Parket bij de Hoge Raad, 08-10-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1139, 12/05005
Parket bij de Hoge Raad, 08-10-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1139, 12/05005
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2013
- Datum publicatie
- 15 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2013:1139
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:2678, Contrair
- Zaaknummer
- 12/05005
Inhoudsindicatie
Belanghebbende, ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), heeft een concept uitgewerkt om omzetbelastingvrij winkelen in Nederland door buiten de EU gevestigde reizigers te faciliteren. De onderhavige zaak is een proefprocedure, waarin belanghebbende haar concept heeft uitgeprobeerd op de aankopen van (of liever: voor) een reizigster uit Suriname en heeft verzocht om teruggaaf van de door de Nederlandse winkeliers in rekening gebrachte omzetbelasting.
Het concept houdt kort gezegd in, dat belanghebbende de reiziger machtigt om op haar naam, maar voor rekening van de reiziger, goederen aan te schaffen bij een winkelier in Nederland. Zodra de reiziger het bewijs van uitvoer van die goederen (buiten de EU) aan belanghebbende heeft geleverd, draagt belanghebbende de (juridische) eigendom van de aankopen met toepassing van het nultarief over aan de reiziger. Onder inhouding van een provisie betaalt belanghebbende dan aan de reiziger het verschil terug tussen de vergoeding vermeerderd met btw die de reiziger aan de winkelier heeft betaald, en de vergoeding exclusief btw (althans: 0%) waarvoor belanghebbende de eigendom aan de reiziger overdraagt. De gedachte is dat op de aldus gestructureerde transactie(s) de zogenoemde commissionairsbepaling van artikel 3, lid 6, van de Wet van toepassing is, inhoudende dat de aankopen van de reiziger worden geacht door de winkelier aan belanghebbende te zijn geleverd, en vervolgens door belanghebbende aan de reiziger. In die opzet heeft belanghebbende recht op aftrek van de door de winkelier berekende omzetbelasting en is zij geen omzetbelasting (althans: 0%) verschuldigd ter zake van de levering aan de reiziger.
Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam (hierna: het Hof) zagen geen heil in het concept van belanghebbende. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet is opgetreden ‘op order’ van de reizigster en dat de reizigster de transacties voor eigen rekening heeft verricht, zodat de aankopen zonder tussenkomst van belanghebbende zijn gedaan.
Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld.
A-G Van Hilten meent, anders dan de Rechtbank en het Hof, dat belanghebbende wél recht heeft op aftrek van voorbelasting. Het Hof is bij zijn oordeel dat artikel 3, lid 6, van de Wet in casu niet van toepassing is, naar zij meent uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting en heeft, gelet op de contractuele bepalingen en facturering, niet kunnen oordelen dat op geen enkele wijze gebruik is gemaakt van een tussenpersoon. Immers, gesteld noch gebleken is dat in casu sprake is van schijntransacties, misbruik van recht of belastingontwijking. De A-G is van oordeel dat het concept juist exact uitvoering geeft aan doel en strekking van de btw-richtlijn en de toepassing van het nultarief vergemakkelijkt, zowel voor de winkelier, als voor de reiziger, als voor de fiscus. De A-G komt tot de conclusie dat het cassatiemiddel slaagt en dat, gelet hierop, de overige in het middel besloten liggende klachten geen behandeling behoeven.
De conclusie strekt tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie van belanghebbende.
Conclusie
mr. M.E. van Hilten
Advocaat-Generaal
Conclusie van 8 oktober 2013 inzake:
HR nr. 12/05005 |
[X] B.V. |
Hof nr. 11/00699 Rb nr. AWB 10/3382 |
|
Derde Kamer A |
tegen |
Omzetbelasting 1 januari 2009 - 31 december 20091 |
staatssecretaris van Financiën |
1 Inleiding
De onderhavige zaak is een proefprocedure. Belanghebbende, ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna de Wet), heeft een concept uitgewerkt om omzetbelastingvrij winkelen in Nederland door buiten de EU gevestigde reizigers te faciliteren.
