Parket bij de Hoge Raad, 31-03-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1159, 14/02815
Parket bij de Hoge Raad, 31-03-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1159, 14/02815
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 maart 2015
- Datum publicatie
- 12 juli 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2015:1159
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1980, Gevolgd
- Zaaknummer
- 14/02815
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift (meermalen gepleegd) en passieve niet ambtelijke omkoping (meermalen gepleegd), art. 225.1 Sr en 328ter.1 Sr. Verweer betreffende procedure voor vervolgingsbeslissing t.a.v. fiscaal delict en draagkracht bij oplegging geldboete. HR: art. 80a RO.
Conclusie
Nr. 14/02815 Zitting: 31 maart 2015 |
Mr. T.N.B.M. Spronken Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
-
Het cassatieberoep richt zich tegen een arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 18 februari 2014 waarbij de verdachte wegens – kort gezegd – valsheid in geschrift (meermalen gepleegd) en niet-ambtelijke corruptie (meermalen gepleegd) is veroordeeld.
-
Tegen deze uitspraak is door verdachte cassatieberoep ingesteld.
-
Mr. T. Lucas, advocaat te Amsterdam heeft tijdig twee middelen van cassatie voorgesteld.
-
Het eerste middel bevat de klacht dat het hof niet althans “niet met redenen omkleed” het verweer heeft verworpen “dat het OM op straffe van niet-ontvankelijkheid gehouden was te motiveren waarom de procedure voor het nemen van de vervolgingsbeslissing voor het fiscaal delict niet is gevolgd zoals neergelegd in de ATV-richtlijnen.”
-
Bij de bespreking van dit middel heeft de verdachte geen in rechte te respecteren belang omdat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde “fiscaal delict” is vrijgesproken en het middel klaarblijkelijk geen betrekking heeft op de vervolgingsbeslissing ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. In zoverre wijs ik er ten overvloede op dat in de toelichting op het middel slechts een klein deel van de overwegingen van het hof wordt weergegeven en dat een reactie van het hof op het verweer is opgenomen in et resterende deel daarvan. In zoverre mist het middel feitelijke grondslag.
-
In het tweede middel wordt geklaagd dat het hof bij het opleggen van de geldboete geen rekening heeft gehouden met de draagkracht van de verdachte dan wel de strafoplegging niet naar de eisen van de wet met redenen heeft omkleed.
-
Het middel berust op een selectieve lezing van het arrest waarin het hof niet alleen heeft overwogen dat het hof bij de vaststelling van de geldboete “rekening [heeft] gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte” maar ook overweegt dat hij in het bijzonder heeft gelet op “de hoogte van de geldbedragen, te weten in totaal € 760.628,-, die verdachte in verband met die ‘niet-ambtelijke omkoping’ heeft ontvangen”.
-
Voor zover in het middel wordt gesteld dat de draagkracht van verdachte ter zitting van het hof niet aan de orde is geweest, mist het feitelijke grondslag. Dit is wel aan de orde geweest, maar van de zijde van de verdachte en zijn raadsman is het hof hieromtrent maar zeer summiere informatie verstrekt. Ter terechtzitting van het hof is over de draagkracht van de verdachte niet meer aangevoerd dan door verdachte zelf naar aanleiding van vragen van het hof over zijn persoonlijke omstandigheden en draagkracht zoals vermeld in het proces-verbaal van de zitting van 4 februari 2014, p. 12 :
"Als je op mijn naam zoekt in de zoekmachine van Google dan kom je verschillende stukken tegen over deze zaak. Ik kom daardoor nu moeilijk aan de bak. Ik heb op dit moment geen werk. Ik ben nu bezig met een transactie van onroerend goed. Ik ontvang alleen mijn pensioen en AOW-uitkering, waarop beslag ligt. Dat beslag houdt verband met een dreigende claim van de fiscus en een claim van de accountant ten bedrage van € 150.000,=."
en in de pleitnota die is overgelegd op dezelfde zitting op p. 19:
"De strafzaak heeft zijn leven beheerst. Werk kon hij niet meer vinden en hij had maar beperkte inkomsten. Datgene wat hij had moest hij aan rechtshulp In de straf- en fiscale zaak besteden"
Bovendien blijkt uit deze informatie niet dat verdachte niet over vermogen beschikte, er wordt slechts gerept over inkomen.
9. Hetgeen thans in cassatie als toelichting op het middel over de draagkracht wordt aangevoerd is ten overstaan van het hof niet naar voren gebracht en daarop kan in cassatie geen acht op worden geslagen.
10. Gelet op het voorgaande was het hof niet gehouden het opleggen van de geldboete uitvoeriger te motiveren, dan dat het hof gedaan heeft.
11. Het standpunt is dat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep op de voet van artikel 80a RO omdat verdachte hierbij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft en/of de middelen klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG