Home

Hoge Raad, 04-04-2025, ECLI:NL:HR:2025:507, 23/02449

Hoge Raad, 04-04-2025, ECLI:NL:HR:2025:507, 23/02449

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 april 2025
Datum publicatie
4 april 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:507
Formele relaties
Zaaknummer
23/02449

Inhoudsindicatie

Successiewet, Artikel 21 lid 1 SW 1956, Artikel 21 lid 5 SW 1956, Artikel 21 lid 8 SW 1956, WOZ-waarde, Verhuurde woning, Leegwaarderatio, Waarde in het economisch verkeer, Waardering van certificaten van aandelen in een besloten vennootschap met verhuurde woningen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/02449

Datum 4 april 2025

ARREST

in de zaak van

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

tegen

[X] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 11 mei 2023, nr. 22/001171, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 20/1901) betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de schenkbelasting.

1 Geding in cassatie

1.1

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende, vertegenwoordigd door O.P.M. Adriaansens, heeft een verweerschrift ingediend.

1.2

Belanghebbende heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht. Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

1.3

De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 3 mei 2024 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en ongegrondverklaring van het incidentele beroep in cassatie.2 Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Op 24 december 2015 heeft de vader van belanghebbende, naast een geldbedrag, certificaten van aandelen in een besloten vennootschap (hierna: de certificaten) geschonken aan belanghebbende. Deze vennootschap bezit een vastgoedportefeuille die op het moment van de schenking bestond uit 66 objecten, waaronder 57 verhuurde (delen van) woningen.

2.2

De Inspecteur heeft ter zake van de schenking een aanslag in de schenkbelasting opgelegd.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was onder meer de waardering van de certificaten in geschil. Daarbij was in geschil of, en zo ja in hoeverre bij de waardering van de certificaten rekening moet worden gehouden met een waardedrukkend effect van de verhuurde staat van de woningen.

3.2

Het Hof heeft vooropgesteld dat de waardebepaling van een onroerende zaak dwingend is voorgeschreven in artikel 21, lid 5, Successiewet 1956 (hierna: SW). Daaruit valt niet op te maken dat deze bepaling niet zou zijn geschreven voor onroerende zaken die behoren tot het vermogen van – in dit geval – een B.V. Ondersteuning voor dit oordeel heeft het Hof gevonden in het arrest van de Hoge Raad van 13 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3167 (hierna: het arrest van 13 december 1995). Het Hof heeft daarom geoordeeld dat een waardebepaling van de woningen op grond van de WOZ-waarde is aangewezen met inachtneming van een leegwaarderatio als bepaald in artikel 21, leden 5 en 8, SW in verbinding met artikel 10a Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956.

4 Beoordeling van het in het principale cassatieberoep voorgestelde middel

5 Beoordeling van de in het incidentele cassatieberoep voorgestelde middelen

6 Slotsom

7 Proceskosten

8 Beslissing