Ter zake van de levering van goederen aan buiten de EU gevestigde natuurlijke personen die deze goederen binnen drie maanden na aankoop in hun bagage de EU uitvoeren, geldt een vrijstelling van omzetbelasting (of liever: een nultarief). Als voorwaarde voor toepassing van het nultarief geldt dat de goederen (aantoonbaar) zijn uitgevoerd, een voorwaarde waaraan pas wordt voldaan bij de daadwerkelijke uitvoer van de goederen uit Nederland. Dat gebeurt doorgaans pas enige tijd na de aankoop. In de praktijk wordt het nultarief dan ook doorgaans bij wijze van teruggaaf toegepast: bij aankoop door de reiziger berekent de winkelier omzetbelasting, die hij aan de reiziger teruggeeft (en die hij van de fiscus terugvraagt) zodra deze het bewijs van uitvoer heeft geleverd. Dit alles is nogal omslachtig.
Belanghebbendes concept – aangeduid als ‘[X]-methode’ – houdt kort gezegd in, dat belanghebbende op eigen naam, maar voor rekening van de reiziger, goederen aanschaft bij een winkelier in Nederland en deze ‘doorverkoopt’ aan de reiziger zodra deze laatste het bewijs van uitvoer van die goederen (buiten de EU) aan haar levert. Belanghebbende machtigt in dit kader de reiziger om namens haar aankopen te doen, en het is ook de reiziger die de winkelier voor die aankopen betaalt (inclusief de door de winkelier berekende btw). Zodra het bewijs van uitvoer is geleverd, draagt belanghebbende de (juridische) eigendom van de aankopen met toepassing van het nultarief over aan de reiziger. Onder inhouding van een provisie betaalt belanghebbende dan aan de reiziger het verschil terug tussen de vergoeding vermeerderd met btw die de reiziger aan de winkelier heeft betaald, en de vergoeding exclusief btw (althans: 0%) waarvoor belanghebbende de eigendom aan de reiziger overdraagt. De gedachte is dat op de aldus gestructureerde transactie(s) de zogenoemde commissionairsbepaling van artikel 3, lid 6, van de Wet van toepassing is, inhoudende dat de aankopen van de reiziger worden geacht door de winkelier aan belanghebbende te zijn geleverd, en vervolgens door belanghebbende aan de reiziger. In die opzet heeft belanghebbende recht op aftrek van de door de winkelier berekende omzetbelasting en is zij geen omzetbelasting (althans: 0%) verschuldigd ter zake van de levering aan de reiziger.
Belanghebbende heeft haar concept in deze procedure uitgeprobeerd op de aankopen van (of liever: voor) een reizigster uit Suriname en heeft verzocht om teruggaaf van de door de winkeliers in rekening gebrachte omzetbelasting.
De Inspecteur2 heeft het teruggaafverzoek echter geweigerd, omdat het zijns inziens de reizigster was die de goederen heeft gekocht. Ook Rechtbank Haarlem (hierna: de Rechtbank) en Hof Amsterdam (hierna: het Hof) zien geen heil in belanghebbendes concept. Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld.
Anders dan de Rechtbank en het Hof meen ik dat belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting. Mijns inziens is het Hof bij zijn oordeel dat artikel 3, lid 6, van de Wet in casu niet van toepassing is, uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting en heeft het Hof, gelet op de contractuele bepalingen en facturering, niet kunnen oordelen dat op geen enkele wijze gebruik is gemaakt van een tussenpersoon. Immers, gesteld noch gebleken is dat in casu sprake is van schijntransacties, misbruik van recht of belastingontwijking. Het cassatiemiddel slaagt. De overige in het middel besloten liggende klachten, behoeven met het oog hierop geen behandeling.
Kortom, ik meen dat het beroep in cassatie gegrond is.
2 De feiten
Belanghebbende is opgericht op 28 augustus 2009. Zij stelt zich tot doel het faciliteren van omzetbelastingvrije inkopen door buiten de EU woonachtige reizigers. In het handelsregister van de Kamers van Koophandel is haar bedrijf als volgt omschreven:
“Het afsluiten van overeenkomsten ter verkrijging van met omzetbelasting belaste (ongeregelde) goederen, op (handels)naam van de vennootschap, op order van en voor rekening van cliënt(en), met als doel de verkregen goederen omzetbelastingvrij aan deze cliënt(en) door te verkopen.”
Belanghebbende heeft algemene voorwaarden opgesteld3 die van toepassing zijn op de (rechts)betrekkingen tussen haar en haar cliënten. De algemene voorwaarden behoren tot de stukken van het geding.
Voor zover van belang zijn in deze algemene voorwaarden de volgende definities opgenomen (cursiveringen origineel):
“a. Aankoop: de koop van één of meer Producten bij één of meerdere Leveranciers in en op naam van [X] (….), waarbij de betaling aan de Leverancier(s) geschiedt middels directe betaling en de levering door de Leverancier(s) van desbetreffende Product(en) geschiedt aan [X] (…);
(…)
e. Bruikleen-voorwaarden: de Gebruiker dient ten tijde van de bruikleen, de periode vanaf de Aankoop tot en met de Eigendomsoverdracht, als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van de Selectie te zorgen. Gedurende de periode van bruikleen is
[X] niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor enigerlei schade aan of veroorzaakt door dan wel verlies van één of meer Producten uit de Selectie. De Gebruiker dient [X] schadeloos te stellen voor en te vrijwaren tegen eventuele aanspraken van derden. (...)
(...)
g. Commissionair: [X] als lasthebber/commissionair van de Gebruiker (…).
(…)
i. Eigendomsoverdracht: de levering van [X] naar de Gebruiker van de Selectie welke direct plaats vindt na ontvangst en na goedkeuring door [X] van de -documenten;
(...)
l. Gebruiker: een natuurlijk persoon die gebruik maakt of wenst gebruik te maken van de
[X]-methode, waarbij [X] als Commissionair optreedt;
m. Klant: Na Eigendomsoverdracht van de Selectie van [X] aan een Gebruiker wordt een Gebruiker, ten aanzien van die Selectie geacht Klant te zijn;
(...)
o. Leverancier: het bedrijf of de winkel, niet zijnde [X], waar één of meer Producten worden aangekocht in en op naam van [X] als Commissionair van de Gebruiker en direct door het bedrijf of de winkel aan [X] worden geleverd;
p. Machtiging: door [X] verleende volmacht aan een Gebruiker tot het doen van Aankopen in en op naam van [X] als Commissionair voor Aankopen die op order en voor rekening van de Gebruiker door [X] worden verricht;
(…)
r. Opslag: een percentage van maximaal 5% van de winkelprijs van de Selectie dat [X] in rekening brengt voor haar werkzaamheden en/of diensten. Deze Opslag wordt alleen in rekening gebracht indien de [X]-methode volledig is afgerond en wordt door [X] bij de -afrekening ingehouden op het totale belastingvoordeel van de Klant;
(...)
u. Selectie: een door de Gebruiker gemaakte keuze van ten minste één of meer Producten uit één of meer Aankopen;
(…)
x. Website-registratie: een registratie via de Website door een Niet-EU ingezetene of door een Emigrant, waarbij deze zelf aangeeft Gebruiker te willen worden, met [X]
een overeenkomst van lastgeving te willen sluiten waarbij als Commissionair optreedt en aan één van de volgende voorwaarden te voldoen:
- dat hij/zij voorafgaand aan deze Website-registratie reeds één of meer Aankopen in en op naam van [X] heeft verricht en ten tijde van zijn/haar eerste Aankoop bekend was met de algemene voorwaarden; of
- dat hij/zij voorafgaand aan deze Website-registratie nog geen Aankopen in en op naam van [X] heeft verricht.
Een registratie kan alleen worden voltooid, indien aan één van deze voorwaarden is voldaan en nadat de Gebruiker de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard;
(…)
z. [X]-afrekening: de afrekening die [X] toepast ten aanzien van de vordering van de Gebruiker op [X] en de vordering van [X] op de Gebruiker als Klant (...);
(...)
cc. [X]-documenten: de door de douane voor akkoord afgestempelde [X]-factuur, met de bijbehorende originele Aankoopbon(nen). (...);
dd. [X]-factuur: een na een afgeronde Product-registratie door [X] verstrekte factuur bevattende één of meer gedateerde gespecificeerde lijsten van de door [X] nog te leveren Selectie aan de Gebruiker met de berekende [X]-prijzen en [X]-afrekening;
ee. [X]-garantieverklaring: een door [X] beschikbaar gestelde verklaring aan de Klant die aangeeft dat een Klant namens [X] de Selectie heeft aangekocht en waarbij de Klant voor diens eigen verantwoordelijkheid, rekening en risico namens [X] mag optreden voor het uitoefenen van de bij die één of meerdere Producten uit de Selectie horende garantie(s), in die gevallen dat:
- geen Garantiebewijs van de Leverancier is verkregen; of
- geen Garantiebewijs op naam van de Klant is verkregen.
