Home

Hoge Raad, 14-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:232, 23/00458

Hoge Raad, 14-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:232, 23/00458

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 februari 2025
Datum publicatie
14 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:232
Formele relaties
Zaaknummer
23/00458

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/00458

Datum 14 februari 2025

ARREST

in de zaak van

V.O.F. [X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 december 2022, nrs. 20/00045 t/m 20/000511, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 19/1384 t/m HAA 19/1390) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door L.C. de Jager, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing