Parket bij de Hoge Raad, 15-12-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1191, 20/02201
Parket bij de Hoge Raad, 15-12-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1191, 20/02201
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 december 2020
- Datum publicatie
- 8 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2020:1191
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:294
- Zaaknummer
- 20/02201
Inhoudsindicatie
Mogen voor het bestaan van een recht op aftrek van voorbelasting algemene statistische gegevens worden gebruikt tot bewijs dat en in hoeverre ontvangers van prestaties van de ondernemer zijn gevestigd buiten de Europese Unie, ook als de algemene statistische gegevens zouden zien op een andersoortige prestatie dan de prestaties van de ondernemer?
Op 15 juli 2020 heeft de rechtbank Den Haag twee vragen voorgelegd aan de Hoge Raad ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing. Beide vragen houden verband met het leveren van bewijs voor het bestaan van een recht op aftrek van omzetbelasting ter zake van aan een ondernemer geleverde goederen en verleende diensten die de ondernemer op zijn beurt gebruikt voor het verrichten van prestaties in het kader van bitcoin mining. De eerste vraag betreft de kwestie of algemene statistische gegevens toelaatbaar zijn als bewijsmiddelen. De tweede vraag betreft de kwestie of algemene statistische gegevens kunnen worden gebruikt als bewijsmiddelen wanneer de beschikbare gegevens niet zien op bitcoin mining maar op bitcoin trading.
Feiten en geschil
Aan belanghebbende is zowel computer- en koelapparatuur als elektriciteit geleverd voor de werking daarvan. Ter zake van deze leveringen is omzetbelasting in rekening gebracht aan haar. Zij neemt deel aan een samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met bitcoin mining. Zij stelt de rekenkracht van haar computerapparatuur ter beschikking van het samenwerkingsverband voor het toevoegen van blokken aan de blockchain van bitcoin tegen betaling (van een evenredig deel) van een block reward en voor het verifiëren en authentiseren van transacties in bitcoin tegen betaling (van een evenredig deel) van een transaction fee. In geschil is of het recht op aftrek is ontstaan voor de aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting.
Vragen
Volgens artikel 15, lid 2, onderdeel c, van de Wet OB ontstaat een recht op aftrek voor de omzetbelasting die in rekening is gebracht ter zake van aan een ondernemer geleverde goederen en verleende diensten voor zover deze goederen en diensten worden gebruikt voor bepaalde vrijgestelde handelingen en de ontvanger is gevestigd buiten de Europese Unie. Naar het oordeel van de Rechtbank zijn de handelingen van belanghebbende belastbare handelingen. Dan is tussen partijen niet in geschil dat deze handelingen zijn vrijgesteld volgens artikel 11, lid 1, onderdeel j, ten tweede, van de Wet OB. Tussen partijen is alleen in geschil of belanghebbende heeft bewezen dat en in hoeverre de ontvangers van haar handelingen zijn gevestigd buiten de Europese Unie.
Naar het oordeel van de Rechtbank draagt de ondernemer de last om te bewijzen dat en in hoeverre recht op aftrek bestaat voor de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting. De Rechtbank overweegt dat het overleggen van algemene statistische gegevens in de regel niet voldoet voor deze bewijslast. Vervolgens acht de Rechtbank van belang dat transacties in bitcoin plaatsvinden op anonieme basis, zodat het voor belanghebbende redelijkerwijs niet mogelijk is de ontvangers van haar handelingen te lokaliseren.
Een vergelijkbaar bewijsprobleem doet zich voor bij telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten en de diensten van reisbureaus, aldus de Rechtbank. Voor die diensten zijn specifieke bewijsregels voorzien, terwijl dergelijke regels ontbreken voor handelingen als die van belanghebbende. Daarom heeft de Rechtbank de volgende vragen voorgelegd:
1) Mag de wettekst van artikel 15, tweede lid, onderdeel c, van de Wet OB zo ruim worden geïnterpreteerd dat, in geval van ernstige en reële bewijsnood, met een vermoeden of met algemene statistische gegevens kan worden onderbouwd dat de ontvanger van een dienst buiten de Gemeenschap is gevestigd?
2) Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: mogen algemene statistische gegevens over de handel in bitcoins worden aangewend ter onderbouwing van de plaats van vestiging van de afnemers van mining-activiteiten terwijl de handel in bitcoins niet hetzelfde is als de mining-activiteiten die door eiseres worden verricht?