(...)
hh. [X] prijs: de prijs die [X] rekent voor de Selectie. Deze prijs wordt op de [X]-factuur (...) vermeld;
(…).”
In artikel 3, lid 1, van de algemene voorwaarden is neergelegd dat de [X]-methode een aanvang neemt op het moment dat de gebruiker de websiteregistratie volledig en correct heeft voltooid. De machtiging om op naam van belanghebbende aankopen te doen wordt verstrekt door voltooiing van de website-registratie of vanaf het tijdstip dat de gebruiker in naam van belanghebbende aankopen doet en naderhand alsnog de website-registratie verricht.
Blijkens het tweede lid van artikel 3 van de algemene voorwaarden wordt de machtiging om op naam van belanghebbende aankopen te doen verleend onder de ‘ieder afzonderlijke’ ontbindende voorwaarden dat (onder meer):
“(…)
de Gebruiker de Website-registratie niet voltooit dan wel niet correct voltooit;
(…)
de Gebruiker nalaat de Selectie via de Product-registratie uiterlijk de derde maand na de maand van zijn/haar eerste Aankoop te registreren;
de Gebruiker nalaat de Selectie uiterlijk de derde maand na de maand van zijn/haar eerste verrichte Aankoop (…) uit de EU uit te voeren;
de Gebruiker nalaat de [X]-documenten behorend bij de Selectie aan [X] binnen 3 maanden nadat de Gebruiker de EU heeft verlaten aan [X] te doen toekomen;
(…).”
Nadat de door de douane voor akkoord afgestempelde ‘[X]-factuur’ met de bijbehorende originele aankoopbon (in de algemene voorwaarden aangeduid als: [X]-documenten) in het bezit zijn van belanghebbende en belanghebbende deze heeft gecontroleerd op juistheid en volledigheid, vindt – mits de documenten door belanghebbende zijn goedgekeurd – de eigendomsoverdracht van de goederen aan de reiziger plaats, zo volgt uit het derde tot en met vijfde lid van artikel 3 van de algemene voorwaarden.
Belanghebbende communiceert met haar cliënten via haar website, waarvan het adres is vermeld in haar algemene voorwaarden. Op deze website wordt de werkwijze van belanghebbende als volgt beschreven:4
"De Europese Unie biedt u belastingvrij winkelen aan, mits u uw privé-aankopen als reisbagage mee terugneemt. Belastingvrij winkelen brengt voor de winkelier extra administratie met zich mee, vandaar dat veel winkels u dit niet aanbieden...
Winkels zijn echter verplicht u een BTW-bon op naam te geven. Door uw BTW-bon op naam van '[X] [Z]' te zetten, koopt u producten namens ons. Omdat wij deze producten aan u doorverkopen, kunnen wij de BTW terugvragen.
Als u uw aankopen bij ons geregistreerd heeft, voorzien wij u van een [X]-factuur. Deze factuur laat u door de douane afstempelen bij vertrek uit de EU. Als wij deze factuur, BTW-bonnen en betalingsbewijzen tijdig ontvangen, betalen wij u de BTW terug minus onze commissie. Om de BTW terug te kunnen vragen, moeten wij uw BTW-bonnen en betalingsbewijzen kunnen verifiëren. De douane controleert uw reisbagage en uw [X]-factuur.
Helaas zijn niet alle aankopen belastingvrij. Uitzonderingen zijn onder andere: diensten, motorrijtuigen, boten, ongezette edelstenen, ongemunt goud of zilver en accijnsgoederen.
