Parket bij de Hoge Raad, 02-06-2023, ECLI:NL:PHR:2023:562, 21/04169
Parket bij de Hoge Raad, 02-06-2023, ECLI:NL:PHR:2023:562, 21/04169
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 juni 2023
- Datum publicatie
- 23 juni 2023
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2023:562
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:1017
- Zaaknummer
- 21/04169
Inhoudsindicatie
Is het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bevoegd onderzoek te verrichten in een derde land zonder dat een overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand met dat land is gesloten? Wat is het gevolg van een eventuele onbevoegdheid voor de bewijskracht van gegevens die tijdens het onderzoek zijn verkregen?
De zaak betreft de herkomst van zonnepanelen die in Nederland in het vrije verkeer zijn gebracht. Van deze goederen, die zijn aangegeven met als land van oorsprong Taiwan, wordt vermoed dat zij in Taiwan enkel zijn overgeladen en in werkelijkheid van Chinese oorsprong zijn. OLAF heeft in Taiwan onderzoek gedaan naar de herkomst van zonnepanelen. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek door OLAF heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Hij heeft de belanghebbende in deze zaak aangemerkt als de Chinese producent en exporteur van de zonnepanelen en als de douaneschuldenaar. Hij heeft aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling uitgereikt.
De Rechtbank heeft het betoog van belanghebbende dat OLAF niet bevoegd was tot onderzoek in Taiwan, verworpen. Met betrekking tot de oorsprong van de zonnepanelen heeft de Rechtbank vooropgesteld dat het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door OLAF dusdanig ingrijpend is, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn indien de door belanghebbende aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van OLAF dermate ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van OLAF (meer) kan worden toegekend. De Rechtbank is van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de oorsprong van de zonnepanelen China is en belanghebbende terecht als douaneschuldenaar is aangemerkt.
Het Hof verwerpt het primaire standpunt van belanghebbende dat OLAF niet bevoegd is een onderzoek in te stellen in een derde land als daaraan geen overeenkomst voor samenwerking en wederzijdse bijstand ten grondslag ligt. Het Hof overweegt in verband daarmee dat OLAF afhankelijk is van de (vrijwillige) medewerking van de Taiwanese autoriteiten en bedrijven die in dit geval (deels) deze medewerking hebben verleend, en dat het bepaalde in art. 3(1) van Verordening (EU) nr. 883/2013 en art. 19 van Verordening (EU) nr. 515/97 aan deze gang van zaken niet in de weg staat. Het Hof is verder van oordeel dat de Inspecteur heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en vijf middelen voorgesteld. Middel I en II behelzen de klacht dat OLAF zonder juridische grondslag onderzoek in Taiwan heeft verricht. Dit zou volgens de middelen ertoe moeten leiden dat de door OLAF vergaarde informatie niet als bewijs mag worden aangevoerd in de onderhavige procedure. Middel III behelst de klacht dat het Hof ten onrechte een specifiek bewijsstuk, bestaande uit een Excel-bestand, in zijn oordeel heeft betrokken nu dat bestand gedurende de procedure diverse keren is aangepast, gewijzigd en aangevuld. De onderliggende brondocumenten op basis waarvan het Excel-bestand zou zijn opgesteld zijn niet beschikbaar gesteld. Middel IV richt zich tegen een drietal overwegingen van het Hof die een bewijsoordeel van het Hof behelzen ten aanzien van de vraag of een koppeling bestaat tussen de in Taiwan ingevoerde en vermeend uitgevoerde zonnepanelen. Middel V is een zogenoemde “veeggrief”, die niet zelfstandig een klacht bevat maar verwijst naar de eerdere cassatiemiddelen.
De A-G gaat in de conclusie in op (i) de bevoegdheid van OLAF om onderzoek te verrichten in een derde land als met dat land geen overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand is gesloten, (ii) de gevolgen van een eventuele onbevoegdheid voor de toelaatbaarheid de door OLAF vergaarde informatie als bewijs, en (iii) de bewijskracht die aan een missierapport van OLAF kan worden toegekend. De A-G komt tot de slotsom dat OLAF bevoegd was onderzoek te verrichten in Taiwan. Voor het geval de Hoge Raad meent dat hierover gerede twijfel bestaat, concludeert de A-G dat, ook bij een onbevoegd gedaan onderzoek, geen reden is de door OLAF verkregen gegevens uit te sluiten als bewijs. De A-G concludeert tot slot dat ook de motiveringklachten moeten worden verworpen.
A-G Ettema geeft de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/04169
Datum 2 juni 2023
Belastingkamer A
Onderwerp/tijdvak Douanerecht, mei-juli 2014
Nrs. Gerechtshof 19/01297 en 19/01309
Nr. Rechtbank HAA 17/414
CONCLUSIE
C.M. Ettema
in de zaak van
[X] Ltd.
tegen
de staatssecretaris van Financiën
1 Overzicht
Deze zaak betreft de herkomst van zonnepanelen die in Nederland in het vrije verkeer zijn gebracht. Van deze goederen, die zijn aangegeven met als land van oorsprong Taiwan, wordt vermoed dat zij in Taiwan enkel zijn overgeladen en in werkelijkheid van Chinese oorsprong zijn.
Ter zake van zonnepanelen met land van oorsprong China worden in beginsel zogenoemde antidumpingrechten1 en compenserende rechten2 geheven. Die rechten kunnen oplopen tot zeer hoge bedragen, zodat het loont om de echte herkomst van dergelijke goederen te verhullen. Als fraude plaatsvindt met betrekking tot deze rechten zijn er directe gevolgen voor de eigen middelen van de Europese Unie. Douanerechten behoren immers tot de traditionele eigen middelen van de Unie.3 De Unie beschikt over eigen bevoegdheden om dergelijke frauduleuze handelingen te bestrijden.
Het Europees Bureau voor fraudebestrijding, ook wel aangeduid als OLAF4, heeft in dat verband bijzondere taken en bevoegdheden. Zij vervult taken op het gebied van fraudebestrijding door onder meer (onafhankelijk) onderzoek te doen naar fraude en corruptie met EU-middelen.5 In deze zaak heeft OLAF in Taiwan onderzoek gedaan naar de herkomst van zonnepanelen.
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek door OLAF heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Hij heeft de belanghebbende in deze zaak aangemerkt als de Chinese producent en exporteur van de zonnepanelen en als de douaneschuldenaar. Hij heeft aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling uitgereikt.
De Inspecteur heeft ook een uitnodiging tot betaling uitgereikt aan de aangever. Dit is de belanghebbende in de zaak die bij de Hoge Raad bekend is onder nummer 21/04213. In die zaak neem ik een separate conclusie.
In deze conclusie onderzoek ik of OLAF bevoegd is onderzoek te verrichten in een derde land zonder dat een overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand met dat land is gesloten. Ook onderzoek ik wat het gevolg is van een eventuele onbevoegdheid voor de bewijskracht van gegevens die tijdens het onderzoek zijn verkregen.
Inhoudsindicatie conclusie
Onderdeel 2 van deze conclusies bevat een weergave van de feiten en het geding in feitelijke instanties en onderdeel 3 van het geding in cassatie. In onderdeel 4 van deze conclusie onderzoek ik of OLAF de bevoegdheid heeft in een derde land onderzoek te doen als met dat land geen overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand is gesloten. Ik kom tot de slotsom dat OLAF in dit geval daartoe bevoegd was. Voor het geval de Hoge Raad meent dat hierover gerede twijfel bestaat, ga ik in hoofdstuk 5 na wat de gevolgen van een eventuele onbevoegdheid zijn voor de toelaatbaarheid van de door OLAF vergaarde informatie als bewijs. Ik concludeer dat in deze zaak, ook bij een onbevoegd gedaan onderzoek, geen reden is de door OLAF verkregen gegevens uit te sluiten als bewijs. In onderdeel 6 onderzoek ik welke bewijskracht aan een missierapport van OLAF kan worden toegekend. Tot slot behandel ik in onderdeel 7 een aantal motiveringsklachten.
Ik geef de Hoge Raad in overweging het beroep van belanghebbende ongegrond te verklaren.
2 Feiten en het geding in feitelijke instanties
Belanghebbende is een in de Volksrepubliek China (China) gevestigde fabrikant van zonnepanelen. In de periode van 12 mei 2014 tot en met 8 juli 2014 zijn, afwisselend door twee bedrijven, in naam en voor rekening van [A] B.V. (de aangever) in totaal 21 aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van – kort gezegd – zonnepanelen met land van oorsprong en verzending Taiwan.
Op 21 april 2015 heeft OLAF een zogenaamd missierapport uitgebracht naar aanleiding van een onderzoeksmissie in Taiwan. De EU en Taiwan hebben geen overeenkomst voor administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand gesloten.
Annex 3 van het missierapport houdt in dat in april en mei 2014 in Taiwan aangifte is gedaan ter zake van de uitvoer van zonnepanelen naar de EU. De uitvoeraangiften (hierna ook: D5-uitvoeraangiften) zijn gekoppeld aan in april en mei 2014 gedane aangiften voor de invoer (hierna ook: L1-invoeruitgiften) van zonnepanelen in Taiwan, waarvan het land van oorsprong telkens China is en belanghebbende de Chinese verkoper is. Op grond van de bevindingen van OLAF heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.
De Inspecteur heeft belanghebbende aangemerkt als douaneschuldenaar op grond van art. 201(3) CDW. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende, op grond van een overeenkomst ten behoeve van de aangiften, de handelsbescheiden met de invoergegevens aan de aangever ter beschikking heeft gesteld, en dat belanghebbende als de Chinese producent en exporteur van de zonnepanelen moet worden aangemerkt.6
Op 17 september 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (utb) uitgereikt ten bedrage van € 8.515.978,12 aan rechten bij invoer (€ 7.006,983,53 aan antidumpingrechten en € 1.508.994,59 aan compenserende rechten). Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de utb verminderd met € 250.047,80.
Het geding in eerste aanleg
De rechtbank Noord-Holland7 (de Rechtbank) heeft het betoog van belanghebbende dat OLAF niet bevoegd was tot onderzoek in Taiwan, verworpen. Zij heeft geen reden te twijfelen aan de vermelding in het missierapport dat de Taiwanese autoriteiten hebben ingestemd met de missie.
Met betrekking tot de oorsprong van de zonnepanelen heeft de Rechtbank vooropgesteld dat het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door OLAF dusdanig ingrijpend is, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn indien de door belanghebbende aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van OLAF dermate ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van OLAF (meer) kan worden toegekend. Naar het oordeel van de Rechtbank volgt uit annex 3 van het missierapport van OLAF dat de Taiwanese douane de link tussen D5-uitvoeraangiften en L1-invoeraangiften heeft kunnen leggen, behoudens een drietal aangiften. De Rechtbank is van oordeel dat de Inspecteur in zoverre aannemelijk heeft gemaakt dat de oorsprong van de zonnepanelen China is en belanghebbende terecht als douaneschuldenaar is aangemerkt. De Rechtbank heeft de utb verminderd met de voor de drie aangiften nagevorderde rechten.
Het geding in hoger beroep
Het gerechtshof Amsterdam8 (het Hof) verwerpt het primaire standpunt van belanghebbende dat OLAF niet bevoegd is een onderzoek in te stellen in een derde land als daaraan geen overeenkomst voor samenwerking en wederzijdse bijstand ten grondslag ligt. Het Hof overweegt in verband daarmee dat OLAF afhankelijk is van de (vrijwillige) medewerking van de Taiwanese autoriteiten en bedrijven die in dit geval (deels) deze medewerking hebben verleend, en dat het bepaalde in art. 3(1) van Verordening (EU) nr. 883/2013 en art. 19 van Verordening (EU) nr. 515/979 aan deze gang van zaken niet in de weg staat.
Ter zake van de oorsprong overweegt het Hof als volgt. De Taiwanese douane heeft OLAF informatie verstrekt uit haar aangiftesystemen. Gegevens uit de aangiften tot uitslag (D5-uitvoeraangiften) zijn (op containerniveau) gekoppeld aan de daarmee corresponderende aangiften tot inslag (L1-invoeraangiften). Het Hof twijfelt niet eraan dat de Taiwanese douane deze koppeling kan maken. Het Hof neemt deze informatie uit de aangiftesystemen rechtstreeks in aanmerking en verwerpt het standpunt van belanghebbende dat deze gegevens niet als bewijs kunnen worden aanvaard. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur met deze aangiftegegevens van de Taiwanese douane voor alle 20 na de uitspraak op bezwaar nog in geschil zijnde aangiften ten invoer heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Ook is belanghebbende naar het oordeel van het Hof terecht als douaneschuldenaar aangemerkt.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover het de vermindering van de utb met betrekking tot één van de hiervoor in 2.7 bedoelde aangiften betreft. Voor het overige heeft het Hof de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
3 Het geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en vijf middelen voorgesteld. Middel I en II behelzen de klacht dat OLAF zonder juridische grondslag onderzoek in Taiwan heeft verricht. Dit zou volgens de middelen ertoe moeten leiden dat de door OLAF vergaarde informatie niet als bewijs mag worden aangevoerd in de onderhavige procedure. Het Hof heeft het bewijs ten onrechte niet buiten beschouwing gelaten, aldus die middelen.
Middel III behelst de klacht dat het Hof ten onrechte een specifiek bewijsstuk, bestaande uit een Excel-bestand, in zijn oordeel heeft betrokken nu dat bestand gedurende de procedure diverse keren is aangepast, gewijzigd en aangevuld. De Inspecteur heeft nagelaten helderheid te verschaffen over de herkomst van dit bestand en de informatie waarop het is gebaseerd. De onderliggende brondocumenten op basis waarvan het Excel-bestand zou zijn opgesteld zijn niet beschikbaar gesteld. Belanghebbende betwist de authenticiteit van het Excel-bestand. Middel IV richt zich tegen een drietal overwegingen van het Hof die een bewijsoordeel van het Hof behelzen ten aanzien van de vraag of een koppeling bestaat tussen de in Taiwan ingevoerde en vermeend uitgevoerde zonnepanelen. Middel V is een zogenoemde “veeggrief”, die niet zelfstandig een klacht bevat maar verwijst naar de eerdere cassatiemiddelen.
De staatssecretaris van Financiën (de Staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Staatssecretaris heeft ervan afgezien te dupliceren.