Antwoorden
A-G Niessen geeft de Hoge Raad in overweging de vragen te beantwoorden als volgt:
1) Naar Nederlands fiscaal procesrecht is een algemeen statistisch gegeven of daaraan ontleend vermoeden in gevallen waarin de mogelijkheid van directe waarneming niet aanwezig is, niet toelaatbaar ten bewijze dat de ontvanger van door de ondernemer verrichte prestaties zijn gevestigd buiten de Europese Unie, maar wel – indien is voldaan aan de relevante statistisch wetenschappelijke vereisten – toelaatbaar ten bewijze dat de ontvangers van door de ondernemer verrichte prestaties voor een zeker percentage zijn gevestigd buiten de Europese Unie, mits aannemelijk wordt gemaakt dat de groep ontvangers in gelijke of nagenoeg gelijke mate over Europa en andere werelddelen is verdeeld als de populatie waarop het statistisch gegeven ziet.
2) Het is aan de feitenrechter om gelegenheid te bieden aan de procespartij die statistische gegevens aandraagt ten bewijze dat de ontvangers van een door haar verrichte prestatie zijn gevestigd buiten de Europese Unie, te stellen en – zo nodig – te bewijzen dat deze gegevens dienstig en betrouwbaar zijn, en aan haar wederpartij om dit te betwisten. Wanneer de procespartij die bewijs moet leveren, gegevens aanvoert die betrekking hebben op een andere handeling dan de door haar verrichte prestaties, zal zij aannemelijk moeten maken dat haar prestaties in relevant opzicht dezelfde kenmerken hebben als die andere handeling. Het is eveneens aan de feitenrechter te beoordelen of een bewijsvermoeden is te ontlenen aan statistische gegevens en, zo ja, of de wederpartij de juistheid, betrouwbaarheid of relevantie van dit vermoeden heeft weten te weerleggen. Tegen een en ander verzet het beginsel van fiscale neutraliteit zich niet.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/02201
Datum 15 december 2020
Kamer III
Onderwerp / tijdvak Prejudiciële vragen artikel 15 lid 2 onderdeel c Wet OB 1968 / Omzetbelasting 1 oktober 2014 – 30 juni 2015
Nr. Rechtbank SGR 18/8226
CONCLUSIE
R.E.C.M. Niessen
in de zaak van
V.O.F. [X]
tegen
de Staatssecretaris van Financiën
Mogen voor het bestaan van een recht op aftrek van voorbelasting algemene statistische gegevens worden gebruikt tot bewijs dat en in hoeverre ontvangers van prestaties van de ondernemer zijn gevestigd buiten de Europese Unie, ook als de algemene statistische gegevens zouden zien op een andersoortige prestatie dan de prestaties van de ondernemer?
1 De feiten en het geschil
Belanghebbende neemt deel aan een samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met bitcoin mining. Als deelnemer stelt zij de rekenkracht van haar toebehorende computers ter beschikking van het samenwerkingsverband voor het uitbreiden van de blockchain van bitcoin met nieuwe blokken en het verifiëren en authentiseren van transacties in deze cryptovaluta binnen de aldus nieuw gerealiseerde blokken. De blockchain is een grootboek voor het vastleggen van alle transacties in bitcoin; het uitbreiden daarvan maakt het mogelijk nieuwe transacties in bitcoin vast te leggen.
Belanghebbende of het samenwerkingsverband waaraan zij deelneemt, is niet alleen in bitcoin mining. Doorgaans houden op enig moment ook anderen zich daarmee bezig. In de hier relevante tijdvakken is de blokchain van bitcoin uitgebreid met circa 40.000 blokken, waarvan 1.258 door belanghebbende of andere deelnemers aan dit samenwerkingsverband.
Wie met succes een nieuw blok realiseert, ontvangt de block reward: een eenmalige vergoeding ter zake van het realiseren van een nieuw blok die gelijk is aan het aantal nieuw ontstane bitcoins binnen dit blok. Daarnaast ontvangt die deelnemer van tijd tot tijd een transaction fee: een vergoeding ter zake van het verifiëren en authentiseren van transacties binnen het door hem of haar gerealiseerde blok. De transaction fee luidt eveneens in bitcoin (₿).
