Home

Hoge Raad, 31-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:143, 24/03549

Hoge Raad, 31-01-2025, ECLI:NL:HR:2025:143, 24/03549

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 januari 2025
Datum publicatie
31 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:143
Formele relaties
Zaaknummer
24/03549

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 24/03549

Datum 31 januari 2025

ARREST

op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 augustus 2024, nrs. BK-ARN 22/700, 22/701, 23/510 en 23/5111.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 24 oktober 2024 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft op 25 november 2024 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 25 november 2024 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 25 november 2024. Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt.

De Hoge Raad zal het beroep in cassatie daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk verklaren.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.