Hoge Raad, 21-03-2025, ECLI:NL:HR:2025:416, 24/01095
Hoge Raad, 21-03-2025, ECLI:NL:HR:2025:416, 24/01095
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 maart 2025
- Datum publicatie
- 21 maart 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:416
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:1235
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2024:895
- Zaaknummer
- 24/01095
Inhoudsindicatie
Waterzuiveringsheffing; art. 122h Waterschapswet; discriminatie van tweepersoonshuishoudens?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/01095
Datum 21 maart 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GBLT
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 februari 2024, nr. BK-ARN 23/11651, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel (nr. ZWO 22/1236) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de zuiveringsheffing.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling GBLT, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 15 november 2024 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten in cassatie
Belanghebbende en haar partner voeren een tweepersoonshuishouden in een woning.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2022 opgelegd, gebaseerd op drie vervuilingseenheden naar een tarief van € 58,24 per vervuilingseenheid.
3 De oordelen van het Hof
Voor het Hof was in geschil of aan belanghebbende terecht een aanslag in de zuiveringsheffing naar drie vervuilingseenheden is opgelegd.
Belanghebbende heeft zich voor het Hof op het standpunt gesteld dat een heffing naar drie vervuilingseenheden bij een tweepersoonshuishouden in strijd is met het discriminatieverbod zoals bedoeld in artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en het recht op ongestoord genot van eigendom zoals bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP) doordat tweepersoonshuishoudens, anders dan andere meerpersoonshuishoudens, stelselmatig naar te veel vervuilingseenheden worden aangeslagen. Zij betoogt dat de vervuilingswaarde van de uit haar woning afgevoerde stoffen daarom moet worden vastgesteld op twee vervuilingseenheden.
Het Hof heeft geoordeeld dat tweepersoonshuishoudens vanwege het gekozen forfaitaire stelsel van een belasting naar een heffingsgrondslag van drie vervuilingseenheden, worden gediscrimineerd ten opzichte van andere meerpersoonshuishoudens in die zin dat zij, anders dan de andere meerpersoonshuishoudens, steeds worden aangeslagen naar een hoger aantal vervuilingseenheden dan het aantal gebruikers van een woning.
Aan de in de Waterschapswet neergelegde forfaitaire systematiek van de zuiveringsheffing voor woonruimten ligt naar het oordeel van het Hof echter een objectieve en redelijke rechtvaardiging ten grondslag, zodat geen sprake is van een ongeoorloofde discriminatie van tweepersoonshuishoudens of strijd met het recht op ongestoord genot van eigendom. Volgens het Hof bestaat, mede in aanmerking genomen de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever, een redelijke verhouding tussen de door de wetgever genoemde doelmatigheidsoverwegingen en de ongelijkheid die voor tweepersoonshuishoudens wordt veroorzaakt door de voor verwezenlijking van dat doel in de regeling gekozen vormgeving.