Voor beide vergoedingen geldt winner takes all: wie met succes een nieuw blok realiseert, ontvangt de volledige block reward en alle transaction fees voor dat blok; wie het aflegt, ontvangt niets. Binnen het samenwerkingsverband waaraan belanghebbende deelneemt, worden block rewards en transaction fees verdeeld over alle deelnemers.
In de tijdvakken van 1 oktober 2014 tot en met 30 juni 2015 is omzetbelasting in rekening gebracht aan belanghebbende ter zake van de levering van computer- en koelapparatuur alsmede van elektriciteit voor de werking van deze apparatuur. Tussen partijen is in geschil of voor deze belasting het recht op aftrek is ontstaan.
2 De procedure en de prejudiciële vragen
Belanghebbende meent dat voor die belasting recht op aftrek bestaat. Zij heeft een bedrag van € 14.788 als voorbelasting in aftrek gebracht in haar aangiften over de hier relevante tijdvakken en dit bedrag terugontvangen. De Inspecteur1 meent het tegendeel. Hij heeft tot hetzelfde bedrag een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende en bij beschikking belastingrente berekend aan haar.
Na daartegen gemaakt bezwaar, zijn de naheffingsaanslag en de daarbij gegeven rentebeschikking gehandhaafd bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank2.
Rechtbank Den Haag
De Rechtbank heeft de volgende vragen voorgelegd aan de Hoge Raad ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing:3
1) Mag de wettekst van artikel 15, tweede lid, onderdeel c. van de [Wet op de omzetbelasting 1968; A-G] zo ruim worden geïnterpreteerd dat, in geval van ernstige en reële bewijsnood, met een vermoeden of met algemene statistische gegevens kan worden onderbouwd dat de ontvanger van een dienst buiten de Gemeenschap is gevestigd?
2) Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: mogen algemene statistische gegevens over de handel in bitcoins worden aangewend ter onderbouwing van de plaats van vestiging van de afnemers van mining-activiteiten terwijl de handel in bitcoins niet hetzelfde is als de mining-activiteiten die door eiseres worden verricht?
Gelet op het geheel van overwegingen van de Rechtbank versta ik de vraag onder 1) aldus dat deze voor zover het gaat om ‘vermoedens’, doelt op vermoedens die worden ontleend aan algemene statistische gegevens.
Bij het voorleggen van deze prejudiciële vragen is de Rechtbank ervan uitgegaan dat de bitcoin mining prestaties van belanghebbende aan de heffing van omzetbelasting zijn onderworpen en dat (dan) tussen partijen alleen in geschil is of belanghebbende heeft bewezen dat en in hoeverre haar afnemers zijn gevestigd buiten de Gemeenschap:
6. (…) De rechtbank is van oordeel dat sprake is van belastbare prestaties en zal dit oordeel in haar einduitspraak nader motiveren.
7. Gegeven het oordeel dat eiseres belastbare prestaties verricht, is tussen partijen niet in geschil dat de prestaties van eiseres op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, ten tweede van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) van belasting zijn vrijgesteld. Evenmin is in geschil dat eiseres de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting op grond van artikel 15, tweede lid, onderdeel c van de Wet toch in aftrek kan brengen indien haar afnemers buiten de Gemeenschap zijn gevestigd. In geschil is of eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat en in hoeverre haar afnemers buiten de Gemeenschap zijn gevestigd.
Na het aanhalen van de tekst van (de door haar van belang geachte bepalingen van) artikel 2, artikel 11, lid 1, en artikel 15 van de Wet OB4, heeft de Rechtbank vooropgesteld dat de ondernemer de bewijslast draagt voor feiten die meebrengen dat het recht op aftrek is ontstaan en dat “in de regel” niet wordt voldaan aan deze bewijslast met het overleggen van algemene statistische gegevens:
13. De bewijslast dat en in hoeverre recht bestaat op aftrek van voorbelasting, rust op de ondernemer. Het is dan ook aan eiseres om feiten te stellen waaruit volgt dat de afnemers van haar diensten zijn gevestigd buiten de Gemeenschap.
