Home

Hoge Raad, 14-06-2024, ECLI:NL:HR:2024:861, 23/03663

Hoge Raad, 14-06-2024, ECLI:NL:HR:2024:861, 23/03663

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 juni 2024
Datum publicatie
14 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:861
Formele relaties
Zaaknummer
23/03663

Inhoudsindicatie

Wet WOZ; artikel 40, lid 2; Awb; artikel 7:4, leden 2 en 4.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/03663

Datum 14 juni 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NEUNEN, GERWEN EN NEDERWETTEN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 augustus 2023, nr. 22/009761, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant, (nr. SHE 20/3078) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Bij beschikking is de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende (hierna: de woning) voor het jaar 2020 vastgesteld. Tevens is de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.

2.2

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hiervoor in 2.1 genoemde beschikking en aanslag. Daarbij is de heffingsambtenaar van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten (hierna: de heffingsambtenaar) onder verwijzing naar artikel 40 Wet WOZ verzocht om de taxatiekaart te verstrekken met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten en de manier waarop de verschillen met de vergelijkingsobjecten zijn verdisconteerd (hierna gezamenlijk aangeduid als: de gevraagde stukken).

2.3

Op 3 juni 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. De gevraagde stukken hebben niet voorafgaand aan de hoorzitting ter inzage gelegen. Zij zijn ook niet tijdens de bezwaarprocedure aan belanghebbende toegezonden. Op 31 augustus 2020 is belanghebbende door de heffingsambtenaar uitgenodigd om de gevraagde stukken alsnog in te zien. Die hebben, voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2020, tussen 7 en 11 september 2020 ter inzage gelegen. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid tot inzage.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was de waarde van de woning niet meer in geschil. Wel was in geschil of de heffingsambtenaar in de bezwaarfase de gevraagde stukken had moeten toezenden. Ook was in geschil of de heffingsambtenaar het inzagerecht van artikel 7:4, lid 2, Awb heeft geschonden.

3.2

Het Hof heeft geoordeeld dat de KOUDV- en liggingsfactoren behoren tot de gegevens die op grond van artikel 40, lid 2, Wet WOZ op verzoek moeten worden verstrekt, en dat die factoren eveneens zijn aan te merken als op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 7:4, lid 2, Awb.

3.3

Verder heeft het Hof geoordeeld dat op de heffingsambtenaar niet de verplichting rust om in de bezwaarfase bepaalde stukken aan belanghebbende toe te zenden. Artikel 7:4, lid 4, Awb bevat, aldus het Hof, niet de verplichting tot toezending van (alle) op de zaak betrekking hebbende stukken.

4 Beoordeling van de middelen

5 Proceskosten

6 Beslissing