Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-05-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1712, 22/2373 tot en met 22/2375

Gerechtshof Amsterdam, 14-05-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1712, 22/2373 tot en met 22/2375

cassatie ingesteld (rolnr HR: 24/02402)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 mei 2024
Datum publicatie
26 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1712
Formele relaties
Zaaknummer
22/2373 tot en met 22/2375
Relevante informatie
Art. 8:29 Awb, Art. 55 AWR, Art. 8:7 Awb, Art. 7:1a Awb, Art. 67a AWR, Art. 9 AWR

Inhoudsindicatie

Vereiste aangifte is niet gedaan. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting van inkomen uit glazenwasserij en hennepkwekerij.

Uitspraak

kenmerken 22/2373 tot en met 22/2375

14 mei 2024

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. L.M. Lalji)

tegen de uitspraak van 6 oktober 2022 in de zaak met kenmerken HAA 20/4973, HAA 20/4976 en HAA 20/4268 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

(Belastingjaar 2016)

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 17 april 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 603.764. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur bij beschikking belanghebbende een verzuimboete van € 369 opgelegd.

1.1.2.

Verder heeft de inspecteur met dagtekening 17 april 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (zvw) opgelegd. Het toegepaste maximum bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 52.763.

1.1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt.

1.1.4.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en heeft het bezwaarschrift tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen. De inspecteur is aan het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag ib/pvv gedeeltelijk tegemoet gekomen. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is nader vastgesteld op € 525.934. De verzuimboete is in stand gelaten.

1.1.5.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

(Belastingjaar 2017)

1.2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 augustus 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag ib/pvv opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 507.518 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 0. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur bij beschikking belanghebbende een verzuimboete van € 369 opgelegd.

1.2.2.

Verder heeft de inspecteur met dagtekening 28 augustus 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag zvw opgelegd. Het toegepaste maximum bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 53.701.

1.2.3.

Belanghebbende heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt.

1.2.4.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en heeft het bezwaarschrift tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen. De inspecteur is aan het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag ib/pvv gedeeltelijk tegemoet gekomen. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is nader vastgesteld op € 454.453 en er is een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vastgesteld van € 981. De verzuimboete is in stand gelaten.

1.2.5.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

(beide belastingjaren)

1.3.

Bij uitspraak van 6 oktober 2022 heeft de rechtbank als volgt beslist:

“De rechtbank:

-

verklaart de beroepen ongegrond;

-

vermindert de boete 2016 tot een bedrag van € 313,65;

-

vermindert de boete 2017 tot een bedrag van € 313,65.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 20 oktober 2022 hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft op 24 januari 2023 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van de inspecteur en van de zijde van belanghebbende zijn nadere stukken overgelegd.

1.5.

Bij brief van 21 juni 2023 heeft de inspecteur bijlagen overgelegd; van bijlagen 36 en 37 zijn een geschoonde en een ongeschoonde versie overgelegd. De inspecteur heeft ter zake van de geschoonde versie van de stukken op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek tot beperkte kennisneming gedaan. Daarop heeft de vijfde meervoudige belastingkamer van het Hof de zaak voor behandeling van dat verzoek verwezen naar de zevende enkelvoudige kamer (hierna: geheimhoudingskamer).

1.6.

Op 21 november 2023 heeft het Hof tussenuitspraak gedaan op het verzoek van de inspecteur tot beperkte kennisneming van gedeelten van de nader overgelegde stukken. Een proces-verbaal van deze uitspraak is op 4 december 2023 aan partijen toegezonden.

1.7.

Bij brief van 7 december 2023 heeft de inspecteur gereageerd op de tussenuitspraak en, met inachtneming van die uitspraak, nadere stukken overgelegd. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de door het Hof geboden mogelijkheid schriftelijk op deze stukken te reageren. Belanghebbende heeft erin toegestemd dat het Hof uitspraak doet op de grondslag van de stukken waarvoor de beperkte kennisneming geldt.

1.8.

Belanghebbende heeft in zijn nader stuk van 12 januari 2024 het Hof verzocht om de heer [A] (controlemedewerker van de Belastingdienst) als getuige op te roepen en heeft om uitstel van de zitting verzocht. In reactie daarop heeft de inspecteur het Hof laten weten dat de heer [A] naar de zitting zou meekomen. Het verzoek om uitstel van de zitting heeft het Hof afgewezen (zie ook 5.1. e.v.).

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat (voorafgaand aan de nadere zitting van 26 maart 2024) in het digitale dossier is geplaatst.

1.10.

Belanghebbende heeft na de zitting van 23 januari 2024 in een brief (met bijlagen) van 26 januari 2024 het Hof verzocht deze brief (aangaande correspondentie omtrent een (gestelde) afspraak tussen [A] en belanghebbende) alsnog te mogen indienen. Bij de brief was een reactie van de inspecteur gevoegd. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek daarvoor heropend en de desbetreffende stukken aan het dossier toegevoegd.

1.11.

Bij brief van 6 februari 2024 heeft het Hof partijen meegedeeld dat slechts is heropend vanwege het (ongevraagd) nader ingediende stuk en dat geen nadere zitting zou plaatsvinden, tenzij een van de partijen daar tijdig om zou verzoeken onder vermelding van het doel van de nieuwe zitting. Belanghebbende heeft tijdig verzocht om een nadere zitting en een toelichting gegeven. Omdat het belanghebbendes doel van de te houden zitting over de brief van 26 januari 2024 niet duidelijk was, heeft de griffier op 20 februari 2024 telefonisch contact gehad met de gemachtigde van belanghebbende en hem voorgehouden dat de heropening enkel plaatsvindt vanwege de brief van 26 januari 2024 van de gemachtigde en dat de inspecteur daarop reeds had gereageerd. De gemachtigde gaf te kennen dat hij niettemin een zitting wenste om nadere toelichting te kunnen geven en de verdere reactie van de inspecteur te vernemen. Het Hof heeft partijen daarop uitgenodigd voor een nadere zitting op 26 maart 2024.

1.12.

Belanghebbende heeft op 15 maart 2024 nadere stukken ingediend.

1.13.

Op 26 maart 2024 heeft de nadere zitting plaatsgevonden. Van het verhandelde te dezer zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.14.

Belanghebbende heeft na sluiting van het onderzoek – op 3 april 2024 – nog een nader stuk ingediend. Het Hof ziet in de inhoud hiervan geen aanleiding tot heropening van het onderzoek en heeft het stuk retour gezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiser werkte in 2016 en 2017 als glazenwasser en deed dat als ondernemer onder de naam ‘ [bedrijf] ’ en tevens (passief) als firmant in ‘De vriendelijke glazenwasser’.

2. Geheel 2016 en 2017 was eiser, blijkens de gegevens uit de Basisregistratie personen, woonachtig aan de [A-straat] te [plaats 1] . Vanaf 24 april 2018 tot 18 juni 2020 was eiser, eveneens blijkens de gegevens uit de Basisregistratie personen, woonachtig aan de [B-straat] in [plaats 2] .

3. Op 10 april 2017 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV van de jaren 2012 tot en met 2015 en de aangiften omzetbelasting van het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015. Later zijn daar ook de jaren 2016 en 2017 voor de IB/PVV aan toegevoegd. De datum van het concept-controlerapport is 2 november 2018. Namens eiser heeft zijn boekhouder hierop gereageerd met een brief van 14 januari 2019. De brief vermeldt, voor zover belang, het volgende:

“Met betrekking tot het controlerapport inzake onze client [eiser] (…) gedateerd 2 november 2018 hebben wij de onderstaande opmerkingen, welke wij tevens zien als zijnde een bezwaar.

