Hoge Raad, 07-03-2025, ECLI:NL:HR:2025:364, 24/02402
Hoge Raad, 07-03-2025, ECLI:NL:HR:2025:364, 24/02402
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 maart 2025
- Datum publicatie
- 7 maart 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:364
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2024:1712
- Zaaknummer
- 24/02402
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/02402
Datum 7 maart 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 mei 2024, nrs. 22/2373 tot en met 22/23751, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 20/4973, HAA 20/4976 en HAA 20/4268) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2016 en 2017 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en beschikkingen inzake belastingrente, de voor die jaren opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, alsmede verzoeken om ambtshalve vermindering van deze aanslagen en beschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door L.M. Lalji, advocaat te Amsterdam, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak schriftelijk doen toelichten door L.M. Lalji voornoemd.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.