Hoge Raad, 28-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:335, 22/01959
Hoge Raad, 28-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:335, 22/01959
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 februari 2025
- Datum publicatie
- 28 februari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:335
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:1289
- Zaaknummer
- 22/01959
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting; procesrecht; art. 2 Wet OB; internetveiling voor consumenten van door derde ondernemers aangeboden reizen, arrangementen en producten; gevolgen voor omzetbelasting bij niet-verzilvering winnende bod; betekenis vaststellingsovereenkomst voor grenzen van rechtsstrijd.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01959
Datum 28 februari 2025
ARREST
in de zaak van
de fiscale eenheid [X] C.S. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 april 2022, nr. 21/001651, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 18/4008) betreffende het door belanghebbende op aangifte voldane bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2016.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.F. Kijftenbelt en W. Gelderblom, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende is een fiscale eenheid in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).
Een van belanghebbende deel uitmakende vennootschap (hierna: de vennootschap) biedt via haar website een internetveiling voor consumenten aan. Die veiling houdt in dat de consument – na aanmelding op de website – kan bieden op door andere ondernemers aangeboden producten of diensten zoals reizen of arrangementen. Het gaat bijvoorbeeld om een verblijf in een hotel of bungalowpark, een bezoek aan een pretpark of een beauty & wellness centrum, of een avondje uit eten in een restaurant. Bij de bieding is vermeld op welke dag of dagen de desbetreffende dienst of het desbetreffende product beschikbaar is.
De hoogste bieder is de winnaar (hierna: de winnaar) van de geveilde dienst of het geveilde product (hierna tezamen: het product) en is gehouden daarvoor te betalen. De in dat kader tot stand gekomen overeenkomst kan door de winnaar niet worden geannuleerd of herroepen.
De winnaar moet de geboden prijs binnen vijf werkdagen aan de vennootschap betalen, vermeerderd met een bedrag aan administratiekosten. Na deze betaling ontvangt de winnaar van de vennootschap een digitale bon met een code (hierna: de bon). Met de bon kan het product worden geboekt of besteld op de website van de vennootschap (hierna ook: het verzilveren). Het verzilveren moet binnen een vooraf vastgestelde periode plaatsvinden en geschiedt op basis van beschikbaarheid van het product bij de aanbieder ervan. De door de vennootschap aan de winnaar verstrekte bon kan – voordat het verzilveren heeft plaatsgevonden – door de winnaar worden weggegeven of verkocht.
Als de winnaar het product tijdig heeft geboekt of besteld, dus tijdig heeft verzilverd, geeft de vennootschap de ondernemer die het product ter veiling aanbood, opdracht tot uitvoering van de prestatie. Volgens de tot de stukken van het geding behorende overeenkomst van opdracht tot het doen veilen en leveren van arrangementen en/of accommodaties en/of overige diensten en/of producten, gesloten tussen de vennootschap en de aanbieder van het product, veilt de vennootschap op eigen naam op haar platform de producten en levert de aanbieder het product namens en op verzoek van de vennootschap aan de winnaar. Tussen de vennootschap en de aanbieder is overeengekomen dat de vennootschap na het verzilveren van het product het tussen de vennootschap en de aanbieder voor het product overeengekomen bedrag aan die aanbieder betaalt. Daartoe stuurt de vennootschap die aanbieder maandelijks achteraf een ‘selfbilling’ factuur, inclusief de door die aanbieder af te dragen omzetbelasting, voor het aantal boekingen of bestellingen dat winnaars in de verstreken maand bij de desbetreffende aanbieder hebben gemaakt of gedaan, per boeking of bestelling vermenigvuldigd met het tussen de vennootschap en de aanbieder overeengekomen bedrag.
Als het product niet of niet tijdig is geboekt of besteld, dus als de bon niet is verzilverd (door partijen aangeduid als no show of non-redemption), heeft de winnaar geen recht op terugbetaling van het aan de vennootschap betaalde bedrag. In die gevallen ontvangt de aanbieder geen uitbetaling van de vennootschap. Van alle bonnen wordt tussen de 4 en 16 procent niet verzilverd.
Met het oog op het vaststellen van de gevolgen voor de heffing van omzetbelasting van de hiervoor in 2.2 bedoelde veiling hebben de vennootschap en de Inspecteur in september 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: VSO1). VSO1 houdt, voor zover in cassatie van belang, in:
“3. Kwestie waarover overleg is gevoerd
Partijen verkeren over de volgende zaken in onzekerheid.
(…)
• Is belanghebbende in geval van de zogenoemde ‘no show’ btw verschuldigd over de van de consument ontvangen vergoeding?
(…)
4. Inhoud van de overeenkomst
(…)
Ter beëindiging van het hiervoor bedoelde geschil zijn partijen het volgende overeengekomen:
(…)
• Voor de duur van deze overeenkomst vormt ‘no show’ (niet verzilverde vouchers) een btw-prestatie. De vergoeding voor de ‘no show’ volgt de btw-behandeling van de achterliggende prestatie;
(…)
5. Geldigheidsduur van de overeenkomst
De overeenkomst geldt van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. De overeenkomst wordt na 31 december 2012 stilzwijgend verlengd.