Het controlerapport heeft, zoals vermeld onder punt 1-1 betrekking op de jaren 2012 t/m 2016 voor wat betreft de Inkomstenbelasting en de jaren 2012 t/m 2017 voor wat betreft de Omzetbelasting. In dit schrijven beperken wij ons tot het jaar 2015.

(…)

Zoals telefonisch reeds besproken zullen wij trachten om uiterlijk 4 februari 2019 onze bevindingen inzake 2016 en 2017 aan u te melden.

Dit schrijven handelt dus enkel en alleen maar over het jaar 2015. Indien niet uitdrukkelijk vermeld kunnen er geen conclusies over andere jaren uit worden getrokken worden.”

4. Op 28 februari 2019 is het definitieve controlerapport (hierna: het controlerapport) uitgebracht. In het controlerapport is het inkomen uit werk en woning van eiser voor 2016 bepaald op € 605.617 en is het inkomen uit werk en woning van eiser voor 2017 bepaald op € 507.518.

5. Op 12 december 2017 heeft de politie Noord-Holland op het toenmalige adres van eiser aan de [A-straat] te [plaats 1] een hennepkwekerij aangetroffen. De politie heeft in verband hiermee het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ opgesteld. Dit rapport betreft een onderzoek naar het door eiser wederrechtelijk verkregen voordeel uit de aangetroffen hennepkwekerij. Het rapport vermeldt, voor zover van belang:

Ontnemingsperiode

Van 1 januari 2015 tot 12 december 2017. Deze periode beslaat 153 weken. Dit is vastgesteld aan de hand van onder andere getuigenverhoren en productiedata van hennep gerelateerde goederen welke in de kwekerij werden aangetroffen.

(…)

(…)

Aantal kweekruimtes: 2

Vaststelling opbrengst per oogt in de 1e kweekruimte

Aangetroffen planten

In de 1e kweekruimte stonden 605 hennepplanten in potten.

Wij stelden dit vast door de hennepplanten te tellen.

De oppervlakte van de beplanting in de 1e kweekruimte was 36 m2.

Per m2 stonden er 17 hennepplanten.

Opbrengst hennep per plant

(…)

De opbrengst aan hennep per plant van de 1e kweekruimte is volgens de tabel minimaal 27,2 gram.

Opbrengst hennep per oogst

De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:

605 planten x 27,2 gram = 16,456 kilogram

Financiële opbrengst per oogst

De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraag dit minimaal EUR 4.070,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 16,456 kilogram x EUR 4.070,00 = EUR 66.975,92.

Vaststelling eerdere oogsten in de 1e kweekruimte

In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 14 reeds eerder gerealiseerde oogst(en) in de 1e kweekruimte. Uitgangspunt hierbij een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst.

Kostenberekening in de 1e kweekruimte

(…)

De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken (FPA) als volgt:

Afschrijvingskosten : EUR 400,00 (…)

Hennepstekken : EUR 2.305,05 (EUR 3,81 per stek/plant)

Variabele kosten : EUR 2.347,40 (EUR 3,88 per stek/plant)

Kosten knippers : EUR 127,05 (EUR 0,21 per stek/plant)

Totaal aan kosten : EUR 5.179,50

Vaststelling opbrengst per oogt in de 2e kweekruimte

Aangetroffen planten

In de 2e kweekruimte stonden 378 hennepplanten in potten.

Wij stelden dit vast door de hennepplanten te tellen.

De oppervlakte van de beplanting in de 2e kweekruimte was 19,4 m2.

Per m2 stonden er 20 hennepplanten.

Opbrengst hennep per plant

(…)

De opbrengst aan hennep per plant van de 2e kweekruimte is volgens de tabel minimaal 25,7 gram.

Opbrengst hennep per oogst

De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:

378 planten x 25,7 gram = 9,7146 kilogram

Financiële opbrengst per oogst

De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van Functioneel Parket Afpakken bedraag dit minimaal EUR 4.070,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 9,7146 kilogram x EUR 4.070,00 = EUR 39.538,42.

Vaststelling eerdere oogsten in de 2e kweekruimte

In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 14 reeds eerder gerealiseerde oogst(en) in de 2e kweekruimte. Uitgangspunt hierbij een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst.

Kostenberekening in de 2e kweekruimte

(…)

De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken (FPA) als volgt:

Afschrijvingskosten : EUR 250,00 (…)

Hennepstekken : EUR 1.440,18 (EUR 3,81 per stek/plant)

Variabele kosten : EUR 1.466,64 (EUR 3,88 per stek/plant)

Kosten knippers : EUR 79,38 (EUR 0,21 per stek/plant)

Totaal aan kosten : EUR 3.236,20

Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:

De 1e kweekruimte

Bruto opbrengst 14 oogst(en) x EUR 66975,92 EUR 937.662,88

Totale kosten 14 oogst(en) x EUR 5179,50 EUR -/- 72.513,00

De 2e kweekruimte

Bruto opbrengst 14 oogst(en) x EUR 39538,42 EUR 553.537,88

Totale kosten 14 oogst(en) x EUR 3236,20 EUR -/- 45.306,80

Wederrechtelijk verkregen voordeel EUR 1.373.380,96

6. In paragraaf 8.2 van het definitieve controlerapport is vermeld dat op basis van het hierboven genoemde ‘Rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij het met de hennepkwekerij behaalde voordeel in 2016 € 490.495 bedraagt, zijnde de bruto opbrengsten van € 532.570, verminderd met € 42.075 kosten en in 2017 € 392.396 bedraagt, zijnde de bruto opbrengsten van € 426.056, verminderd met € 33.660 kosten.

7. Op grond van het controlerapport en het ‘Rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ is verweerder er vanuit gegaan dat eiser € 490.495 aan netto-opbrengsten in het jaar 2016 heeft genoten en dat hij € 392.396 aan netto-opbrengsten in het jaar 2017 heeft genoten. Deze bedragen zijn later in de definitieve aanslagen van 2016 en 2017 als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) opgenomen.

8. Eiser is op 28 februari 2017 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2016. De uitnodiging is verstuurd naar het adres [A-straat] te [plaats 1] .

9. Op 28 april 2017 heeft de gemachtigde van eiser verzocht om uitstel voor het doen van aangifte voor het jaar 2016. Door verweerder is daarop uitstel verleend tot 1 september 2017.

10. Eiser is op 28 februari 2018 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2017. De uitnodiging is verstuurd naar het adres [A-straat] te [plaats 1] .

11. Op 28 april 2018 heeft de gemachtigde van eiser verzocht om uitstel voor het doen van aangifte voor het jaar 2017. Door verweerder is daarop uitstel verleend tot 1 september 2018.

