure

3.1

Belanghebbende heeft de Hoge Raad verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure.

3.2

In deze zaak is beroep in cassatie ingesteld op 8 maart 2022. Het tijdsverloop sindsdien tot het moment dat de Hoge Raad in deze zaak arrest wijst, levert wat de cassatieprocedure betreft een overschrijding op van de redelijke termijn met niet meer dan zes maanden. Aan belanghebbende komt daarom een vergoeding van immateriële schade toe van € 500.

4 Proceskosten

5 Beslissing