Hoge Raad, 26-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:93, 23/01341
Hoge Raad, 26-01-2024, ECLI:NL:HR:2024:93, 23/01341
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 januari 2024
- Datum publicatie
- 26 januari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:93
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:695
- Zaaknummer
- 23/01341
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/01341
Datum 26 januari 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 februari 2023, nrs. 21/00315 tot en met 21/003291, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/5062, BRE 18/5063 en BRE 18/5065 tot en met BRE 18/5077) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2001 en 2003 tot en met 2010 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.L. Faber, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.