12. Op 17 april 2019 zijn de onderhavige aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2016 aan eiser opgelegd. De aanslagen zijn verstuurd naar het adres [C-straat] te [plaats 2] . De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 603.764 en dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Saldo fiscale winstberekening € 141.143

Ondernemersaftrek € 9.436 -/-

€ 131.707

MKB-winstvrijstelling 14% € 18.438 -/-

Belastbare winst € 113.269

Netto resultaat uit werkzaamheden € 490.495 +

Inkomen box 1 € 603.764

13. Op 9 juli 2019 is door verweerder een brief ontvangen van eiser, waarin is vermeld:

“[eiser]

(…)

[C-straat]

(…) [plaats 2]

(…)

(…)

Betreft: geen ontvangst post

Geachte heer/mevrouw,

Graag verzoek ik u omdat ik geen of nauwelijks post ontvang deze te sturen naar mijn boekhouder, Randstad fiscaal

[D-straat]

Het betreft post van:

[bedrijf 1] bv

[bedrijf 2] bv

[bedrijf 3]

[X]

Op dit moment heb ik geen enkel zich op de situatie met de fiscus. In mijn portaal van de belastingdienst staat kennelijk lang niet alles. Kunt u alle stukken van de afgelopen 6 maanden daar heen sturen?

Met vriendelijke groet

[eiser]”

14. Op 28 augustus 2019 zijn de onderhavige aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2017 aan eiser opgelegd. De aanslagen zijn verstuurd naar het adres [C-straat] te [plaats 2] . De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 507.518 en dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Saldo fiscale winstberekening € 141.143

Ondernemersaftrek € 7.280 -/-

€ 133.863

MKB-winstvrijstelling 14% € 18.741 -/-

Belastbare winst € 115.122

Netto resultaat uit werkzaamheden € 392.396 +

Inkomen box 1 € 507.518

15. Op 25 september 2019 is door de gemachtigde van eiser pro forma bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2016. Op 9 december 2019 en 30 december 2019 heeft verweerder nadere gronden ontvangen inzake de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV en ZWV voor het jaar 2016. Bij de brief van 9 december 2019 is de hiervoor genoemde brief van 9 juli 2019 bijgevoegd.

16. Op 2 december 2019 is door de gemachtigde van eiser bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2017. Op 27 december 2019 heeft verweerder nadere gronden ontvangen inzake de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV en ZWV voor het jaar 2017. De brief van 9 juli 2019 is daarbij gevoegd.

17. Door eiser is op 7 februari 2020 alsnog een inkomensopstelling IB/PVV voor het jaar 2016 ingezonden, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 598, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 486 en een verzamelinkomen van € 1.084. Op dezelfde datum is eveneens voor het jaar 2017 alsnog een inkomensopstelling IB/PVV ingezonden naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 958, een inkomen uit sparen en beleggen van € 981 en een verzamelinkomen van € 23.

18. Op 26 juni 2020 heeft verweerder voor het jaar 2016 uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft het bezwaar tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Aan dit verzoek is hij gedeeltelijk tegemoet gekomen ten aanzien van de aanslag IB/PVV en de berekende belastingrente. De verzuimboete en de aanslag ZVW heeft verweerder in stand gelaten.

19. Op 30 juli 2020 heeft verweerder voor het jaar 2017 uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft het bezwaar tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Aan dit verzoek is hij gedeeltelijk tegemoet gekomen ten aanzien van de aanslag IB/PVV en de berekende belastingrente. De verzuimboete en de aanslag ZVW heeft verweerder in stand gelaten.

20. Op 21 augustus 2020 zijn de verminderingsbeschikkingen voor beide jaren aan eiser verstuurd. De verminderingsbeschikking voor het jaar 2016 bevat een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 525.934 en dat is als volgt opgebouwd: belastbare winst van € 64.774, plus netto resultaat uit werkzaamheden van € 452.114, plus ontvangen alimentatie van € 25.285, minus aandeel eigen woning van € 16.239. De belastingrentebeschikking is verminderd tot € 20.309. De verminderingsbeschikking voor het jaar 2017 bevat een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 455.434 en dat is als volgt opgebouwd: belastbare winst van € 59.508, plus netto resultaat uit werkzaamheden van € 392.396, plus ontvangen alimentatie van € 11.223, minus aandeel eigen woning van € 8.674. Daarnaast is een voordeel uit sparen en beleggen in aanmerking gekomen van € 981. De belastingrentebeschikking is verminderd tot € 11.651.

21. Eiser heeft ten aanzien van zowel het jaar 2016 als 2017 beroep ingesteld. De beroepschriften zijn gedagtekend 5 augustus 2020 (voor het jaar 2016) en 7 september 2020 (voor het jaar 2017) en op 6 augustus 2020 respectievelijk 8 september 2020 door de rechtbank ontvangen.

22. Op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) heeft verweerder op 27 september 2021 de officier van justitie verzocht om de uitspraak met betrekking tot de strafzaak en de ontnemingszaak van eiser. Deze uitspraken zijn door verweerder overgelegd in de onderhavige zaken. Eiser is op 11 augustus 2020 door de rechtbank Noord-Holland veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voor – kort samengevat en voor zover hier van belang – het in de periode van 29 september 2017 tot en met 12 december 2017 opzettelijk telen, in een pand aan de [A-straat] , van ongeveer 983 hennepplanten en voor het wegnemen van elektriciteit en water. De rechtbank Noord-Holland heeft tevens wettig en overtuigend bewezen geacht dat eiser verantwoordelijk was voor de in zijn huis aangetroffen hennepkwekerij en deze kwekerij in elk geval vanaf 1 januari 2015 tot 12 december 2017 in bedrijf moet zijn geweest. Op 8 september 2020 heeft de rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de ontnemingszaak van eiser. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is daarbij door de rechtbank vastgesteld op € 1.275.282,32.”

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en vult deze als volgt aan.

2.3.

In het controlerapport van 28 februari 2019 (zie onder 4 van de uitspraak van de rechtbank) is onder meer het volgende opgenomen:

“Privévermogensvergelijking

(…)

A.

Belastingplichtige heeft voor de jaren 2016 en 2017 voor de inkomstenbelasting geen aangifte gedaan en ook geen administratie ter beschikking van de Belastingdienst gesteld. Omdat ik daardoor te veel aannames moet doen, heb ik besloten om voor deze jaren geen vermogensvergelijking op te stellen.

(…)

8.2.

Resultaat overige werkzaamheden

(…)

Op 12 december 2017 heeft de politie Noord-Holland op het adres [A-straat]

te [plaats 1] (het woonadres van belastingplichtige) een in

werking zijnde hennepkwekerij (983 planten) aangetroffen en ontmanteld Daarmee

is een misdrijf, welke door de politie aan belastingplichtige wordt toegerekend, op

heterdaad ontdekt.

De hennepkwekerij is in twee uitgegraven verborgen ruimtes in de kelder

aangetroffen. Volgens de politie betrof het een zeer goed verstopte en vooral

professioneel aangelegde kwekerij. Verder bleek er ook sprake te zijn van diefstal

van water, stroom en gas.

Naar aanleiding van de aangetroffen en ontmantelde hennepkwekerij is door de

politie een rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij”

opgesteld.

Uit dat rapport kan worden opgemaakt dat:

- de kwekerij sinds 1 januari 2015 in gebruik is geweest;

- het uitgangspunt een gemiddelde kweekcyclus is van tien weken per oogst;

- er wordt uitgegaan van 14 reeds eerder gerealiseerde oogsten;

- de bruto-opbrengst per oogst € 106.514 (totaal € 1.491.196) bedraagt;

- de totale kosten per oogst € 8.415 (totaal € 117.810) bedragen; en

- de totale kosten netto-opbrengsten € 1.373.386 bedragen.

Voor wat betreft het wederrechtelijk verkregen voordeel sluit ik aan bij de door de

politie opgestelde berekening. Op basis van het rapport ‘berekening wederrechtelijk

verkregen voordeel hennepkwekerij” bereken ik de door belastingplichtige

gerealiseerde netto-opbrengsten als volgt:

Omschrijving 2015 2016 2017 Totaal

Aantal oogsten 5 5 4 14

Bruto-opbrengsten € 532.570 € 532.570 € 426.056 € 1.491.196

Kosten -€ 42.075 -€ 42,075 -€ 33.660 -€ 117.810

Netto-opbrengsten € 490.495 € 490.495 € 392.396 € 1.373.386

De met de hennepkwekerij verkregen netto-opbrengsten merk ik aan als resultaat

overige werkzaamheden.”

2.4.

De rechtbank Noord-Holland heeft op 11 augustus 2020, parketnummer 15-060357-18 vonnis gewezen in de strafrechtelijke zaak die tegen belanghebbende is aangespannen. Tegen deze uitspraak loopt hoger beroep. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbendes gemachtigde verklaard dat het Hof wel kan uitgaan van de juistheid van de weergave van de in deze bijlage genoemde processen-verbaal.

Deze weergave luidt voor zover van belang als volgt:

“Bijlage – De bewijsmiddelen

De hierna vermelde processen—verbaal zijn in de letterlijke vorm opgemaakt door personen die

daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit

of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.

(…)

Een (ongenummerd) proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2017 met

proces-verbaalnummer PL1100-2017210032-9. Dit proces-verbaal houdt — zakelijk

weergegeven —onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van een

verbalisant:

Op 12 december 20 17 stond ik buiten op straat en hield ik toezicht op de vernietiging van de

hennepplanten welke in de kwekerij waren aangetroffen. Tijdens deze bezigheden zag ik dat

een oudere man en vrouw aan kwamen lopen. Zij verklaarden aan mij, verbalisant, dat men

het al niet vertrouwde sinds de straat naast de woning in 2014 voor enkele maanden had

opengelegen. Zij verklaarden dat zij dagelijks langs de bewuste woning liepen of reden en

dat na 2014 de straat niet meer had opengelegen.

Een (ongenummerd) proces-verbaal van ‘buurtonderzoek’ van 18 december 2017 met

proces-verbaalnummer PLI100-2017210032-8. Di proces-verbaal houdt — zakelijk

weergegeven — onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van een

verbalisant:

[A-straat] [1] : Drie jaar gelden is het begonnen bij de buurman. [B] is toen

begonnen met verbouwen aan de achterzijde van zijn woning. Hij heeft toen ook het straatje

dat naar nummer [2] leidt opengebroken. Nadat het straatje weer dicht was heb ik met

[B] gesproken. Hij vertelde mij toen dat hij wel een heel ziekenhuis kon voorzien van

Stroom.

[A-straat] [3] Begin 2014 is onze buurman begonnen met verbouwen.

Tijdens zijn verbouwing heeft hij ook de straat links naast zijn woning open gemaakt. De

straat heeft ongeveer 6 maanden open gelegen. We hebben hier vaak een lichte henneplucht

geroken. Afgelopen zomer roken wij de henneplucht het sterkst. Ik zie vaak ‘rare’ auto’s en

daarbij ook ‘rare’ mensen. Er wordt dan wel eens een auto achteruit bijna in de garage gereden. Er wordt dan vervolgens iets in en uit deze auto geladen.

Een (ongenummerd) proces-verbaal van ‘indicatoren eerdere oogsten’ van 21 december

2017 met proces-verbaalnummer PL1100-2017210032-12. Dit proces-verbaal houdt —

zakelijk weergegeven onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen

van verbalisanten:

Wij verbalisanten, troffen omstandigheden aan die duiden op een of meer eerdere

opbrengsten uit de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij.

Wij stelden het volgende naar onderzoek vast:

BEVINDINGEN FRAUDESPECIALIST LIANDER

Wij hoorden de fraudespecialist het volgende verklaren:” Er is een illegale kabel

aangebracht op de kabelmof, hierdoor wordt direct stroom afgenomen van het net. Om

hetgeen waterdicht te maken, is er twee componenten hars gebruikt. De verpakking van deze

twee componenten hars, lag bij de mof. Wij verbalisanten zagen dat er op de verpakking bij

de mof stond: ‘use before’ 19-12-2014. Naar aanleiding van de verklaring van de

fraudespecialist, is het niet aannemelijk dat de twee componenten hars, ver na 2014 zijn

gebruikt. Het jaartal sluit tevens aan op de verklaringen van de buurtbewoners.

PRODUCTIEDATA

Op meerdere elektrasnoeren. kweekmateriaal en een houten houwplaat aan het begin van

kweekruimte A. werden productiedata aangetroffen. Opvallend was dat het meeste materiaal

in 2012 was geproduceerd.

GEBRUIKT MATERIAAL

Wij kunnen concluderen dat de aangetroffen en reeds gebruikte assimilatielampen in

augustus 2013 zijn geproduceerd.

KOOLSTOFFILTERS

Wij zagen dat het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Het is aannemelijk dat de

vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de

kwekerij waren bevestigd. Wij zagen in de open kelder, een nieuwe koolstoffilter in een doos

staan. Wij zagen dat in kweekruimte A een vervuilde koolstoffilter in een blauwe zak stond.

Het is aannemelijk dat de koolstoffilter vervangen zou gaan worden. Een koolstoffilter gaat

gemiddeld vijf oogsten mee. De egale vervuiling van voorwerpen en het filterdoek treedt pas

na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van

het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging

van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op deze voorwerpen en het

filterdoek terecht.

ISOLATIESCHUIM

In de kweekruimtes was gebruik gemaakt van isolatieschuim om kieren en gaten dicht te

maken. Dit schuim verkleurt onder invloed van licht van de assimilatielampen. Door

een stukje uit het schuim te breken werd de oorspronkelijke, lichtere, kleur zichtbaar.

VERVUILDE GOEDEREN

Het is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat personen, welke verdacht worden van

betrokkenheid bij een hennepkwekerij vaak verklaren dat benodigde goederen voor een

hennepkwekerij tweedehands en vervuild aangekocht zijn. Echter wordt in dit proces-verhaal

met vervuiling bedoelt de egale vervuiling, zonder verstoring, waardoor vastgesteld kan

worden dat deze vervuiling heeft plaatsgevonden in de aangetroffen kwekerij, aangezien bij

verplaatsing van reeds bestofte goederen, deze stoflaag beschadigd zal raken.

Daarnaast kunnen wij, verbalisanten, met onze ervaring van eerdere ontmantelingen van

hennepkwekerijen, concluderen dat de aangetroffen hennepkwekerij, een extreem geval was

qua vervuiling. Zowel de ruimtes als het materiaal en aangetroffen apparatuur waren extreem

vervuild. De metalen ventilatoren waren extreem verroest. Daarnaast zagen wij dat meerdere

transformatoren aan de buitenkant, begonnen te oxideren.”

Tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 september 2020 inzake ontneming, parketnummer 15-060357-18, loopt eveneens een hoger beroep van belanghebbende.

2.5.

Belanghebbende heeft bij zijn nader stuk van 7 december 2022 de volgende vermogensvergelijking (productie 19) opgemaakt door [C] RA Bc overgelegd.

Hierin is, voor zover van belang, vermeld:

“Vermogensvergelijking 1 januari 2016 1 januari 2017

Eigen woning* 881.000 881.000

Hypotheek -881.000 -881.000

*de woning is 50/50 eigendom in zowel bezit als schuld. Ex-partner betaald mee aan woninglasten (hypotheek) via alimentatie

Bankrekeningen:

[rekeningnummer 1]

[rekeningnummer 2] (volgens aangiften) - [0000]

[rekeningnummer 3] (volgens aangiften) [0000]

[verzekering bedrijf ]

[0000] (volgens aangiften) - -

Overige (volgens aangiften) - -

Contanten in eigen bezit**

Opgenomen gelden/leningen - -

Waarde auto (restauratie- hobby)

meer opbrengst - -

Leningen op rechtspersonen 250.000 250.000

*** via [bedrijf 1] BV in lening verstrekt voor verbouwing in [bedrijf 2] BV. Ref rapport 3.4.3

Overige schulden (volgens aangiften) - 0

Ondernemingsvermogen

Glazenwasserij *** -61.715 -39.881

*** betreft vermogen na winsttoerekening

subtotaal 225.871 270.114

Resultaat WUO 2012

Resultaat WUO 2013

Resultaat WUO 2014

Resultaat WUO 2015

Resultaat WUO 2016 26.858

Resultaat WUO 2017 16.253

Uitbetaalde heffingskortingen

Eindvermogen per 31 December: 252.729 286.367

Inkomen prive: (vermogen begin minus

vermogen eind) 12.659 33.638

Verantwoorden middels WUO -26.858 -16.253

Inkomende stortingen prive 5.024 13.733

(afstortingen omzet)

Alimentatie ontvangsten/verrekeningen -16.239 -8.674

Overige nader te duiden inkomensbronnen: -11.235 5.059

De volgens de inspecteur gestelde nader te duiden inkomensbronnen zijn (netto-privé)

- -

Deze zijn voor de jaren 2016 en 2017 niet bepaald door de inspecteur in het controle rapport

als gevolg het niet ter beschikking hebben van de gegevens voor deze jaren ten gevolge van

het nog niet hebben gedaan van aangifte bij opstellen van het controlerapport.

Verschil tussen alternatieve vermogens vergelijking en controle rapport (stelling inspecteur hanteert meer verzwegen inkomen - meer negatieve uitkomsten van vergelijking)

-11.215 5.059

2.6.

Belanghebbende heeft bij zijn nader stuk van 7 december 2022 een “Uiteenzetting urenbesteding [X] indicatief” (productie 20) opgemaakt door [C] RA Bc overgelegd. Hierin is het volgende vermeld:

Uiteenzetting urenbesteding heer [X] indicatief.

1. De standaard norm voor het aantal te besteden uren wordt afgeleid van het aantal weken in een jaar onder aftrek van vakantie en weekenden met een standaard van 8 uren per dag. Vakantiedagen zijn bij een werkweek van 40 uren vastgesteld op tenminste 20 dagen. Daarnaast wordt nog rekening gehouden met de feestdagen: nieuwjaarsdag, paasmaandag, pinkstermaandag, Hemelvaartsdag, goede vrijdag, 2de kerstdag. Dit resulteert in het volgende:

Basis: 52 weken x 7 dagen 364 dagen

Af:

Feestdagen 6 dagen

Weekenden (52 x 2 dagen) 104 dagen

Vakantiedagen 20 dagen

Werkzame dagen 234 dagen

Voor de fiscale berekening van een kilometervergoeding wordt gerekend met 214 dagen. Hierbij wordt ook nog verwachte ziekte meegenomen en standaard 5 ADV dagen.

Opmerkingen:

- ADV en ziekte bestaan/kunnen niet voor een zelfstandige bestaan i.v.m. directe

inkomensafhankelijkheid.

-Weekenden worden vaak deels opgeofferd om additioneel inkomen te genereren.

- Vakantie wordt meestal beperkt door zelfstandigen tot 10 dagen.

Op basis van bovenstaande opmerkingen kan derhalve worden uitgegaan van een aantal dagen van 234, welke in werkelijkheid hoger zullen zijn (circa 300 dagen).

2. Op grond van 234 dagen en 8 werkzame uren per dag, waarbij een zelfstandige vaak meer uren besteed voor reistijd, administratie etc, dan de feitelijke 8. . Het aantal uren in totaal voor een werkzaam jaar zijn derhalve te stellen op 1.872 uren (bij 300 dagen is dit 2.400 uren).

3. In een voorgaande calculatie is uitgegaan van een tarief per uur om een bepaald aantal uren te draaien. Hierbij werd uitgegaan van een glazenwassers tarief als gangbaar was/is in de markt voor particuliere glasbewassing met een emmer en een ladder. Dit is rond de EUR 30 tot EUR 35 per uur. Echter bij het hanteren van diverse apparatuur om het werk te verlichten en zakelijke klanten, kan dit tarief variëren van EUR 40 tot EUR 60 per uur exclusief BTW. Apparatuur die het werk verlicht zijn het hanteren van een tukkerinstallatie met een Osmosewatertank. (Blijkt uit het controlerapport van de inspecteur betreffende BTW dat dit aanwezig is).

4. Berekenend naar de omzet levert dit het volgende beeld op voor de periode 2012

tot en met 2017

5. De Glazenwasserij heeft geen personeel in dienst en werkt met inhuur derden tegen een

marktconform tarief. Dit is afhankelijk van het ziektebeeld, waarbij experts het aannemelijk lijkt dat zwaar fysiek werk niet mogelijk is. Echter als genoemd onder punt 3 is binnen de glazenwasserij apparatuur aanwezig, welke het werk verlicht.

6. Uren en hennepkwekerij volgend uit bestudering van de FPA 2005/2010 en 2016. Leidden tot de volgende inzichten:

- het knippen van planten (pagina 41) — geeft aan dat per uur zes planten geknipt kunnen worden. Dit is in basis niet aangepast in de latere versies FPA. Dit houdt dus in dat bij een geprognotiseerde oogst van 983 planten Het knippen van planten 160,5 uren zou betreffen. (963/6) Dit keer het aantal oogsten per jaar volgens het politierapport van 7 geeft een totale uurbesteding van 1.123,5 uren per jaar enkel voor het knippen. Dit is in geval hij het alleen zou doen. Echter als eerder gesteld is nooit vastgesteld, anders dan diefstal van electra waaraan deze teelt wordt gelinkt door de fiscus. Dit zou inhouden dat, naast de gerealiseerde omzet zou leiden tot een significante urenbesteding. Tevens zou de oogst in dit geval verloren gaan, omdat 1 oogst vier weker knippen is.

- verder wordt niet ingegaan op de handelingen van het opzetten en het monitoren van een oogst. Rekening houden met het inkopen van stekken of zelf maken van stekken of zaadjes planten is dit niet te verwaarlozen. Echter hier is niet veel informatie over te vinden Wel dat het een secure taak is. Kortom moeilijk te bepalen. Maar het stekken van een plant is ongeveer 1 minuut voor het feitelijk maken van de stek (selectie, snijden en planten), 1 minuut voor het wegzetten, en dagelijkse controle van circa 2 minuten voor diverse waarden van de grond, water, etc (Libelle, […] etc). Voor het zetten van zaadjes is een vergelijkbaar protocol (kopen in ontkiemzakje) en wordt het beperkt enkel de 1 minuut van wegzetten en de dagelijkse controle. Nu is hier een synergie in te maken en ga ik uit van 2 minuten per stek/zaadje per oogst om te maken. Dit zou voor het inregelen van de oogst een totaal urenbesteding geven van 7*963*2 = 13.482 minuten per jaar  is 224,70 uren.