14. In de regel wordt met het overleggen van algemene statistische gegevens door de ondernemer niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. (…)
Vervolgens heeft de Rechtbank uiteengezet dat de geldende bewijsregels voor verschillende soorten diensten niet uniform zijn. Zij verwijst naar de regels ter bepaling van de plaats van telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten en naar de regeling voor de omvang van het recht op aftrek voor reisbureaus. Naar het oordeel van de Rechtbank ontstaat een bewijsprobleem voor belanghebbende doordat vergelijkbare regels ontbreken en het voor belanghebbende redelijkerwijs niet mogelijk is haar afnemers te lokaliseren als gevolg van hun anonimiteit:
Prejudiciële vragen
20. De rechtbank constateert dat in de betrekkelijk nieuwe branche waarbinnen eiseres opereert, gezien het anonieme karakter van de desbetreffende transacties, een bewijsprobleem ontstaat omdat het niet redelijkerwijs mogelijk is de precieze afnemers van de diensten te lokaliseren. Voor andere diensten waarbij een dergelijk bewijsprobleem dreigt, zijn op Europees niveau handvatten aangereikt: voor onder meer telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten is het vermoeden van de plaats waar de afnemer is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft voldoende. Voor reisbureaus is het percentage van in rekening gebrachte omzetbelasting dat in aftrek mag worden gebracht, bepaald aan de hand van algemene gegevens.
De redactie van FutD plaatst kanttekeningen bij het (ongemotiveerde) oordeel van de Rechtbank dat belanghebbende belastbare prestaties verricht:5
(…) Deze beslissing zal [de Rechtbank; A-G] (moeten) motiveren in de einduitspraak. Deze motivering over het BTW-ondernemerschap is voor de praktijk een belangrijke rechtsvraag. Dit is het geval als de belanghebbende economische activiteiten (diensten) verricht. (…) Bij mining tegen alleen een blockreward lijkt hiervan naar onze mening - in tegenstelling tot transaction [fees; A-G] - geen sprake te zijn. In dat geval lijkt geen individualiseerbare opdrachtgever/verbruiker te onderkennen zijn. Bovendien lijken de inspanningen van belanghebbende bij een blockreward deels op toeval te zijn gebaseerd. Meerdere miners trachten immers een bepaald blok te realiseren. De vraag is dan ook of op grond van het Bastová-arrest6 van het EU-Hof van Justitie (…) wel sprake kan zijn van een dienst onder bezwarende titel. In dit arrest is namelijk beslist dat daarvan geen sprake is als een paard deelneemt aan een wedstrijd en enkel met een goede rangschikking bij aankomst een prijzengeld realiseert. Uit de tussenuitspraak maken wij overigens niet op dat de Rechtbank van mening is dat bij zowel de blockreward als de transaction [fee; A-G] sprake is van diensten onder bezwarende titel. (…)
Vroon annoteert in NLF over de prejudiciële vragen van de Rechtbank:7
(…) Kennelijk veronderstelt de Rechtbank een verband tussen mining en handel in bitcoins. Dat is echter net zo vanzelfsprekend als veronderstellen dat de vindplaats van diamanten gesitueerd zal zijn in overeenstemming met de plaats waar diamanthandel plaatsvindt. Overigens lijkt mij dit een zeer feitelijke vraag die de Hoge Raad moeilijk zelf kan beantwoorden.
En:
In dit geval blijft het naar mijn mening gissen wie de afnemers van belanghebbende zijn. Theoretisch is het best mogelijk dat alle afnemers binnen de EU zijn gevestigd, terwijl het theoretisch ook mogelijk is dat alle afnemers buiten de EU zijn gevestigd. En alle variaties daarin zijn per transactie denkbaar. (…) Een aftrekrecht dat gebaseerd is op vermoedens breekt onherroepelijk in op het neutraliteitsbeginsel. Statistische gegevens lijken dan meer houvast te bieden, maar die zullen dan toch ten minste betrekking moeten hebben op ervaringscijfers van de concrete situatie en niet ‘algemeen’ kunnen zijn. Daarin zit ook het verschil met het beleid rond de reisbureaus. Kortom, ik vrees dat deze prejudiciële vragen uiteindelijk een vraag naar de bekende weg zullen zijn.