De EU biedt u de laatste vier kalendermaanden voor uw vertrek uit de EU belastingvrij winkelen aan en daarbij geldt een besteding van minimaal € 50. Door uw BTW-bonnen allemaal op naam van '[X] [Z]' te zetten, komt u al snel aan dit minimumbedrag. Dit betekent dat ook uw kleine aankopen belastingvrij zijn en dat u zodoende veel geld bespaart!
Vraag daarom altijd een BTW-bon op naam van '[X] [Z]', zelfs in winkels met een tax free-logo.”
Over het tijdvak 2009 heeft belanghebbende op aangifte een bedrag van € 185 als voorbelasting teruggevraagd. Deze teruggaaf is haar verleend bij beschikking van 5 februari 2010. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking tijdig bezwaar gemaakt en daarbij verzocht om een aanvullende teruggaaf van € 1515.
Dit verzoek om een additionele teruggaaf heeft betrekking op de volgende transactie(s) via de [X] methode:
B. [B] (hierna: [B]) is woonachtig te [Q], Suriname. Op 28 juli 2009 kocht zij, vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, in Nederland twee brilmonturen met aangepaste glazen. Bij aflevering op 12 augustus 2009 betaalde zij de opticien het in totaal verschuldigde bedrag ad (€ 209,90 + € 495,50 =) € 705,40. In dat bedrag was (€ 33,51 + € 79,12 =) € 112,63 aan omzetbelasting begrepen. De aan haar uitgereikte facturen zijn op naam gesteld van '[X] [B]'6; als adres is op de facturen het vestigingsadres van belanghebbende vermeld.
Op 13 augustus 2009 kocht [B], wederom vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, in Nederland een fototoestel en een geheugenkaart voor (tezamen)7 € 199,96, vermeerderd met € 37,99 aan omzetbelasting, dat wil zeggen voor een totaalbedrag van € 237,95. [B] heeft dit bedrag aan de winkelier voldaan, waarbij de winkelier haar een factuur uitreikte op naam van '[X]' met als adres het vestigingsadres van belanghebbende.
Tot de stukken behoort een factuur van 14 augustus 2009 van belanghebbende gericht aan [B] te [Q], Suriname. Op deze factuur berekent belanghebbende voor de onder 2.5.1 en 2.5.2 vermelde goederen in totaal een bedrag van € 839,908, zonder omzetbelasting aan [B]. Als ‘voorschot’ is op dit bedrag in mindering gebracht € 943,359, zodat een teruggaaf aan [B] van € 103,45 resteerde.
[B] keerde op 16 augustus 2009 terug naar Suriname. Van de douane op Schiphol verkreeg zij een stempel op de onder 2.5.3 vermelde factuur van belanghebbende. [B] heeft de afgestempelde factuur van belanghebbende en de facturen van de winkeliers aan belanghebbende gezonden, waarna belanghebbende het onder 2.5.3 genoemde bedrag van € 103,45 aan [B] heeft uitbetaald.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 juli 2010 heeft de Inspecteur de in punt 2.4 genoemde aanvullende teruggaaf geweigerd.
3 Het geding in feitelijke instanties
De Rechtbank
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep aangetekend bij de Rechtbank. Voor de Rechtbank was in geschil of belanghebbende (in de woorden van de Rechtbank ‘eiseres’) recht heeft op aftrek van de door de winkeliers10 in rekening gebrachte omzetbelasting. De Rechtbank heeft dit geschilpunt gepreciseerd als de vraag of belanghebbende op enig moment de macht heeft verkregen om, als ware zij eigenaar, te beschikken over de goederen die ‘de toerist’11 in Nederland heeft gekocht.
De Rechtbank heeft die vraag ontkennend beantwoord, overwegende:
“4.2. (…) dat niet kan worden gezegd dat eiseres de macht heeft verkregen om, als ware zij eigenaar, te beschikken over de goederen die de toerist in Nederland heeft gekocht. (…)
Eiseres heeft zich voorts beroepen op artikel 3, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, dat bepaalt dat goederen die worden geleverd door tussenkomst van een commissionair of een dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd. Dit beroep slaagt niet. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, heeft deze bepaling betrekking op een situatie waarin de eerste leverancier (in casu: de winkelier) en de uiteindelijke afnemer (in casu: de toerist) elkaar niet kennen, en de commissionair op verzoek van een van beiden afhankelijk van de aard van dit verzoek (namelijk: ten behoeve van de verkoop dan wel de aankoop van bepaalde goederen of diensten) op eigen naam een afnemer dan wel een leverancier zoekt, met als doel om de identiteit van de opdrachtgever voor de uiteindelijke contractspartij verborgen te houden. In de onderhavige situatie staan de winkelier en de toerist in direct contact met elkaar en doet de tussenkomst van eiseres - uitsluitend op papier - gekunsteld aan en is eiseres niet aan te merken als commissionair.”