(…)
Belanghebbende is van mening dat de discussie inzake de btw-gevolgen van de ‘no show’ kan worden gevoerd los van de ’aan en door' discussie. Het staat belanghebbende vrij, indien gewenst, na 31 december 2012 een bezwaarschrift in te dienen tegen de verschuldigde btw inzake de ‘no show’. Tijdens de eventuele bezwaarprocedure zal in nauw overleg met de Belastingdienst worden bekeken in hoeverre een zelfstandige discussie van dit onderwerp mogelijk is. Het staat belanghebbende vervolgens vrij de bezwaarprocedure voort te zetten dan wel het bezwaarschrift in te trekken.”
In december 2015 hebben de vennootschap en de Inspecteur een tweede vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: VSO2). VSO2 houdt, voor zover in cassatie van belang, in:
“2. Omschrijving van het geschil/de onzekerheid:
De kwesties waarover partijen een vaststellingsovereenkomst wensen aan te gaan, betreffen:
(…)
4. het maken van afspraken voor de periode vanaf 1 januari 2013 betreffende de bezwaren non-redemption.
3. Overleg en correspondentie:
Aan de totstandkoming van deze overeenkomst is het volgende voorafgegaan:
de vennootschap] heeft bij brief van 31 mei 2013 (voor het eerst) pro forma bezwaar gemaakt tegen de voldoening op de btw-aangifte over het eerste kwartaal 2013. Dit bezwaar betreft de toepassing van de gewijzigde reisbureauregeling ingaande 1 april 2012. Bij de motivering van dit bezwaar van 31 juli 2013 is naast de toepassing van de reisbureauregeling voor de door [de vennootschap] verkochte overnachtingen (hotel/bungalow) en pakketreizen ook bezwaar gemaakt tegen de btw-behandeling van alle niet-ingewisselde vouchers (non-redemption) betreffende de verkochte productcategorieën zoals avondje uit, beauty & wellness, bungalowparken, dagje weg (bijv. pretparken, concerten), hotels, producten, restaurants en vakanties.
Voor de tijdvakken vanaf het tweede kwartaal 2013 heeft [de vennootschap] over dezelfde onderwerpen als bedoeld in onderdeel 3.1 eveneens bezwaarschriften ingediend tegen de voldoening op de betreffende btw-aangiften.
Naar aanleiding van de ingediende bezwaarschriften hebben partijen meerdere besprekingen gevoerd en correspondentie gewisseld, waaronder de laatste bespreking van 22 juni 2015. In deze bespreking hebben partijen de mogelijkheden van een totaalcompromis verkend over het onderwerp toepassing van de reisbureauregeling. Dit totaalcompromis betreft niet het afzien van bezwaar en/of beroep op het onderwerp non-redemption. Een procedureafspraak betreffende dit onderwerp non-redemption maakt echter wel deel uit van deze vaststellingsovereenkomst.
Met betrekking tot de door de klanten niet ingewisselde vouchers, verkregen bij de gewonnen veiling, is [de vennootschap] van oordeel dat zij in het geheel geen btw is verschuldigd.
(…)
4. Inhoud van de overeenkomst:
Partijen verbinden aan de hiervoor vermelde feiten de volgende fiscaalrechtelijke en civielrechtelijke gevolgen:
(…)
De ondertekening van deze overeenkomst geldt als de schriftelijke intrekking door [de vennootschap] van alle door haar ingediende bezwaarschriften tegen de voldoening op de btw-aangiften vanaf het eerste kwartaal 2013 tot en met het tweede kwartaal 2015.
De vennootschap] zal uiterlijk over het tweede kwartaal 2016 een nieuw bezwaarschrift indienen tegen de voldoening op de btw-aangifte betreffende de btw-behandeling van niet ingewisselde vouchers (non-redemption) betreffende de verkochte productcategorieën zoals avondje uit, beauty & wellness, bungalowparken, dagje weg (bijv. pretparken, concerten), hotels, producten, restaurants en vakanties. De uitkomst van deze onherroepelijk vaststaande bezwaar en/of beroepsprocedure over dit bezwaartijdvak zal [de Inspecteur] ambtshalve toepassen op de niet ingewisselde vouchers over alle tijdvakken vanaf 1 januari 2013. [De Inspecteur] houdt zich hierbij het recht voor om zich gezien de gesloten vaststellingsovereenkomst van 5 september 2012 op het standpunt te stellen dat [de vennootschap] sowieso geen btw-teruggaaf toekomt voor alle vóór 1 januari 2013 verkochte vouchers die naderhand niet worden ingewisseld. Eveneens zal [de Inspecteur] de uitkomst van de onherroepelijk vaststaande bezwaar en/of beroepsprocedure ambtshalve toepassen over alle tijdvakken gelegen na het tijdvak van bezwaar, zodat [de vennootschap] niet voor ieder tijdvak afzonderlijk bezwaar behoeft aan te tekenen. Bij het indienen van bezwaar verplicht [de vennootschap] zich dat de administratie vanaf 1 januari 2013 rondom de niet ingewisselde vouchers voor eventueel onderzoek door [de Inspecteur] beschikbaar wordt gehouden.
(…)”
Belanghebbende heeft op aangifte over het eerste kwartaal van 2016 omzetbelasting voldaan ter zake van het totaal van de bedragen die zij gedurende dit tijdvak naar aanleiding van de hiervoor in 2.2 bedoelde internetveilingen van consumenten heeft ontvangen. Tegen het op aangifte voldane bedrag heeft zij bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf van omzetbelasting. Zij stelt zich wat betreft de niet-verzilverde bonnen op het standpunt dat zij geen belastbare prestaties heeft verricht en dat zij daarom geen omzetbelasting is verschuldigd.