• per dag moet een controle plaatsvinden op diverse waarden van water, bemesting, temperatuur,

CO2 waarden etc. Dit zijn kwekersuren. Wederom, wordt hier weinig over bekend gemaakt, maar

in “de wandelgangen” kun je rekenen op een 30 minuten controle voor een dergelijke omvangrijke

oogsthoeveelheid per dag. Daarnaast per week circa 1,5 - 2,5 uur aan onderhoud (lampen, CO2,

voeding, verversing etc). Bij elkaar geeft dit per week een besteding van circa (voorzichtigheidshalve) 2 + 6 x 0.5 = 5 uur. Voor een kweekcyclus van 9 weken (FPA) geeft dit 9 x 5

voor 7 oogsten per jaar een totaal van 315 uren.

o Het inregelen en schoonmaken van een plantage kost eveneens tijd die in acht moet

worden genomen. Ook hier wordt geen rekening mee gehouden in het algemeen. Ook hier

is beperkt tot geen informatie over bekend, maar betreft het geheel schoonvegen van de hokken, vervanging van lampen, ventilatiefilters, energie units, plantbewatering, waterreservoirs etc. Wederom in de “wandelgangen” gaat het bij een dergelijke omvang snel om per oogst cyclus rekening te houden 2 dagen. Hier wordt niet gedacht aan de standaard 8 uur, maar voor de calculatie ga ik hier wel van uit. In totaal zou dit 7 x 16 = 112 uren per jaar kosten.

Resumerend houdt dit in dat naast het glazenwasserij bedrijf, waarbij reeds eerder is aangetoond

dat de heer [X] een hoger uurtarief hanteert dan volgens de markt als minimum wordt

aangemerkt, hij nog eens het volgende zou moeten spenderen per jaar aan het exploiteren van

een hennepkwekerij welke volledig operationeel is:

Inregelen teeltruimte(n) 112 uren

-Monitoren teeltvoortgang 315 uren

Opzetten teelt (inzaaien/stekken) 225 uren

-Knippen (zelf) van oogst 1.123 uren

Totaal per jaar hennepkwekerij 1.775 uren

7. Zouden de uren voor de hennepkwekerij en de uren voor de glazenwasserij bij elkaar worden gemaakt dan zou het volgende beeld ontstaan voor de jaren 2015, tot en met 2017

Hieruit is af te leiden, dat wanneer zowel een glazenwasserij als hennepteelt zou worden verricht op basis van het gestelde door belastingdienst er een tekort in beschikbare uren zou zijn van 203 uren per jaar.

Rekening houden met een reëel markttarief is de omzet als verantwoord in de jaarrekening en aangiften niet uitzonderlijk en/of afwijkend te noemen.

[C]

Financieel deskundige”

2.7.

Belanghebbende heeft bij zijn nader stuk van 7 december 2022 een “reactie op bijtelling hennepteelt” (productie 21) opgemaakt door [C] RA Bc overgelegd:

2.8.

Met dagtekening 26 mei 2023 is aan belanghebbende een verminderingsbeschikking ib/pvv voor het jaar 2017 opgelegd waarin ingevolge de Wet rechtsherstel box 3 is het inkomen uit sparen en beleggen verminderd naar € 82.

2.9.

In een nader stuk van de inspecteur van 21 juni 2023 is omtrent de verzending van de aanmaningen het volgende vermeld:

“Dat de aanmaningen voor het jaar 2016 en 2017 daadwerkelijk aangeboden zijn

aan PostNL (en dus niet aan Sandd) blijkt overigens uit het volgende.

2016:

In de verzendrapportage is door de opsteller op de derde pagina de volgende zin opgenomen: ‘Met postbedrijf POSTNL heeft de Belastingdienst in het kalenderjaar 2017 contractueel vastgelegd dat partijen documenten van het soort als met RUNID £0039540 en generatienummer G137Q/1 worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.’.

De betreffende aanmaning tot het doen van aangifte is opgenomen in een partij documenten met RUNID N0269029 en GENNO 01371, totaal 66.020 stuks. De partij documenten met RUNID N0269029 is vervolgens samengevoegd in een samengestelde partij documenten met RUNID S0039540 totaal 67 303 stuks

Onder het kopje “SAP/ZP05” in de verzendrapportage is te zien dat de documenten met “Verkooporder” 7005014470, “Bestelnummer” S0039540-G-1370/1 en “Eindproduct” 901465 vallen onder de 48 Uurs verzending. Uit de rapportage blijkt dat deze stukken allen (67.303) tijdig en zonder problemen zijn aangeboden aan PostNL. Onder het kopje “SAP /VA03” valt te zien dat de status is “volledig beleverd”.

Sedert 2016 en ook gedurende geheel 2017 nog (wegens verlenging) had de Belastingdienst zowel een contract net PostNL als met Sandd. PostNL diende binnen maximaal 48 uur te bezorgen (perceel 1A 24 uur, perceel 1B 48 uur),

Sandd binnen 72 uur. Dit blijkt uit bijlage 36 — 8:29 (PostNL) en bijlage 37

8:29 (Sandd). Uitsluitend u als bestuursrechter mag kennisnemen van (de inhoud van) deze stukken, zodat ik ze ter beperkte kennisneming verstrek onder toepassing artikel 8:29 AWB. De reden hiervoor is dat het commerciële contracten betreft tussen de Belastingdienst als civielrechtelijke partij enerzijds en de postbezorgers anderzijds.

Nu de betreffende aanmaning middels de diverse nummers gevolgd kan worden in de verzendrapportage zodat blijkt dat deze valt onder 48 Uurs stukken en de verzending van 48 Uurs stukken gedurende 2017 slechts door PostNL werd verzorgd, kan het niet anders dan dat het stuk is meegegeven aan PostNL zoals in de verzendrapportage ook te lezen valt en ik mijn verweerschrift in hoger beroep ook reeds heb gesteld.

(…)

In de verzendrapportage ten aanzien van de aanmaning 2016 is ook sprake van een tweetal stuklopers. In de SAP dispositielijst (onder het kopje “SAP/ZP05”) is namelijk te lezen dat de partij met “Verkooporder” 7005014470, “Bestelnummer” S0039540-G1370/1 en

Eindproduct” 901465, twee stuklopers kende. De input bestond uit 67.303

stukken, het aantal stukken onder “Verkooporder hoeveelheid” inclusief de twee

stuklopers bedraagt 67,305 (67.143 + 160 + 2). De twee stuklopers zullen dus zijn hersteld en zijn vervolgens weer bij de partij bijgevoegd; uiteindelijk zijn aan PostNL 67.303 stukken aangeboden. Het totale gewicht van de verzonden partij bedraagt blijkens de afdrukken onder het kopje “SAP/VA03” 807.636 gram, dat komt exact overeen met 67.303 stukken * l2gram.

2017:

In de verzendrapportage is door de opsteller op de derde pagina de volgende zin opgenomen: ‘Met postbedrijfPOSTNL heeft de Belastingdienst in het kalenderjaar 2018 contractueel vastgelegd dat partijen documenten van het soort als met RUNID S0046163 en eindproductnummer 901465 worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.’.

De betreffende aanmaning tot het doen van aangifte is opgenomen in een partij documenten met RUNID N0311502 en (generatienummer) GENNO 01555, totaal 85.177 stuks. De partij documenten met RUNID N0311502 is vervolgens samengevoegd in een samengestelde partij documenten met RUNID S0046163 en eindproductnummer 901465, totaal 88.440 stuks.

Onder het kopje “SAP/ZP05” in de verzendrapportage is te zien dat de documenten met “Verkooporder” 7005029915, “Bestelnummer” S0046163 en “Eindproduct” 901465 vallen onder de 48 Uurs verzending. Uit de rapportage blijkt dat deze stukken allen (88.440 stuks) tijdig en zonder problemen zijn aangeboden aan PostNL. Onder het kopje “SAP /VA03” valt te zien dat de status is “volledig beleverd”,

Sedert 2016 en ook gedurende geheel 2018 nog (wegens verlenging) had de Belastingdienst zowel een contract met PostNL als met Sandd. PostNL diende binnen maximaal 48 uur te bezorgen (perceel 1A 24 uur, perceel 1B 48 uur), Sandd binnen 72 uur. Dit blijkt uit bijlage 36 — 8:29 (PostNL) en bijlage 378:29 (Sandd). Zoals hierboven reeds bij het jaar 2016 uiteengezet beroep ik me ten aanzien van deze stukken op artikel 8:29 AWB; uitsluitend u als

bestuursrechter mag kennisnemen van (de inhoud van) deze stukken.

Nu de betreffende aanmaning middels de diverse nummers gevolgd kan worden in de verzendrapportage zodat blijkt dat deze valt onder 48 Uurs stukken en de verzending van 48 Uurs stukken gedurende 2018 slechts door PostNL werd verzorgd, kan het niet anders dan dat het stuk is meegegeven aan PostNL zoals in de verzendrapportage ook te lezen valt en ik mijn verweerschrift in hoger beroep ook reeds heb gesteld.

De conclusie kan niet anders luiden dat zowel de aanmaning voor het jaar 2016 als de aanmaning voor het jaar 2017 ter post zijn bezorgd en dat dit met hetgeen in eerste aanleg en hoger beroep is gesteld, bij betwisting door belanghebbende, ook aannemelijk door mij is gemaakt. De conclusie kan niet anders luiden dan dat de aanmaningen zijn aangeboden aan PostNL.”

2.10.

Belanghebbende heeft aan de Belastingdienst verzocht om inzage in diens persoonsgegevens in de Fraude Signalering voorziening (FSV). Op 3 januari 2024 heeft de Belastingdienst een beslissing op het inzageverzoek persoonsgegevens gegeven. Belanghebbendes verzoek om inzage in de FSV is gedeeltelijk toegewezen. Het verzoek om inzage in het kader van projectcode 1043 is toegewezen (de persoonsgegevens van belanghebbende zijn niet in dat kader verwerkt) en het verzoek om inzage in met FSV vergelijkbare systemen zijn toegewezen (tot nu toe is niet vastgesteld dat er systemen of applicaties zijn die met FSV vergelijkbaar zijn).

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking (hierna ook: de FSV-procedure).

2.11.

In het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2024 is onder meer het volgende opgenomen:

“ [A] legt als getuige de belofte af.

De gemachtigde van belanghebbende:

Wanneer heeft u voor het eerst contact gehad met de politie inzake dit dossier?

[A] :

14 December 2017.

De gemachtigde van belanghebbende:

Kunt u bevestigen of u op 15 februari 2018 informatie heeft verkregen inzake dit dossier?

[A] :

Dat weet ik niet.

De gemachtigde van belanghebbende:

Bent u 14 maart 2018 aanwezig geweest bij een overleg met een verbalisant genaamd [D] ?

[A] :

Die datum kan ik niet bevestigen. Ik heb een gesprek gehad op bureau [plaats 3] met twee verbalisanten waaronder een verbalisant genaamd [D] .

De gemachtigde van belanghebbende:

Op 21 maart 2018 was u wederom bij een overleg met de verbalisanten.

[A] :

Ik ben eenmalig bij een overleg geweest met twee verbalisanten op bureau [plaats 3] . De datum van dat overleg kan ik me niet herinneren.

De gemachtigde van belanghebbende:

Bent u in verband met de verbalisanten op het woonadres van belanghebbende geweest?

[A] :

Ik ben nooit op het woonadres van belanghebbende geweest.

De gemachtigde van belanghebbende:

U heeft bevestigd dat u een gesprek met verbalisanten heeft gehad. Wat is in dat gesprek besproken?

[A] :

We hebben besproken wat de verbalisanten hebben aangetroffen, wat zij van die bevindingen vonden, wat de fiscale consequenties kunnen zijn. Dat is de kern van wat er is besproken.

De gemachtigde van belanghebbende:

U verklaart dat u in feite belangstelling had voor de mening van verbalisanten betreffende de fiscale consequenties.

[A] :

Nee, inzake de eventuele fiscale consequenties ben ik niet geïnteresseerd in hun mening. Verbalisanten hebben feiten geconstateerd. Ik probeer de fiscale consequenties van die feiten in te schatten.

De gemachtigde van belanghebbende:

Wat hebben ze gezegd te hebben gevonden?

[A] :

Dat staat in mijn rapport. Een hennepplantage. [X] was de eigenaar van de woning waarin de hennepplantage zich bevond.

De gemachtigde van belanghebbende:

U bent bij de bespreking. U verneemt dat er hennep gevonden is. U bent tegelijkertijd bezig met boekencontrole. Heeft u bij die gelegenheid de verbalisanten verzocht om materiaal in de vorm van film, video of foto’s aan u over te leggen wat u kan gebruiken voor uw berekening?

[A] :

Nee.

De gemachtigde van belanghebbende:

Heeft u naar aanleiding van de informatie uit het gesprek met verbalisanten overwogen om de controle over te dragen aan een collega?

[A] :

Nee.

De gemachtigde van belanghebbende:

U heeft gesproken met belanghebbende in het kader van de controle nadat u op de hoogte was van het feit dat er een hennepteelt was aangetroffen bij hem. U heeft hem bij dat gesprek gewezen op de cautie.

[A] :

Nee, dat klopt niet. Ik heb een inleidend gesprek gevoerd met belanghebbende. Dat gesprek heeft plaatsgevonden voordat de hennepplantage was aangetroffen. Na het aantreffen heb ik belanghebbende niet meer gesproken. Ik heb nog wel via de mail contact met belanghebbende gehad. Ook heeft zijn adviseur hem ingebeld terwijl ik aanwezig was. Toen heb ik belanghebbendes stem gehoord.

De gemachtigde van belanghebbende:

Het inleidend gesprek heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2017.

[A] :

Dat zou kunnen. Het was in ieder geval voordat ik kennis had genomen van de hennepplantage.

De gemachtigde van belanghebbende:

Heeft u hem in dat gesprek de cautie gegeven?

[A] :

Ja.

De gemachtigde van belanghebbende:

U heeft enkel de blote opmerking gemaakt ‘ik geef u de cautie’, u heeft niet gezegd waarvoor u de cautie gaf.

De oudste raadsheer:

Dit is geen vraag. Getuigen dienen zich te beperken tot verifieerbare feiten die uit eigen waarneming bekend zijn.

[A] :

Ik zou nooit enkel zeggen ‘ik geef u de cautie’. Ik leg altijd uit welke vragen wel en niet beantwoord moeten worden. Vragen over belastingheffing moeten beantwoord worden. Vragen over de schuldvraag hoeven niet beantwoord te worden. Ik geef altijd de cautie én een toelichting, want mensen weten vaak niet wat cautie is.

