Hoge Raad, 28-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:248, 23/00142
Hoge Raad, 28-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:248, 23/00142
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 februari 2025
- Datum publicatie
- 28 februari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:248
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2022:2696
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:472
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:487
- Zaaknummer
- 23/00142
Inhoudsindicatie
Belasting van personenauto's en motorrijwielen; art. 10, leden 2, 7 en 8, Wet BPM 1992; handelsinkoopwaarde; vervallen van de opties ‘bijstelling marktsituatie’ en de ‘bijstelling dealersituatie’ in een koerslijst.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/00142
Datum 28 februari 2025
ARREST
in de zaak van
de vennootschap onder firma [X]
(hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 december 2022, nrs. BK-21/01193 en BK-21/011941, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 21/1379 en SGR 21/1381) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Voor zover deze conclusie klachten bevat die niet anders kunnen worden begrepen dan als nieuwe, buiten de daarvoor geldende termijn voorgestelde gronden van het beroep in cassatie, gaat de Hoge Raad aan die klachten voorbij.2
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 26 april 2024 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.3
Belanghebbende heeft op 20 januari 2025 verzocht om de Minister van Justitie en Veiligheid te veroordelen tot een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn die geldt voor de behandeling van het cassatieberoep.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft schriftelijk gereageerd op het hiervoor bedoelde verzoek en zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende heeft op 26 juli 2018 een gebruikte, uit een andere lidstaat afkomstige personenauto (hierna: de personenauto) doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. In verband met die registratie heeft zij op 2 juli 2018 aangifte voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) gedaan. Het volgens die aangifte voor de personenauto verschuldigde bedrag aan bpm heeft zij voldaan.
Volgens de aangifte heeft belanghebbende vanwege de gebruikte staat van de personenauto een vermindering als bedoeld in artikel 10, leden 1 en 2, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (tekst 2018; hierna: de Wet) in aanmerking genomen. Voor het bepalen van de hoogte van die vermindering (de afschrijving) heeft zij gebruik gemaakt van de zogenoemde taxatiemethode als omschreven in artikel 10, lid 8, van de Wet.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van een op 27 juni 2018 verrichte taxatie. In het taxatierapport is met gebruikmaking van een door EurotaxGlass’s (hierna: Eurotax) aangeboden koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland (hierna: de koerslijst van Eurotax) de handelsinkoopwaarde van de personenauto in onbeschadigde staat bepaald op € 9.124. Omdat de personenauto volgens de taxateur meer dan normale gebruiksschade vertoonde, heeft hij op deze handelsinkoopwaarde een bedrag van afgerond € 6.499 in mindering gebracht, zodat volgens de aangifte de taxatiewaarde van de personenauto € 2.625 bedroeg.
Desgevraagd heeft belanghebbende de personenauto op 16 juli 2018 bij de dienst Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) getoond voor een hertaxatie. Omdat de personenauto volgens DRZ geen andere schade dan normale gebruiksschade vertoonde, heeft DRZ het hiervoor in 2.2 vermelde bedrag aan schade buiten beschouwing gelaten en de handelsinkoopwaarde van de personenauto aan de hand van de koerslijst van Eurotax vastgesteld op € 9.009. Op grond van deze bevindingen van DRZ heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende een te hoog bedrag aan afschrijving in aanmerking heeft genomen en in verband daarmee te weinig bpm op aangifte heeft voldaan. Hij heeft op die grond voor de personenauto bpm nageheven.
De door de taxateur en DRZ gebruikte koerslijst van Eurotax bood de mogelijkheid om bij het bepalen van de inkoopwaarde van een in Nederland geregistreerd gebruikt motorvoertuig rekening te houden met de factoren ‘marktsituatie handelaar’ en ‘marktsituatie’. De invloed van deze factoren op de handelsinkoopwaarde van een motorrijtuig was standaard ingesteld op nul procent. Na het aanvinken van ‘marksituatie handelaar’ of ‘marktsituatie’ in de koerslijst kon de gebruiker van de koerslijst de invloed van de marktsituatie (van de handelaar) op de inkoopwaarde van een gebruikte auto verhogen of verlagen met maximaal vijf procent wegens ‘marksituatie handelaar’ en met maximaal 10 procent wegens ‘marktsituatie’.
Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1783 (hierna: het arrest van 15 november 2019), heeft Eurotax de door haar samengestelde koerslijst met ingang van 4 oktober 2021 gewijzigd in die zin dat deze niet langer de mogelijkheid biedt om bij het vaststellen van de handelsinkoopwaarde van een gebruikte personenauto rekening te houden met de hiervoor bedoelde factoren. In de koerslijst heeft Eurotax sindsdien daarover het volgende opgenomen:
“Het gebruik van de schuifknoppen “marktsituatie handelaar” en “marktsituatie” worden niet meer toegelaten. Eurotax is van mening dat dergelijke prijsverhogings- en prijsverlagingsindicatoren niet meer relevant zijn voor de handelsinkoopwaarde te bepalen zoals vermeld in het arrest ECLI:NL:HR:2019:1783 van de Hoge Raad. Eveneens is Eurotax van mening dat het gebruik van eender welke correctiefactoren gegrond moet zijn en effectief bewezen moet worden door de gebruiker zelf, waar het arrest dit anders heeft belicht. Daarom zijn de indicatoren “marktsituatie handelaar” en “marktsituatie” voortaan op 0% vastgelegd.”
3 De oordelen van het Hof
Het Hof heeft in de eerste plaats – in cassatie onbestreden – geoordeeld dat de Inspecteur, anders dan belanghebbende in hoger beroep betoogde, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de personenauto niet meer dan normale gebruiksschade vertoonde.
Vervolgens heeft het Hof het standpunt van belanghebbende verworpen dat op het door DRZ als handelsinkoopwaarde van de personenauto vastgestelde bedrag van € 9.009 nog een vermindering van 15 procent moet worden toegepast vanwege de hiervoor in 2.4 bedoelde factoren met betrekking tot de marktsituatie bij inkoop. Naar het oordeel van het Hof kan, gelet op de inmiddels door Eurotax gehanteerde disclaimer (zoals hiervoor in 2.3 weergegeven), in afwijking van het arrest van 15 november 2019 thans niet meer worden uitgegaan van een aftrek vanwege ‘marktsituatie handelaar’ en ‘marktsituatie’ zonder daarvoor een onderbouwing voor het individuele geval te geven. Een dergelijke onderbouwing heeft belanghebbende niet gegeven. Anders dan belanghebbende lijkt te stellen, kan deze aftrek niet in zijn algemeenheid worden toegepast, aldus het Hof.