Home

Hoge Raad, 28-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:338, 23/02235

Hoge Raad, 28-02-2025, ECLI:NL:HR:2025:338, 23/02235

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 februari 2025
Datum publicatie
28 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:338
Formele relaties
Zaaknummer
23/02235

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/02235

Datum 28 februari 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE SÚDWEST FRYSLÂN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 mei 2023, nr. BK-ARN 22/002431, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 21/512) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door C. Atema, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest Fryslân, vertegenwoordigd door [P1] en [P2], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing