Parket bij de Hoge Raad, 31-07-2017, ECLI:NL:PHR:2017:726, 16/05293
Parket bij de Hoge Raad, 31-07-2017, ECLI:NL:PHR:2017:726, 16/05293
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 juli 2017
- Datum publicatie
- 11 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2017:726
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:799, Gevolgd
- Zaaknummer
- 16/05293
Inhoudsindicatie
Belanghebbende importeert en verhandelt aquariums en aquariumbenodigdheden. Deze zaak heeft betrekking op de indeling van een ‘Reflektor für T5 und T8 Lampen’ (het product) in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Het product verbetert de lichtopbrengst van een aquariumlamp.
In (hoger) beroep is in geschil of het product dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 7606 11 91 van de GN als een strip aluminium (7,5%) dan wel onder postonderverdeling 9405 99 00 van de GN als deel van een verlichtingstoestel (2,7%). Het geschil spitst zich met name toe op de beantwoording van de vraag of sprake is van een deel van een verlichtingstoestel in de zin van post 9405 en meer specifiek postonderverdeling 9405 99 00 van de GN. Anders dan rechtbank Noord-Holland (de Rechtbank), oordeelt hof Amsterdam (het Hof) dat het onderhavige product geen deel van een verlichtingstoestel is.
Het cassatiemiddel betoogt dat het Hof het recht heeft geschonden door te oordelen dat het product geen deel van een verlichtingstoestel is.
A-G Ettema leid uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) af dat in het belang van een coherente en uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief het begrip ‘delen’ in de zin van post 9405 van de GN dezelfde definitie dient te krijgen als die welke voortvloeit uit de rechtspraak van het HvJ over ‘delen’ van artikelen die worden genoemd in andere hoofdstukken van de GN. Uit die rechtspraak volgt naar haar mening dat dat begrip vrij strikt wordt uitgelegd. Wil het onderhavige product als deel van een verlichtingstoestel (de aquariumlamp) kwalificeren, dan moet het noodzakelijk zijn voor de werking van dat verlichtingstoestel. Niet voldoende is dat het verlichtingstoestel zonder het product niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd. Aangetoond dient te worden dat de mechanische of elektrische werking van het verlichtingstoestel afhangt van de aanwezigheid van het product. Dat het product gelet op de vorm en de kenmerken is ontworpen en gemaakt om uitsluitend, althans hoofdzakelijk te worden gebruikt voor een verlichtingstoestel, zoals de Rechtbank heeft overwogen, is blijkens de rechtspraak van het HvJ niet relevant voor de kwalificatie van het product als deel van een verlichtingstoestel.
Het Hof oordeelt dat de oorspronkelijke aquariumverlichting goed functioneert zonder dat het product op de tl-buis is bevestigd. Voorts oordeelt het Hof dat de mechanische en elektrische werking van de aquariumverlichting niet afhangt van de aanwezigheid van het product. Naar het oordeel van het Hof kan het product daarom niet als ‘deel’ van een verlichtingstoestel worden aangemerkt. De omstandigheid dat het product het rendement van de aquariumlamp verbetert maakt dat niet anders. Dit oordeel getuigt naar het oordeel van de A-G, gelet op de door het HvJ gegeven definitie van ‘deel’, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige verweven met waarderingen van feitelijke aard.
Het Hof heeft voorts terecht geoordeeld dat aan de toelichtingen op het Geharmoniseerd Systeem (GS-toelichtingen) bij hoofdstuk 94 en bij post 9405 van de GN voor de onderhavige zaak geen betekenis toekomt. Deze toelichtingen zijn rechtens niet bindend, maar kunnen ‘slechts’ belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten. Nu het begrip ‘deel’ volgens de rechtspraak van het HvJ een uniforme toepassing vergt en het HvJ steeds dezelfde definitie hanteert en toepast, moeten de GS-toelichtingen naar het oordeel van de A-G in het licht van die rechtspraak van het HvJ worden gelezen.
Het beroep in cassatie van belanghebbende is derhalve naar de mening van A-G Ettema ongegrond.
Conclusie
mr. C.M. Ettema
Advocaat-Generaal
Conclusie van 31 juli 2017 inzake:
HR nr. 16/05293 |
[X] GmbH & Co KG |
Hof nr. 15/00190 Rb nr. HAA 14/1228 |
|
Derde Kamer A |
tegen |
Douanerechten 2013 |
staatssecretaris van Financiën |
1 Inleiding
Belanghebbende importeert en verhandelt aquariums en aquariumbenodigdheden. Deze zaak heeft betrekking op de indeling van een ‘Reflektor für T5 und T8 Lampen’ (het product) in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Het product verbetert de lichtopbrengst van een aquariumlamp.
In (hoger) beroep is in geschil of het product dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 7606 11 91 van de GN als een strip aluminium (7,5%) dan wel onder postonderverdeling 9405 99 00 van de GN als deel van een verlichtingstoestel (2,7%). Het geschil spitst zich met name toe op de beantwoording van de vraag of sprake is van een deel van een verlichtingstoestel in de zin van post 9405 en meer specifiek postonderverdeling 9405 99 00 van de GN. Anders dan rechtbank Noord-Holland (de Rechtbank), oordeelt hof Amsterdam (het Hof) dat het onderhavige product geen deel van een verlichtingstoestel is.
Het cassatiemiddel betoogt dat het Hof het recht heeft geschonden door te oordelen dat het product geen deel van een verlichtingstoestel is.
Ik leid uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) af dat in het belang van een coherente en uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief het begrip ‘delen’ in de zin van post 9405 van de GN dezelfde definitie dient te krijgen als die welke voortvloeit uit de rechtspraak van het HvJ over ‘delen’ van artikelen die worden genoemd in andere hoofdstukken van de GN. Uit die rechtspraak volgt naar mijn mening dat dat begrip vrij strikt wordt uitgelegd. Wil het onderhavige product als deel van een verlichtingstoestel (de aquariumlamp) kwalificeren, dan moet het noodzakelijk zijn voor de werking van dat verlichtingstoestel. Niet voldoende is dat het verlichtingstoestel zonder het product niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd. Aangetoond dient te worden dat de mechanische of elektrische werking van het verlichtingstoestel afhangt van de aanwezigheid van het product. Dat het product gelet op de vorm en de kenmerken is ontworpen en gemaakt om uitsluitend, althans hoofdzakelijk te worden gebruikt voor een verlichtingstoestel, zoals de Rechtbank heeft overwogen, is blijkens de rechtspraak van het HvJ niet relevant voor de kwalificatie van het product als deel van een verlichtingstoestel.
Het Hof oordeelt dat de oorspronkelijke aquariumverlichting goed functioneert zonder dat het product op de tl-buis is bevestigd. Voorts oordeelt het Hof dat de mechanische en elektrische werking van de aquariumverlichting niet afhangt van de aanwezigheid van het product. Naar het oordeel van het Hof kan het product daarom niet als ‘deel’ van een verlichtingstoestel worden aangemerkt. De omstandigheid dat het product de lichtopbrengst van de aquariumlamp verbetert maakt dat niet anders. Dit oordeel getuigt mijns inziens, gelet op de door het HvJ gegeven definitie van ‘deel’, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige verweven met waarderingen van feitelijke aard.
Het Hof heeft voorts terecht geoordeeld dat aan de toelichtingen op het Geharmoniseerd Systeem (hierna: GS-toelichtingen) bij hoofdstuk 94 en bij post 9405 van de GN voor de onderhavige zaak geen betekenis toekomt. Deze toelichtingen zijn rechtens niet bindend, maar kunnen ‘slechts’ belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten. Nu het begrip ‘deel’ volgens de rechtspraak van het HvJ een uniforme toepassing vergt en het HvJ steeds dezelfde definitie hanteert en toepast, moeten de GS-toelichtingen mijns inziens in het licht van die rechtspraak van het HvJ worden gelezen. Het beroep in cassatie van belanghebbende is derhalve naar mijn mening ongegrond.
2 De feiten
Belanghebbende importeert en verhandelt aquariums en aquariumbenodigdheden. Op 3 juni 2013 heeft belanghebbende een bindende tariefinlichting (bti) aangevraagd voor het product. Het product is samengesteld uit kunststof en twee strippen van aluminium. Het wordt als accessoire voor een aquariumlamp op de markt gebracht en is bestemd om met behulp van meegeleverde beugeltjes te worden bevestigd aan een tl-buis(je) in de maat T5 (5/8e inch diameter) of T8 (8/8e inch diameter). Het doel is de lichtopbrengst van de tl-buis te verbeteren. De reflector kan op elk gewenst moment weer worden verwijderd.1
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof een monster van het product overgelegd. Op de verpakking van dit monster is het volgende vermeld:
“Reflektor für T5 und T8 Lampen”
Belanghebbende verzoekt in de aanvraag voor een bti om indeling van het product onder postonderverdeling 9405 99 00. De Inspecteur2 heeft aan belanghebbende met dagtekening 14 augustus 2013 een bti verstrekt tot indeling van het product onder postonderverdeling 7606 11 91.
De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de indeling van het product afgewezen.
3 Het geding in feitelijke instanties
De Rechtbank
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Bij de Rechtbank is de indeling van het product in de GN in geschil.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat het product een deel van een verlichtingstoestel is en als zodanig moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 9405 99 00. Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat het product moet worden ingedeeld als werk van kunststof onder postonderverdeling 3926 90 97. De Inspecteur heeft zich daartegenover op het standpunt gesteld dat het product een toebehoren is bij een tl-buis dan wel bij een verlichtingstoestel en moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 7606 11 91 als een strip van aluminium, omdat aluminium het wezenlijke karakter van het product bepaalt.
De Rechtbank oordeelt dat de vorm en de kenmerken van het product erop wijzen dat het product is ontworpen en gemaakt om uitsluitend, althans hoofdzakelijk te worden gebruikt voor een verlichtingstoestel. Gelet op de kenmerken en eigenschappen van het product is de Rechtbank van oordeel dat het product een deel is van een verlichtingstoestel gelijk een lampenkap of reflector en moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 9405 99 00. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
“5. De rechtbank stelt vast dat het product een samengesteld product is dat bestaat uit een kunststofhouder waarin strippen zijn geschoven. Het product heeft dezelfde lengte als de tl-buis waarvoor het is bestemd. De strippen zijn gecoat met aluminium(folie). Het geheel wordt met plastic klemmen rechtstreeks op de tl-buis geplaatst. Door de vorm van het product en het reflecterend vermogen van de strippen, weerkaatst en richt het product het licht afkomstig van de tl-buis op het water in het aquarium. Hierdoor wordt de lichtopbrengst van de tl-buis waaraan het product is bevestigd verhoogd. De vorm en de kenmerken van het product wijzen erop dat het product is ontworpen en gemaakt om uitsluitend, althans hoofdzakelijk te worden gebruikt voor een verlichtingstoestel. Uit de IDR-toelichting op hoofdstuk 94 van het GS en de IDR- toelichting op GS-post 9405 leidt de rechtbank af dat voor verlichtingstoestellen invulling is gegeven aan wat onder ‘delen’ moet worden verstaan. In de in de toelichting op post 9405 opgenomen opsomming zijn ook lampenkappen opgenomen. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat hieronder ook lampenkappen met een klem- of draaiverbinding (dus zonder elektrische verbindingen) kunnen worden geschaard. De rechtbank ziet geen relevant verschil in objectieve kenmerken en eigenschappen tussen het product en deze lampenkappen. Beide producten betreffen immers producten die zorgen voor een bepaalde verspreiding of juist bundeling van het licht, zodat het effectiever wordt gebruikt. Daar komt bij dat in de toelichting op post 9405 een reflector - hetgeen het product in wezen is - ook wordt genoemd als deel van een verlichtingstoestel.”
Bij uitspraak van 22 april 2015, nr. HAA 14/1228, ECLI:NL:RBNHO:2015:3248, verklaart de Rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond.
Het Hof
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Bij het Hof is, evenals bij de Rechtbank, de indeling van het product in geschil. De Inspecteur bepleit indeling onder postonderverdeling 7606 11 91 als een strip aluminium (7,5%), terwijl belanghebbende indeling onder postonderverdeling 9405 99 00 als deel van een verlichtingstoestel (2,7%) voorstaat.
Het Hof oordeelt dat het onderhavige product niet kan worden gekwalificeerd als een deel van een verlichtingstoestel, omdat geen sprake is van de aanwezigheid van een geheel voor de werking waarvan het product noodzakelijk is. Daartoe overweegt het Hof het volgende:
“5.4. Het Hof overweegt dat deze toelichtingen3 onverlet laten dat, blijkens de jurisprudentie van het Hof van Justitie, het woord “deel” de aanwezigheid impliceert van een geheel, voor de werking waarvan het noodzakelijk is (vgl. HvJ 19 oktober 2000, C-339/98, Peacock AG, punt 21). De enkele vermelding van lampenkappen en reflectorspiegels in de IDR-toelichting leidt derhalve niet tot indeling van het onderwerpelijke artikel in hoofdstuk 94. Opgemerkt zij voorts dat het Hof van Justitie aan het begrip “delen” in het belang van een coherente en uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief één enkele definitie heeft willen geven die geldt voor alle hoofdstukken van de GN (HvJ 20 november 2014, C-666/13, Rohm Semiconductor GmbH, ECLI:EU:C:2014:2388, punt 44).
De onderwerpelijke reflector wordt als accessoire voor een aquariumlamp op de markt gebracht en is bestemd om met behulp van meegeleverde beugeltjes te worden bevestigd aan een tl-buis(je) in de maat T5 (5/8e inch diameter) of T8 (8/8e inch diameter). Het doel is de lichtopbrengst van de tl-buis te verbeteren. De reflector kan op elk gewenst moment weer worden verwijderd. Omdat geen sprake is van de aanwezigheid van een geheel voor de werking waarvan het product noodzakelijk is, kan het product niet worden gekwalificeerd als deel. Het Hof overweegt in dit verband dat de oorspronkelijke aquariumverlichting goed functioneert zonder dat het product op de tl-buis is bevestigd. De mechanische en elektrische werking van de aquariumverlichting hangt niet af van de aanwezigheid van het product (vgl. HvJ 19 juli 2012, C-336/11, Rohm & Haas, punt 35). De enkele omstandigheid dat het rendement van de verlichting casu quo de tl-buis verbetert door het bevestigen van het product is in dit verband niet relevant. Het onderhavige product kan daarom niet worden gekwalificeerd als “deel” van een verlichtingstoestel.”
Vervolgens overweegt het Hof dat het product als zodanig niet wordt vermeld in enige post van de GN. Naar het oordeel van het Hof dient indeling met behulp van indelingsregel 3b te geschieden onder postonderverdeling 7606 11 91. Het oordeel van het Hof luidt als volgt:
“5.6. Het product wordt als zodanig niet vermeld in enige post van de nomenclatuur. Het product is samengesteld uit kunststof en twee strippen van aluminium en is daarom in beginsel vatbaar voor indeling als werk van kunststof (3926 90 97), dan wel als strippen van aluminium (7606 11 91). Omdat genoemde posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen waaruit het product is samengesteld worden die posten met betrekking tot dit product aangemerkt als even specifiek, zodat indeling met behulp van indelingsregel 3 a niet mogelijk is. Indeling dient daarom te geschieden met behulp van indelingsregel 3 b, hetgeen inhoudt dat het product moet worden ingedeeld naar de stof waaraan het werk zijn wezenlijk karakter ontleent. Het Hof is met partijen van oordeel dat het product - een reflector - zijn wezenlijk karakter onmiskenbaar ontleent aan de aluminium strippen die er voor zorgen dat het licht wordt gereflecteerd. Indeling dient daarom te geschieden in post 7606 11 91.”
Bij uitspraak van 15 september 2016, nr. 15/00190, ECLI:NL:GHAMS:2016:4373 vernietigt het Hof de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
4 Het geding in cassatie
Belanghebbende heeft tijdig4 en ook overigens op regelmatige wijze beroep in cassatie ingesteld. Belanghebbende draagt het volgende cassatiemiddel voor:
“Schending van het recht in de zin van art. 79, Wet RO, met name van tariefpost 9405 van de Gecombineerde Nomenclatuur, door te oordelen dat [het product] niet als deel van een verlichtingstoestel in de zin van tariefpost 9405 moet worden ingedeeld, zulks ten onrechte, omdat [het product] een deel van een verlichtingstoestel is zoals genoemd in tariefpost 9405 en zoals omschreven in - onder andere - de Toelichtingen IDR op hoofdstuk 94 en tariefpost 9405.”
Volgens belanghebbende moeten voor de indeling achtereenvolgens de volgende twee vragen worden beantwoord: (1) is het product een lampenkap en/of reflector in de zin van de GS-toelichtingen van de Werelddouaneorganisatie (WDO), voorheen de Internationale Douaneraad (IDR) bij hoofdstuk 94 en bij post 9405 van de GN en, zo ja, (2) is het product een deel van een verlichtingstoestel in de zin van post 9405 (postonderverdeling 9405 99 00) van de GN.
Ter toelichting op de eerste vraag merkt belanghebbende op dat het Hof niet expliciet heeft geoordeeld dat het product nu wel of juist niet een lampenkap en/of reflector is (eerste middelonderdeel). Het is belanghebbende niet duidelijk of het Hof impliciet tot dat oordeel komt. Volgens belanghebbende is van belang te beoordelen of het product een lampenkap en/of reflector is. Het oordeel of het product een lampenkap en/of reflector is, betreft volgens belanghebbende geen vaststelling van feiten, maar de uitleg van het begrip ‘delen’ en de begrippen ‘lampenkap’ en/of ‘reflector’ in de GS-toelichtingen bij hoofdstuk 94 en bij post 9405, zodat de Hoge Raad zelf een oordeel kan geven in cassatie. Belanghebbende is van mening dat de vorm en de kenmerken van het product erop wijzen dat het product uitsluitend is gemaakt om deel uit te maken van een verlichtingstoestel in de zin van post 9405 van de GN (en dus voldoet aan de GS-toelichting bij hoofdstuk 94 van de GN) en in alle relevante opzichten gelijk is aan een lampenkap. Het product is volgens belanghebbende eveneens een reflector, omdat de aluminium binnenkant het licht van de tl-balk reflecteert.
Met betrekking tot de tweede vraag stelt belanghebbende dat voor de juistheid van de indeling niet slechts de GS-toelichtingen van belang zijn, maar ook:
- Indelingsverordening (EEG) nr. 2080/915;
- De postonderverdelingen van post 9405 91, die volgens de Inspecteur slechts zijn verwijderd wegens een te laag handelsvolume6, en dus niet wegens een inhoudelijke wijziging van de post;
- De grote verscheidenheid van verlichtingstoestellen en de nog veel grotere verscheidenheid aan delen van verlichtingstoestellen die binnen het bereik van hoofdstuk 94 vallen.
Door in weerwil van al deze aanwijzingen te oordelen dat het product niet kan worden ingedeeld als deel van een verlichtingstoestel in de zin van post 9405, schendt het Hof volgens belanghebbende het recht (tweede middelonderdeel). Anders dan het Hof oordeelt, vervangt de door het HvJ gegeven definitie naar het oordeel van belanghebbende niet alle bestaande wet- en regelgeving over het begrip ‘delen’. Ter illustratie wijst belanghebbende op het arrest HARK7. Zij merkt op dat het HvJ in punt 34 nadrukkelijk erop wijst dat de in die zaak in te delen buisbochtstukken niet expliciet worden genoemd in (onder meer) de toelichting op de GN of het GS. In geen van zijn arresten heeft het HvJ volgens belanghebbende de GS-toelichtingen terzijde geschoven en zijn eigen definitie in de jurisprudentie in de plaats dan wel boven de bestaande GS-toelichtingen willen stellen.
Mocht de definitie van het HvJ (dat het begrip ‘deel’ de aanwezigheid impliceert van een geheel, voor de werking waarvan het noodzakelijk is) toch van toepassing zijn op het product, dan is belanghebbende van mening dat een lampenkap8 noodzakelijk is voor de werking van een verlichtingstoestel (derde middelonderdeel). Dat de lamp zonder lampenkap ook kan schijnen is volgens belanghebbende niet relevant, omdat de werking van de lichtbron moet worden onderscheiden van de werking van het verlichtingstoestel. Voor de werking van het verlichtingstoestel is een lampenkap noodzakelijk. Het oordeel van het Hof dat de mechanische en elektrische werking van aquariumverlichting niet afhangt van de aanwezigheid van het product, is volgens belanghebbende dus onjuist.9 Dit oordeel strookt volgens belanghebbende bovendien niet met het eerdere oordeel van het Hof (in punt 5.4 van zijn uitspraak) dat het HvJ één enkele definitie heeft willen geven die geldt voor alle hoofdstukken van de GN. Een groot deel van die hoofdstukken bevat volgens belanghebbende goederen die een mechanische noch elektrische werking hebben. Onderdelen van deze goederen zouden, aldus nog steeds belanghebbende, naar het verstrekkende algemene oordeel van het Hof nooit als ‘delen’ kunnen worden ingedeeld.
Mocht de Hoge Raad overwegen dat het product wel een lampenkap is in de zin van de GS-toelichting op post 9405 maar geen lampenkap in de zin van post 9405, dan verzoekt belanghebbende het HvJ te vragen hoe de door het HvJ gegeven definitie van het begrip ‘delen’ zich verhoudt tot de omschrijving van het begrip ‘delen van een verlichtingstoestel’ in de GS-toelichtingen bij hoofdstuk 94 en post 9405.
De staatssecretaris van Financiën (de Staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend.10 Daarin wijst hij op de methodiek van de tariefindeling van goederen. De Staatssecretaris is van mening dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de – rechtens bindende – bewoordingen van de posten en postonderverdelingen, alsmede de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de – rechtens niet bindende – door de Europese Commissie en de WDO gegeven toelichtingen. Aan het volgens de Staatssecretaris terechte oordeel van het Hof dat het onderhavige product niet kan worden aangemerkt als deel van een verlichtingstoestel als bedoeld in post 9405 doet de veronderstelde gelijkenis van het product met de in de GS-toelichting bij post 9405 vermelde ‘reflectorspiegels’ en ‘lampenkappen’ als delen van verlichtingstoestellen niet af, aldus de Staatssecretaris, nu die toelichting niet rechtens bindend is.
Belanghebbende heeft geen conclusie van repliek ingediend.