Bij uitspraak van 29 juli 2011, nr. AWB 10/3382, ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2228, NTFR 2011, 2390 m.nt. Thijssen, heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het Hof
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ook voor het Hof was in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van de door de winkeliers in rekening gebrachte omzetbelasting, meer in het bijzonder:
“(…) of belanghebbende ter zake van de onderwerpelijke transacties heeft gehandeld als ondernemer en, zo ja, of deze transacties als commissionairstransacties in de zin van artikel 3, zesde lid, van de Wet (…) kunnen worden aangemerkt.”
Het Hof oordeelde in punt 6.1 van zijn uitspraak dat belanghebbende bij de onderwerpelijke transacties als ondernemer is opgetreden.
Naar het oordeel van het Hof (zie punt 6.3) is in het onderhavige geval echter geen sprake van een transactie als bedoeld in artikel 3, lid 6, van de Wet. Het Hof legde in punt 6.2 van zijn uitspraak aan dat oordeel ten grondslag:
“6.2. Belanghebbende is ingevolge haar algemene voorwaarden als lasthebber/commissionair bevoegd om op order en voor rekening van de klant, in casu [B], aankopen te verrichten. [B] is op grond van de algemene voorwaarden gemachtigd tot het doen van aankopen 'in en op naam' van belanghebbende als commissionair, op order en voor rekening van haarzelf. [B] heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt voor de aankoop van de onder 2.6.1 en 2.6.212 genoemde producten.
[B] heeft zich vooraf geregistreerd op de website van belanghebbende, doch heeft daarbij niet aangegeven – en kon daarbij uit de aard der zaak nog niet aangeven – dat daadwerkelijk producten dienden te worden gekocht, laat staan welke producten. [B] heeft zelf, in de winkel, de keuze gemaakt om over te gaan tot het voor eigen rekening aankopen van bepaalde door haar gewenste producten en heeft deze aankopen zelf onmiddellijk betaald. Bij het aangaan van de transacties is op geen enkele wijze gebruik gemaakt van een tussenpersoon. Eerst na het verrichten van de aankopen zijn deze geregistreerd op de website van belanghebbende. Naar 's Hofs oordeel is belanghebbende, gelet op voormelde omstandigheden, bij de transacties niet opgetreden 'op order' van [B] en daarenboven heeft [B] de transacties voor eigen rekening verricht. Evenvermelde aankopen zijn daarmee zonder tussenkomst van belanghebbende gedaan. De enkele omstandigheid dat [B] de factuur laat opmaken op naam van belanghebbende doet daar niet aan af.”
Met betrekking tot een (niet geheel juiste) vermelding in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 10 mei 2012 overwoog het Hof ten slotte:
“6.4. In zijn geschrift van 22 juni 2012 heeft belanghebbende terecht aangevoerd dat een opmerking van een der leden van het Hof aan het einde van de mondelinge behandeling, waarvan hij akte heeft gevraagd, niet geheel juist in het proces-verbaal is verwoord. Die opmerking, die inhield, zakelijk weergegeven, dat bij een aankoop in het kader van het concept van belanghebbende, waarin de toerist die klachten heeft over de gekochte goederen zich niet rechtstreeks tot de winkelier kan wenden, in vergelijking met een rechtstreekse aankoop door een toerist, de consumentenbescherming wordt aangetast, laat overigens onverlet hetgeen hiervoor is overwogen en beslist.”
Bij uitspraak van 13 september 2012, nr. 11/00699, ECLLI:NL:GHAMS:2012:LJN BX8081, NTFR 2012, 2653 m.nt. Vroon, heeft het Hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.