Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3073, 23/367

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-10-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:3073, 23/367

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 oktober 2024
Datum publicatie
6 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:3073
Formele relaties
Zaaknummer
23/367
Relevante informatie
Art. 31a lid 8 Wet LB, Art. 10e Uitv besl LB, Art. 10ed Uitv besl LB, Art. 4 AWR

Inhoudsindicatie

In geschil is of belanghebbende in aanmerking kan komen voor toepassing van de 30%-regeling. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat dat niet het geval is. Belanghebbendes hoger beroep is dan ook ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/367

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 1 februari 2023, nummer BRE 21/5421 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

[werkgever] (hierna: de werkgever) heeft ten name van belanghebbende verzocht om (voortgezette) toepassing van de zogenoemde 30%-regeling, zoals bedoeld in artikel 31a, lid 8, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Dit verzoek is door de inspecteur afgewezen.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de afwijzing van het verzoek bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door [persoon] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was in 2019 werkzaam voor [bedrijf] en is daarvoor in Nederland komen wonen. Ten aanzien van deze tewerkstelling heeft de inspecteur een beschikking afgegeven waaruit volgt dat belanghebbende in aanmerking komt voor toepassing van de 30%-regeling voor de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2023.

2.2.

Belanghebbende heeft tot 31 mei 2019 looninkomsten (€ 17.648) genoten bij [bedrijf] Vanaf die datum is belanghebbende met onbetaald verlof gegaan. Belanghebbende is in Nederland ingeschreven gebleven en heeft zelf in zijn levensonderhoud voorzien. Per 7 december 2020 is belanghebbende een arbeidsovereenkomst aangegaan met de werkgever.

2.3.

Op 20 januari 2021 heeft de inspecteur een verzoek om voortzetting van de 30%-regeling ontvangen van de werkgever en de werknemer, gevolgd door een tweede, aangepast verzoek op 26 februari 2021 (hierna ook: het verzoek of de verzoeken). In zowel het eerste verzoek (door belanghebbende en de werkgever op 20 december 2020 ondertekend) als in het tweede verzoek (door belanghebbende en de werkgever ondertekend op 25 februari 2021) heeft belanghebbende verklaard “van 30 september 2018 tot heden” in Nederland te hebben gewoond.

2.4.

Met dagtekening 20 april 2021 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) bij beschikking de aan belanghebbende verleende verblijfsvergunning (als kennismigrant) met terugwerkende kracht naar 1 mei 2019 ingetrokken. De reden daarvoor is dat niet voldaan is aan de looneis van artikel 1d Besluit Uitvoering Wet Arbeid Vreemdelingen (BuWav) omdat belanghebbende in de maand mei 2019 te weinig salaris en vanaf juni 2019 in het geheel geen salaris heeft ontvangen. Met ingang van 2 januari 2021 beschikt belanghebbende weer over een geldige verblijfstitel.

2.5.

In zijn brief van 11 juni 2021 aan de inspecteur heeft belanghebbende het volgende, voor zover van belang, geschreven:

“I had known the situation just like that I was not un-employed but un-paid and have my previous-valid resident permit. In these all-legal conditions I lived in here and applied at big-size company project like Philips, ASML, Friesland Campina, GSK, GEA Group, Accenture, Itelligence etc.

But unfortunately my second or contract level interviews are Corona affected, as we know all lockdown market conditions. Companies put on hold the projects or made internal rotations because of Corona affected market budget issues.

In the meantime, when I was struggling with Coro issues, I continued Dutch workshops by [A] in [B] before total lockdown and I strictly continued to take Dutch language lessons via [C] , which also continued as remotely on lockdown period. And also I have signed as a member to deliver many voluntary supports for help-needed people via [D] during Corona times.

From beginning to now on I lived with all personal official responsibilities like having health insurance, address registration, always well-enough money in my Dutch account and use debit card properly, exchanged my driving license to Dutch ID etc.

As Netherlands become my Home all, it is very important for me to make smooth transition with my all-official requirements and continue my life here. It is very clear that I have settled here in the Netherlands and build up my life here.”

2.6.

De inspecteur heeft het verzoek op 23 juni 2021 afgewezen, omdat de periode tussen het einde van de tewerkstelling bij [bedrijf] en de nieuwe arbeidsovereenkomst bij werkgever langer is geweest dan drie maanden. De inspecteur heeft daarbij verwezen naar artikel 10ed Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: het Besluit).

2.7.

De inspecteur heeft het bezwaar tegen de afwijzende beschikking bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

2.8.

De rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard, waartegen belanghebbende in hoger beroep is gekomen. In het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank is vermeld dat belanghebbende het volgende heeft verklaard:

“(…) Op het einde bij [bedrijf] werd ik niet betaald, maar bleef ik er wel werken.

-

Het onbetaald verlof is ingegaan op 29 mei 2019.

-

Na 29 mei 2019 ben ik in Nederland blijven wonen. Ik werd niet meer betaald door [bedrijf] , maar ik had zelf geld. (…)

-

Als ik in mijn onbetaalde periode in Turkije was gaan wonen tot ik een project zou vinden in Nederland en dan terug zou komen, dan zou ik wel de 30% regeling krijgen.”

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of bij aanvang van de tewerkstelling bij de werkgever op 2 januari 2021 belanghebbende als ingekomen werknemer in de zin van artikel 10e, lid 2, letter b, Besluit is te beschouwen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op het bezwaar en toewijzing van zijn verzoek. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing