Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3951, 22/00243

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3951, 22/00243

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 mei 2023
Datum publicatie
19 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:3951
Zaaknummer
22/00243
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 22/00243

uitspraakdatum: 9 mei 2023

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 december 2021, nummer LEE 21/512, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Súdwest-Frylân (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 14 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand van die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 147.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 206,68.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 144.000.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 december 2021 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2023 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. C. Atema als gemachtigde van belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam1] en [naam2] .

2 De vaststaande feiten

2.1.

De onroerende zaak is een in 1900 gebouwde tussenwoning met een overkapping/luifel, twee dakkapellen en een in 2015 gebouwde vrijstaande berging/schuur. De woning heeft een inhoud van 250 m³ en de kavel heeft een oppervlakte van 89 m².

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de waarde van de onroerende zaak tot € 143.000.

3.3.

De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing