Hoge Raad, 14-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:240, 24/04189
Hoge Raad, 14-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:240, 24/04189
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 februari 2025
- Datum publicatie
- 14 februari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:240
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2024:3073
- Zaaknummer
- 24/04189
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/04189
Datum 14 februari 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 oktober 2024, nr. 23/367.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak op 2 oktober 2024 in Mijn Rechtspraak is geplaatst en dat aan partijen die niet digitaal procederen op 2 oktober 2024 een afschrift per aangetekende post is verzonden.
Het beroepschrift in cassatie is op 15 november 2024 via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 13 november 2024.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 18 november 2024 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brieven van 18 en 29 november 2024 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025.