Soltysik schrijft in NTFR dat het antwoord op de eerste prejudiciële vraag van de Rechtbank zich laat afleiden uit de rechtspraak van de Hoge Raad:8
Het gebruik van algemene statistische gegevens voor de vaststelling van feiten is ook al in de jurisprudentie van de Hoge Raad aan de orde geweest. Zo overwoog de Hoge Raad dat de vaststelling van de omvang van het privégebruik moet plaatsvinden op basis van een redelijke schatting met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. (…) Wanneer een beroep wordt gedaan op statistische gegevens, moet aan de hand van bepaalde omstandigheden aannemelijk worden gemaakt dat deze gegevens in het bedoelde geval bruikbaar zijn (HR 21 april 2017, nr. 15/02212,9 (…)).
De redactie van V-N mist in de uitspraak van de Rechtbank enige vermelding van wie de afnemers van de prestaties van belanghebbende zijn:10
(…) Daarnaar zijn wij wel benieuwd. Als het peer-to-peer-netwerk zonder beheerder als vergoeding nieuwe bitcoins uitgeeft, is dan het netwerk de afnemer? Kan het netwerk ergens gepositioneerd worden? Is het mogelijk het netwerk te vereenzelvigen met de handelaren in bitcoins? Is voor de transactievergoeding de koper van de bitcoins de afnemer? Om hoeveel transacties gaat het precies? 40.000 blokken met duizenden transacties, worden statistieken dan toch niet interessant? (…)
Daarnaast meent de redactie van V-N dat het gebruik van statistische gegevens als bewijsmiddel toelaatbaar is en het aan de rechter is te oordelen over de relevantie daarvan:
(…) de vragen lijken toch vooral te zien op het gebruik en de waarde van statistisch bewijs. In dat kader is het arrest-Unitrading11 van het Hof van Justitie EU interessant (…). In die zaak maakte de Belastingdienst gebruik van statistisch bewijs ter onderbouwing van de herkomst van knoflookbollen. (…) Daarna overwoog het Hof van Justitie EU dat bij gebreke van een Unierechtelijke regeling betreffende het begrip ‘bewijs’ de toelaatbaarheid van bewijsstukken aan de lidstaten is. (…) Ook in het arrest-Fontana12 stuit het gebruik van statistisch bewijs niet op bezwaren (…). Het vaststellen van omzet op basis van branchegegevens (statistische gegevens) is in die zaak niet in strijd met de Btw-richtlijn. Wij concluderen daarom dat met deze vrije bewijsleer het de belanghebbende zonder meer is toegestaan om algemeen statistisch bewijs in te brengen over de handel in bitcoins ter onderbouwing van haar aftrekrecht met betrekking tot haar mining-activiteiten. (…) Het is vervolgens aan de rechterlijke instanties om een oordeel te geven over de relevantie van het overgelegde statistische bewijs.
Na prejudiciële verwijzing
Belanghebbende en de Staatssecretaris zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijke opmerkingen in te dienen. Belanghebbende heeft daarvan niet gebruik gemaakt, de Staatssecretaris wel. Ik vat zijn schriftelijke opmerkingen samen als volgt.
Het gaat bij het recht op aftrek van omzetbelasting ter zake van goederen of diensten die worden gebruikt voor vrijgestelde handelingen, om een uitzonderlijke situatie die vraagt om een strikte toepassing van de daarvoor geldende regels. Voor een geval als dit is niet voorzien in specifieke regels van bewijsrecht. Daarmee bevinden de prejudiciële vragen zich op het terrein van de vrije bewijsleer, waarin een grote mate van vrijheid toekomt aan de feitenrechter in de keuze en waardering van bewijsmiddelen. Overigens is de ernstige en reële bewijsnood die de Rechtbank onderscheidt voor belanghebbende, niet anders voor de Inspecteur.
Het verdraagt zich slecht met het neutraliteitsbeginsel wanneer een eventueel recht op aftrek voor belanghebbende uitsluitend wordt gebaseerd op vermoedens of statistische gegevens. Daarnaast neemt de bewijskracht van vermoedens of statistische gegevens af naarmate zij in verder verwijderd verband staan met het voorliggende geval van de door belanghebbende verrichte prestaties. Dat is met name zo wanneer zij betrekking hebben op prestaties die niet overeenstemmen met die van belanghebbende. De statistische gegevens die zij aanhaalt, zien op andersoortige prestaties en op andersoortige afnemers en zeggen daarmee weinig tot niets over (de vestigingsplaats van) haar afnemers. Onder verwijzing naar de zaak Vadan13 acht de Staatssecretaris dergelijke statistische gegevens niet goed bruikbaar.