De gemachtigde van belanghebbende:

U heeft 14 december 2017 een gesprek met verbalisanten. Vervolgens bent u verder gegaan met de boekencontrole?

[A] :

Ja.

De gemachtigde van belanghebbende:

Was u bekend met de ziekte van belanghebbende?

[A] :

Belanghebbende heeft verteld dat hij ziek zou zijn. Ik heb dat voor het eerst vernomen tijdens het inleidend gesprek.

De gemachtigde van belanghebbende:

Kan u bevestigen dat u een brief heeft geschreven dat u alle correspondentie naar de gemachtigde zou sturen?

[A] :

Nee.

De inspecteur:

Tijdens het gesprek met de adviseur van belanghebbende waarin hij belanghebbende belde, heeft u toen met belanghebbende gesproken? Of heeft u toen enkel zijn stem gehoord?

[A] :

De adviseur vond het nodig om belanghebbende te bellen. Ik heb niet met belanghebbende gesproken. Ik heb alleen het geluid van belanghebbendes stem gehoord.

De inspecteur:

Waarom is het onderzoek naar belanghebbende ingesteld?

[A] :

Belanghebbende had een BV genaamd [bedrijf 2] waar onderzoek werd gedaan. Er was voor een aanzienlijk bedrag verbouwd. Het zou kunnen dat de verbouwing van eigen geld was betaald, dat geld zou hij volgens de aangifte niet hebben. Daarom is er een onderzoek gestart bij belanghebbende.

De voorzitter:

In het boekenonderzoek (blz. 33 paragraaf 8.2) staat dat ervan uit is gegaan dat de hennepplantage sinds 1 januari 2015 in gebruik is geweest. Waar heeft u die conclusie op gebaseerd?

[A] :

Ik heb gevraagd om gebruik te mogen maken van het strafrechtelijk onderzoek. De rapportage ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel’ is gevolgd. Ik heb zelf de plantage niet geconstateerd. Er is aangesloten bij de bevindingen en de berekeningen van de politie.

De gemachtigde van belanghebbende:

In het controlerapport (blz. 35) staat dat voor 2012, 2013 en 2014 meer omzet vanwege de glazenwasserij . In 2015 boekt u de omzet op nul. Waarom?

[A] :

Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Dat staat vast in het rapport. Dat zou ik moeten nalezen.

De voorzitter beëindigt het getuigenverhoor van [A] nadat partijen te kennen hebben gegeven niets meer te willen vragen.

(…)

De oudste raadsheer:

Waarom wenst u opnieuw een oordeel over de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften? U heeft die grond bij de rechtbank ingetrokken. Ook beslissingen op ambtshalve verzoeken betreffende de Inkomstenbelasting worden inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank heeft dat ook gedaan.

De gemachtigde van belanghebbende

Dan is het goed. Ik wil niet dat de zaak wordt terugverwezen naar de inspecteur. Ik wil dat de zaak hetzelfde wordt behandeld als bij de rechtbank. Dus het is goed als het hetzelfde gaat als bij de rechtbank.

(…)

De gemachtigde van belanghebbende:

[A] is niet een betrouwbare getuige. Hij verklaart niet meer te weten dat hij de brief heeft geschreven waarin wordt beloofd alle correspondentie van de Belastingdienst naar de gemachtigde van belanghebbende te sturen, terwijl die brief van redelijk recente datum is. Hij is dus geen betrouwbare getuige.

De jongste raadsheer:

Dat is een ernstige beschuldiging. Waar in het dossier is de desbetreffende brief te vinden?

De gemachtigde van belanghebbende:

De brief zit in het dossier. Als de brief niet in de hoger beroepsfase is ingebracht dan is de brief ingebracht tijdens de beroepsfase. Die stukken zouden ook tot uw dossier moeten behoren.

De voorzitter schorst de zitting voor tien minuten.

De gemachtigde van belanghebbende:

Ik heb [A] niet persoonlijk willen aanvallen. Desgevraagd verklaar ik de brief niet te hebben kunnen vinden. De brief bestaat wel. Als de brief niet in deze procedure is overgelegd dan is dat in een andere procedure gebeurd.”

2.12.

In het nader stuk van 26 januari 2024 schrijft belanghebbendes gemachtigde het volgende aan het Hof.

“Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op dinsdag 23 januari 2024 heb ik een beroep gedaan op de brief van de heer [A] aan belanghebbende, [X] , die ik en ook de inspecteur niet konden vinden. Na de zitting bleek mij dat deze brief in het hoger beroep procesdossier IB 2014 en IB 2015 was opgenomen en aan uw Hof op 13 september 2021 is aangeboden en op dezelfde dag verzonden aan de inspecteur. Bijgevoegd doe ik u hiervan de bewijsstukken toekomen.

In overleg met inspecteur mr. [E] die geen bezwaren had dat ik u deze bewijsstukken toezend, zie bijgevoegde correspondentie, zend ik u dan ook deze brief met bewijsstukken toe.

Ik verzoek u deze brief d.d. 13 augustus 2021 (Hof: bedoeld is klaarblijkelijk de e-mail van 13 april 2018) van de heer [A] aan belanghebbende met cc aan de gemachtigde aan het procesdossier toe te voegen opdat hiermee rekening kan worden gehouden.”

Als bijlage bij het nader stuk van 26 januari 2024 is een e-mail bericht van 13 april 2018 opgenomen van [A] aan belanghebbende (met een c.c. aan [F] ).

“Geachte heer [X] ,

Uiteraard neem ik uw gezondheid serieus.

Indien de indruk wordt gewekt dat dat anders is, betreur ik dat.

Naar mijn mening heb ik dat het hele onderzoek gedaan.

Echter, u bent de ondernemer en dhr. [F] is uw adviseur.

Ik mag eigenlijk in dit soort situaties (i.c. het vragen om informatie) niet buiten u om in contact reden met een adviseur.

Maar in dit specifieke geval zal ik, omdat u mij daar in uw e-mail op wijst, een uitzondering maken.

Ik heb daarom zojuist contact opgenomen met dhr. [F] .

Dhr. [F] heeft aan mij verzocht om de aan u gestuurde verzoeken om informatie ook nu naar hem te sturen.

Omdat ik deze email in cc naar dhr. [F] stuur, heb ik die brieven bijgevoegd.

Op uw verzoek zal ik het onderzoek in overleg met dhr. [F] afronden. Voor het vervolg van het onderzoek zal dhr. [F] mij komende dinsdag 17 april 2018 terugbellen.

Van het onderzoek zal een rapport worden opgesteld.

Ik ben verplicht om dat rapport in ieder geval naar de onderneming en/of ondernemer te sturen. In uw geval zal ik het rapport ook naar uw adviseur sturen. Het is vervolgens aan u om te beslissen of u zelf reageert of dat uw adviseur reageert.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd."

3 Geschil in hoger beroep

Ook in hoger beroep is in geschil of het belastbaar inkomen uit werk en woning (na ambtshalve vermindering) en het bijdrage-inkomen niet te hoog zijn vastgesteld. Voorts is in geschil of er terecht aan belanghebbende verzuimboeten zijn opgelegd.

Ter zitting van het Hof (zitting 23 januari 2024) heeft gemachtigde van belanghebbende bevestigd dat ook in hoger beroep de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften niet meer in geschil is (zie ook 2.11 en rechtsoverweging 23 van de rechtbankuitspraak).

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing