Hoge Raad, 18-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:302, 23/04645
Hoge Raad, 18-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:302, 23/04645
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 februari 2025
- Datum publicatie
- 18 februari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:302
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:1387
- Zaaknummer
- 23/04645
Inhoudsindicatie
OM-cassatie en cassatie klager. Beklag ex art. 98.4 jo. art. 552a Sv door (voormalig) advocaat tegen beslag op iPhone (met Signal-berichten die RC ten behoeve van opsporingsonderzoek wil overdragen aan OM) tijdens zijn aanhouding wegens verdenking van vormen crimineel samenwerkingsverband met cliënt.
1. OM-cassatie. Verschoningsrecht. Moet voor zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan verschoningsrecht van klager moet wijken voor belang van waarheidsvinding sprake zijn van aanwijzingen dat Signal-bericht “niet ziet op normale advocaat-cliënt relatie”?
2. Cassatie klager. Geen schriftuur.
Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2024:375 over grondslag en object van verschoningsrecht en uit HR:2007:LJN BA5665, HR:2008:LJN BC1369 en HR:2017:1205 over zeer uitzonderlijke omstandigheden. Wat betreft belang van waarheidsvinding geldt als beoordelingsmaatstaf of betreffende gegevens redelijkerwijs in zodanig direct verband staan met strafbaar feit waarvan vermoeden bestaat dat dit is begaan, dat deze gegevens kunnen dienen om waarheid aan het licht te brengen (vgl. HR:1999:LJN ZD7280). Rb heeft overwogen dat onderzoeksbelang, gelet op aard en zwaarte van feiten waarop onderzoek zich richt, zeer uitzonderlijke omstandigheden kan opleveren op grond waarvan verschoningsrecht van klager moet wijken voor belang van waarheidsvinding. Rb heeft klaagschrift gegrond verklaard m.b.t. 1 bericht omdat niet blijkt “van aanwijzingen dat geen sprake is van normale advocaat-cliënt relatie”. Rb heeft juist toetsingskader vooropgesteld maar kader niet juist toegepast. Nu Rb tot uitgangspunt nam dat berichten onder verschoningsrecht van klager vallen en dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan verschoningsrecht moet wijken voor belang van waarheidsvinding, had Rb moeten beoordelen of ook wat betreft bericht ten aanzien waarvan beroep gegrond is verklaard sprake is van gegevens die redelijkerwijs in zodanig direct verband staan met strafbaar feit waarvan vermoeden bestaat dat dit is begaan, dat deze gegevens kunnen dienen om waarheid aan het licht te brengen. Anders dan Rb heeft geoordeeld, geldt niet daarnaast als vereiste dat aanwijzingen blijken dat bericht geen verband houdt met “normale advocaat-cliënt relatie”.
Ad 2. Geen middelen ingediend, klager n-o.
Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/04645 Bv
Datum 18 februari 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2023, nummer RK 23/010449, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de klager.
1 Procesverloop in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de klager en het openbaar ministerie. Cassatiemiddelen zijn namens de klager niet voorgesteld.
Het openbaar ministerie heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep van de klager
De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de klager een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de klager niet in behandeling kan nemen (zie artikel 447 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)).
3. Beoordeling van het cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld
Het cassatiemiddel klaagt – met betrekking tot “het eerste Signalbericht ( [gebruikersnaam 1] - [klager] )”– over het oordeel van de rechtbank dat voor het aannemen van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het verschoningsrecht van de klager moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding, sprake moet zijn van aanwijzingen dat het bericht “niet ziet op een normale advocaat-cliënt relatie”.
De achtergrond van deze beklagzaak is als volgt. De klager is een voormalig advocaat. Hij was verdachte in het strafrechtelijke onderzoek “26Mandel”. Aanleiding tot dat onderzoek waren signalen dat een neef van de klager vanuit de Extra Beveiligde Inrichting in Vught met de buitenwereld kon communiceren. In de strafzaak 26Mandel is de klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden wegens deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft in dit vonnis geoordeeld dat de klager binnen dat criminele samenwerkingsverband een sleutelrol heeft gespeeld. Volgens de rechtbank heeft de klager als advocaat van de leider van het criminele samenwerkingsverband berichten overgebracht tussen de leider, die in de Extra Beveiligde Inrichting in Vught verbleef, en andere deelnemers aan dat samenwerkingsverband, zodat criminele activiteiten konden blijven plaatsvinden, ondanks de detentie van de leider van het samenwerkingsverband.
Tijdens zijn aanhouding als verdachte is een iPhone onder de klager in beslag genomen. De rechter-commissaris heeft vervolgens het voornemen opgevat om twee Signal-berichten uit die telefoon ten behoeve van een opsporingsonderzoek over te dragen aan de zaaksofficier van justitie. De raadsman van de klager heeft aan de rechter-commissaris laten weten dat de klager het standpunt inneemt dat zijn verschoningsrecht zich uitstrekt over de berichten.
Het procesverloop in feitelijke aanleg in deze beklagzaak is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.5 tot en met 2.16. In het bijzonder is het volgende van belang.
- Bij beschikking van 6 april 2023 heeft de rechter-commissaris bepaald dat in deze zaak “het regime van de zeer uitzonderlijke omstandigheden” van toepassing is. De rechter-commissaris heeft beslist dat de officier van justitie en opsporingsambtenaren kennis mogen nemen van de Signal-berichten en dat zij de betreffende gegevens mogen gebruiken in het strafrechtelijke onderzoek naar de feiten waarvoor de klager is veroordeeld en waarvan de medeverdachten van de klager worden verdacht.
- Tegen deze beschikking van de rechter-commissaris heeft de klager op 19 april 2023 op grond van artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a Sv, een klaagschrift ingediend met een beroep op zijn verschoningsrecht.
- De rechtbank heeft dit klaagschrift op 26 september 2023 in raadkamer behandeld en vervolgens het onderzoek bij tussenbeschikking van 10 oktober 2023 heropend om de rechter-commissaris de gelegenheid te geven de beschikking van 6 april 2023 aan te vullen met een schets van de feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat het verschoningsrecht moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding.
De rechter-commissaris heeft op 11 oktober 2023 de beschikking van 6 april 2023 aangevuld. Deze aanvulling houdt, zoals door de rechtbank in haar beschikking is weergegeven, onder meer in:
“Voor het doorbreken van het verschoningsrecht van de advocaat (de rechtbank begrijpt steeds: klager) is niet alleen relevant of de berichten (vermoedelijk) het voorwerp van strafbare feiten zijn of tot het begaan daarvan hebben gediend (zoals bedoeld in artikel 98 Sv), maar ook – en vooral – of deze van belang zijn voor de waarheidsvinding in het onderzoek Mandel.
In het onderzoek Mandel zijn er nog andere verdachten die met de advocaat hebben samengewerkt om de strafbare feiten te plegen, in het bijzonder degenen aan wie verdachte (de rechtbank begrijpt: klager) boodschappen heeft doorgegeven die zien op het plegen van ernstige strafbare feiten. Het belang om daarin de waarheid aan het licht te brengen is van dusdanig groot gewicht dat het verschoningsrecht van de advocaat daarvoor moet wijken. Onderzoek naar de berichten kan dienen om de waarheid aan het licht te brengen, met name of de gespreksdeelnemers van de advocaat wel of niet tot die verdachten behoren.
Alleen in het geval van berichten en gegevens die evident geen betrekking hebben op dit onderzoek Mandel en die duidelijk onderdeel zijn van een andere, reguliere cliënt-advocaat relatie, wordt afgezien van doorbreking van het verschoningsrecht. Van die berichten is immers op voorhand duidelijk dat die niet kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding.
Dat geval doet zich hier niet voor. De stelling van de advocaat dat het hier gaat om berichten van een “gewone” cliënt is op geen enkele manier onderbouwd en blijkt evenmin uit de inhoud van de berichten. Zoals is te lezen in de berichten ziet het eerste gesprek (de Hoge Raad begrijpt: het Signalbericht [gebruikersnaam 1] - [klager] ) op een afspraak om elkaar te ontmoeten. In het tweede bericht (de Hoge Raad begrijpt: het Signalbericht [gebruikersnaam 2] - [klager] ) vraagt de gesprekspartner van de advocaat of de advocaat al een goede advocaat op het oog heeft, wat erop duidt dat het juist niet gaat om een “gewone” cliënt. Daarnaast wordt in het tweede gesprek tegen de advocaat gezegd dat hij niet moet vergeten die ander te bellen. Dat het gesprek op een latere datum lijkt te gaan over een strafzaak waarin de gesprekspartner betrokken lijkt te zijn, doet niets af aan de conclusie dat het niet zonneklaar is dat het hier gaat om een “gewone” cliënt, waarvan duidelijk is dat onderzoek naar de berichten in het kader van de waarheidsvinding niets zal opleveren.”
De rechtbank heeft het beklag deels gegrond en deels ongegrond verklaard. De beschikking van de rechtbank van 16 november 2023 houdt onder meer in:
“Toetsingskader
Uit regelgeving en jurisprudentie kan het volgende juridische toetsingskader worden afgeleid.
(...)
Onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan, ongeacht een gerechtvaardigd beroep op het verschoningsrecht, het belang van de waarheidsvinding meebrengen dat het verbod van artikel 98, eerste lid Sv, wordt geschonden (HR 14 oktober 1986, NJ 1987/490 en HR 30 november 1999, NJ 2002/438). Het is dan in eerste instantie aan de rechter-commissaris om te oordelen of dergelijke brieven of andere geschriften in zodanig verband staan met de desbetreffende feiten dat zij kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. De inbreuk op het verschoningsrecht mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor het aan het licht brengen van de waarheid van dat feit. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beoordeling hiervan zijn de vraag of het gaat om een verdenking jegens de verschoningsgerechtigde, de aard en zwaarte van de verdenking, de aard en omvang van de gegevens en de vraag in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen.
Beoordeling
Klager heeft de leider van een crimineel samenwerkingsverband bijgestaan als advocaat. Tijdens het verblijf van die leider in de Extra Beveiligde Inrichting te Vught heeft klager zijn functie als advocaat misbruikt door berichten door te geven van die leider aan andere deelnemers aan het samenwerkingsverband en andersom, waardoor de criminele activiteiten van het samenwerkingsverband door konden blijven gaan ondanks de detentie van haar leider. Aldus heeft klager deelgenomen aan het criminele samenwerkingsverband en heeft hij daarin zelfs een sleutelrol vervuld. Daarvoor is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden.
Zoals overwogen in de tussenbeslissing van 10 oktober 2023 is de rechtbank, met de RC, van oordeel dat het bovenstaande een heel bijzondere omstandigheid oplevert. Op basis van de bestreden beslissing kon de rechtbank echter niet beoordelen of sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het verschoningsrecht van klager met betrekking tot de twee Signalberichten in kwestie moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding. Daarover merkt de RC in de bestreden beslissing immers slechts op: “'Dat het gaat om gegevens van verdachte die betrekking (kunnen) hebben op het feit waarvoor verdachte is veroordeeld en een ernstige verdenking jegens andere – nog niet veroordeelde – medeverdachten bestaat.” Daarom heeft de rechtbank bij tussenbeslissing van 10 oktober 2023 verzocht om een nadere concretisering in het licht van het onderzoek 26Mandel. De rechtbank wilde weten of het juist is dat de gesprekken dienen te worden gedeeld in het kader van onderzoek naar een bepaalde persoon of personen, die deel uit maakt of maken van dezelfde criminele organisatie, voor de deelname waaraan klager is veroordeeld en waaruit de RC dat afleidt.
Uit de door de RC verstrekte aanvulling op de bestreden beslissing blijkt dat in het onderzoek 26Mandel er nog andere verdachten zijn, die met de advocaat (de rechtbank begrijpt: klager) hebben samengewerkt om de strafbare feiten te plegen, in het bijzonder degenen aan wie verdachte (de rechtbank begrijpt: klager) boodschappen heeft doorgegeven die zien op het plegen van strafbare feiten. Hieruit maakt de rechtbank op dat de RC de berichten wil delen in het kader van onderzoek naar mededeelnemers aan dezelfde criminele organisatie, voor de deelname waaraan klager is veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit onderzoeksbelang, gelet op de aard en de zwaarte van de feiten waarop het onderzoek Mandel zich richt, zeer uitzonderlijke omstandigheden opleveren op grond waarvan het verschoningsrecht van klager moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding. Daarbij weegt de rechtbank mee dat niet is gebleken dat de betreffende informatie op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden verkregen.
Het voorgaande brengt echter niet met zich dat ten aanzien van alle berichten in de telefoon van klager zonder meer aangenomen kan worden dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het verschoningsrecht moet wijken voor de waarheidsvinding. Klager zal immers in het kader van zijn advocatenpraktijk contact hebben gehad met tal van cliënten over zaken die geen enkele relatie hebben met de feiten waarop het onderzoek Mandel zich richt. Ten aanzien van de hierop betrekking hebbende berichten dient het verschoningsrecht gewaarborgd te worden. Daarom is de rechtbank van oordeel dat voor het aannemen van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan ten aanzien van een bericht in de telefoon van klager het verschoningsrecht moet wijken voor de waarheidsvinding, sprake moet zijn van aanwijzingen dat het bericht niet ziet op een normale advocaat-cliënt relatie.
Gelet op hetgeen met betrekking tot de inhoud van het tweede Signalgesprek (de Hoge Raad begrijpt: het Signalbericht [gebruikersnaam 2] - [klager] ) door de RC in de aanvulling wordt opgemerkt, acht de rechtbank voldoende gemotiveerd dat sprake is van aanwijzingen dat dit gesprek niet ziet op een normale advocaat-cliënt relatie. De rechtbank zal het beklag dan ook ongegrond verklaren met betrekking tot het tweede Signalgesprek.
Met betrekking tot het eerste Signalgesprek (de Hoge Raad begrijpt: het Signalbericht [gebruikersnaam 1] - [klager] ) blijkt echter niet van aanwijzingen dat geen sprake is van een normale advocaat-cliënt relatie. Uit het eerste gesprek kan immers slechts worden afgeleid dat klager en zijn gesprekspartner proberen een ontmoeting te regelen, wat past in een normale advocaat-cliënt relatie. De rechtbank zal het beklag dan ook gegrond verklaren met betrekking tot het eerste Signalgesprek.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag:
- gegrond met betrekking tot het eerste Signalbericht ( [gebruikersnaam 1] - [klager] );
- ongegrond met betrekking tot het tweede Signalbericht ( [gebruikersnaam 2] - [klager] ).”
Op grond van artikel 218 Sv kan degene die uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding is verplicht, zich op zijn verschoningsrecht beroepen over hetgeen waarvan de wetenschap aan hem als zodanig is toevertrouwd. Aan dit verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in een juridische procedure aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Het verschoningsrecht ziet daarbij op de wetenschap die rechtstreeks verband houdt met de taakuitoefening van de verschoningsgerechtigde. Dit betekent dat een advocaat alleen een verschoningsrecht toekomt met betrekking tot de wetenschap die hij in de normale uitoefening van zijn beroep heeft verkregen, dat wil zeggen wat hem is toevertrouwd in het kader van zijn juridische dienstverlening aan een rechtzoekende die zich tot hem heeft gewend vanwege zijn hoedanigheid van advocaat. Algemeen uitgangspunt daarbij is dat het voor een beroep op het verschoningsrecht niet van belang is of de informatie waar het om gaat zich al dan niet bij de verschoningsgerechtigde zelf bevindt. (Vgl. onder meer HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375.)
Het verschoningsrecht van onder meer de advocaat is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd in de normale uitoefening van zijn beroep – zwaarder moet wegen dan het verschoningsrecht. De vraag of zich zo uitzonderlijke omstandigheden voordoen laat zich niet in het algemeen beantwoorden. Voor het oordeel dat van zeer uitzonderlijke omstandigheden – en dus van een uitzondering op de hoofdregel met betrekking tot het verschoningsrecht – sprake is, gelden zware motiveringseisen. (Vgl. HR 30 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5665.)
Daarbij komt in een geval als dit betekenis toe aan de aard en de ernst van het strafbaar feit waarvan het vermoeden bestaat dat het is begaan, de aard en de inhoud van het materiaal waarover zich het verschoningsrecht uitstrekt in verband met het belang dat door het verschoningsrecht wordt gediend, de mate waarin de betrokken belangen van de cliënt worden geschaad als het verschoningsrecht wordt doorbroken en de omstandigheid dat de gegevens niet op een andere manier kunnen worden verkregen (vgl. onder meer HR 27 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1369 en HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1205).
Wat betreft het belang van de waarheidsvinding geldt als beoordelingsmaatstaf of de betreffende gegevens redelijkerwijs in een zodanig direct verband staan met het strafbare feit waarvan het vermoeden bestaat dat dit is begaan, dat deze gegevens kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen (vgl. HR 30 oktober 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD7280).
De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoeksbelang in deze zaak, gelet op de aard en de zwaarte van de feiten waarop het onderzoek Mandel zich richt, zeer uitzonderlijke omstandigheden kan opleveren op grond waarvan het verschoningsrecht van de klager moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding. De rechtbank heeft vervolgens het klaagschrift gegrond verklaard met betrekking tot het “Signalbericht ( [gebruikersnaam 1] - [klager] )”, omdat naar het oordeel van de rechtbank niet blijkt “van aanwijzingen dat geen sprake is van een normale advocaat-cliënt relatie”.
De rechtbank heeft bij haar beoordeling het juiste toetsingskader vooropgesteld, maar zij heeft dit kader niet juist toegepast. Nu de rechtbank tot uitgangspunt heeft genomen dat de Signalberichten onder het verschoningsrecht van de klager vallen en dat zich in deze zaak zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan het verschoningsrecht van de klager moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding, had de rechtbank moeten beoordelen of ook wat betreft het “Signalbericht ( [gebruikersnaam 1] - [klager] )” sprake is van gegevens die redelijkerwijs in een zodanig direct verband staan met het strafbare feit waarvan het vermoeden bestaat dat dit is begaan, dat deze gegevens kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, geldt niet daarnaast als vereiste dat aanwijzingen blijken dat het betreffende bericht geen verband houdt met “een normale advocaat-cliënt relatie”.
Het cassatiemiddel slaagt in zoverre. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep van de klager niet-ontvankelijk;
- vernietigt de beschikking van de rechtbank, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot gegrondverklaring van het klaagschrift ten aanzien van “het eerste Signalbericht ( [gebruikersnaam 1] - [klager] )”;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt behandeld en afgedaan;
- verwerpt het beroep van het openbaar ministerie voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2025.