Tot slot merkt de Staatssecretaris op dat de Inspecteur voor de Rechtbank heeft gewezen op artikel 37e van de Wet OB. Volgens de Staatssecretaris brengt deze bepaling mee dat, behoudens tegenbewijs door belanghebbende, haar prestaties worden geacht belastbaar te zijn in Nederland en haar afnemers worden geacht alhier te zijn gevestigd. Dan wordt niet toegekomen aan een recht op aftrek volgens artikel 15, lid 2, onderdeel c, van de Wet OB. Ook dan is de bewijsnood die de Rechtbank onderscheidt voor belanghebbende, dezelfde.
Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft belanghebbende tijdig schriftelijke uitlatingen over de opmerkingen van de Staatssecretaris ingediend. Zij meent dat deze opmerkingen al zijn beantwoord in de gewisselde processtukken.
3 Bitcoin, blockchain, mining en trading
Voordat ik toekom aan de prejudiciële vragen van de Rechtbank (zie onderdeel 4), sta ik in dit onderdeel 3 kort stil bij de aard en werking van bitcoins, mining en trading.14
Een bitcoin is een digitale gegevensdrager, waarin een enkel tekstbestand of een serie van tekstbestanden is vastgelegd. Een bitcoin is authentiek doordat vanaf de eerste toekenning en bij elke opvolgende overdracht de gegevens van de overdracht worden vastgelegd als nieuw tekstbestand, dat wordt toegevoegd aan de bestaande serie van tekstbestanden. Deze vastlegging biedt een waarborg voor degene die op enig moment rechthebbende van een bitcoin is, en voor de prospectieve verkrijger van een bitcoin.15
De overdracht van een bitcoin vindt plaats zonder tussenkomst van een bank maar direct van rechthebbende op verkrijger. In plaats van een bank verwerkt een gedecentraliseerd netwerk van bitcoin miners de overdrachten van bitcoins.16
De verwerking gaat als volgt. Zodra een rechthebbende voorstelt een bitcoin over te dragen, wordt dit voorstel verspreid via het netwerk aan bitcoin miners.17 Elke bitcoin miner probeert het voorstel als nieuw vastgesteld tekstbestand toe te voegen aan de bestaande serie van tekstbestanden. Deze serie is de blockchain. Elke toevoeging vereist proof of work: het antwoord op een complex wiskundig vraagstuk, waarbij het oplossen kostbaar is in termen van benodigde rekenkracht maar het antwoord eenvoudig verifieerbaar is.18 De eerste bitcoin miner die het vraagstuk beantwoordt, verspreidt het proof of work via het netwerk aan andere bitcoin miners, die het antwoord verifiëren. Nadat een meerderheid van bitcoin miners het antwoord heeft geverifieerd, wordt de voorgestelde transactie als nieuw vastgelegd tekstbestand (een blok) toegevoegd aan de blockchain.19
De bitcoin miner die als eerste proof of work levert, ontvangt een aantal bitcoins als block reward. Dit aantal wordt gehalveerd voor elke 210.000 blokken die worden toegevoegd aan de blockchain.20 Daartegenover staat dat het leveren van proof of work complexer wordt naarmate de beschikbare rekenkracht van bitcoin miners toeneemt.21 Dit betekent dat op termijn de uitgaven van een bitcoin miner aan apparatuur en elektriciteit blijven toenemen en de verwachte opbrengst van een block reward zullen overtreffen. Denkelijk daarom nemen meerdere bitcoin miners deel aan een samenwerkingsverband, dat de rekenkracht van deelnemers bundelt en een block reward verdeelt onder de deelnemende bitcoin miners.
Bitcoins kunnen niet alleen worden gedolven, maar ook worden verkregen of overgedragen tegen andere (crypto)valuta, goederen of diensten.22 Hoewel elke overdracht van een bitcoin wordt vastgelegd in de blockchain, worden identificerende gegevens van noch de overdrager noch de verkrijger vastgelegd wat doet denken aan de wijze van handel ter beurze.23 Een bitcoin overdracht kan plaatsvinden tegen betaling van een transaction fee aan de bitcoin miner die als eerste proof of work heeft geleverd van het blok waarin deze overdracht wordt vastgelegd.24 Overigens kan een bitcoin miner zelf ook een bitcoin trader zijn maar dat hoeft niet (en het omgekeerde kan ook maar hoeft net zo min).