Parket bij de Hoge Raad, 22-10-2024, ECLI:NL:PHR:2024:1109, 22/04207
Parket bij de Hoge Raad, 22-10-2024, ECLI:NL:PHR:2024:1109, 22/04207
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2024
- Datum publicatie
- 23 oktober 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2024:1109
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2025:24
- Zaaknummer
- 22/04207
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Poging tot dwang (art. 45 Sr jo. 284 Sr) en bedreiging met brandstichting (art. 285 Sr). Het eerste middel, inhoudende dat vanwege het ontbreken van een dwingend karakter de poging tot dwang niet kan worden bewezen, faalt. Het tweede middel, dat de klacht behelst dat het hof ten onrechte in het midden heeft gelaten of het Dordrechts Museum rechtspersoonlijkheid heeft (en daarmee ook slachtoffer kan zijn van een strafbaar feit), slaagt. Conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de beslissingen over het feit “bedreiging met brandstichting” en de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04207
Zitting 22 oktober 2024
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte
Inleiding
1. Het gerechtshof Den Haag heeft de verdachte – na een integrale vrijspraak in eerste aanleg – bij arrest van 8 november 2022 wegens “poging tot een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen” (gevoegde strafzaak met parketnummer 10-279609-21) en “bedreiging met brandstichting” (gevoegde strafzaak met parketnummer 10-310016-21) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 dagen, met aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen met betrekking tot vorderingen tot vergoeding van schade die het gevolg is van het onder parketnummer 10-279609-21 bewezen verklaarde feit, een en ander zoals nader in het arrest bepaald.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. M. Broere, advocaat in Roosendaal, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof heeft nagelaten te motiveren waaruit de bewezen verklaarde dwang heeft bestaan c.q. dat het hof niet naar de eis der wet met redenen omkleed is afgeweken van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Het tweede middel houdt in dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, bewezen heeft verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met brandstichting van het Dordrechts Museum.
De bewijsconstructie en de verwerping van het verweer
4. Voorafgaand aan de bespreking van de middelen geef ik eerst de relevante onderdelen uit de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, alsmede de verwerping van het door de verdediging gevoerde bewijsverweer weer.
5. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“Zaak met parketnummer 10-279609-21:
hij in de periode van 1 april 2021 tot en met 10 oktober 2021 te [plaats] , meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door enige feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het aanbieden van excuses aan hem, verdachte, en/of medehuurders van verdachte en/of het betalen van een geldbedrag aan hem, verdachte, pamfletten heeft opgehangen in de publieke ruimte, althans op voor publiek toegankelijke plaatsen, in elk geval op een locatie zichtbaar voor anderen en een e-mail heeft gestuurd naar het algemeen e-mailadres van [bedrijf] met daarin de teksten
- “Jullie hoofden op een staak gestoken voor mijn deur geplaatst uiterlijk 15 oktober as. voor 13:00 uur”,
- “Jullie betalen mij 51.000 euro p/p en jullie plegen alle 3 zelfmoord; alles uiterlijk uitgevoerd voor vrijdag 15 oktober as. voor 13:00 uur”,
- “Jullie betalen mij 102.000 euro p/p en jullie leveren jullie tong en 1 van jullie duimen bij mij in uiterlijk vrijdag 15 oktober as. 13:00 uur”,
- “Jullie betalen mij 204.000 euro p/p en jullie leveren alle vier 1 van jullie pinken in uiterlijk vrijdag 15 oktober as. 13:00 uur”,
- “Daar gaan jullie om 14:00 uur op de knietjes zitten en met gebogen hoofden naar beneden kijkende gaan jullie je excuses maken aan minimaal 6 van mijn medehuurders die door jullie als stront behandeld zijn en behandeld worden en uiteraard jullie excuses maken aan mijn persoon” en
- “Ik had jullie reeds gesteld of doodnormaal doen of doodmaken. Jullie weigeren doodnormaal te doen dus maak me dood of op de knietjes en betalen!!!”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 10-310016-21:
hij in de periode van 12 november 2021 tot en met 15 november 2021 te Dordrecht het Dordrechts museum heeft bedreigd met brandstichting, door via een e-mail dat Dordrechts Museum dreigend de woorden toe te voegen: “ik blijf as. dinsdag tot 13.00 uur rustig afwachten daarna loop ik met 2 busjes benzine naar het museum en dring mezelf naar binnen en daarna gaat alle kunst in de brand gestoken worden.””
6. De bewezenverklaring steunt op de volgende, in de bijlage bij het arrest opgenomen bewijsmiddelen:
“ 1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2021 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2021314903-2 met bijlagen. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 14 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 9 oktober 2021 zag ik, verbalisant, aan de achterzijde van de [panden] te [plaats] tien geplastificeerde A4-tjes hangen met teksten en enkele afbeeldingen. Dichterbij gekomen, zag ik dat de teksten betrekking hadden op onder andere de verhuurders van de [panden] te [plaats] . Het is mij bekend dat deze panden eigendom zijn van: [slachtoffer 3] . Hij heeft de panden in beheer bij [bedrijf] te [plaats] . De eigenaren van [bedrijf] zijn: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Het is mij bekend dat [slachtoffer 2] het beheer doet van de [panden] . Het is mij tevens bekend dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] een conflict hebben met een van de bewoners van genoemde panden. Dit betreft: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende [a-straat 1] te [plaats] .
Ik zag dat de A4-tjes waren geschreven en ondertekend door bovengenoemde [verdachte] . Ik ben bekend met de schrijfstijl van [verdachte] en zag dat een deel van de A4-tjes van autobiografische aard was.
Ik nam vervolgens foto's van de A4-tjes, welke bij dit proces-verbaal zijn gevoegd. Ik zag dat de passages in de teksten van beledigende, dan wel bedreigende aard waren en dat er mogelijk ook sprake was van smaad en laster. Ik zag dat de personen waarover hij schreef met volledige voor- en achternaam in de stukken werden genoemd en dat ook het adres van [bedrijf] en het privéadres van [slachtoffer 1] in de papieren genoemd werden.
Ik nam hierop telefonisch contact op met [slachtoffer 2] . Hij gaf aan dat hij een dag ervoor ook een stuk of tien geplastificeerde A4-tjes had weggehaald aan de Cornelis de Wittstraat. Het zou hier om dezelfde teksten en afbeeldingen gaan.
Op 10 oktober 2021 kreeg wijkagent [verbalisant 1] , de melding om naar het oude gebouw van de ANWB te Dordrecht te gaan. De melding was als volgt: "Melder ziet teksten op een raam geplakt. Hierop staan e-mailadressen en woonadressen en ook teksten dat er tongen, vingers en hoofden worden afgesneden indien er geen geldbedrag wordt betaald. Ook wordt er een excuus geëist.” Volgens meldster zouden de teksten er sinds zondagochtend hangen.
Collega [verbalisant 1] trof uiteindelijk op drie verschillende plaatsen, waaronder genoemd gebouw, en op de voorzijde van de [panden] in totaal 22 geplastificeerde A4-tjes aan. Het betrof hier wederom dezelfde teksten.
Op 13 oktober 2021 deed [verdachte] bij de politie een terugbelverzoek met de volgende tekst: "Lees aub in de bijlage het deel 'Sanctie en boetedoening.’ Mijn eisen zijn serieus. Ik kan het mij niet veroorloven om het niet nakomen van hun verplichtingen aan mij nalaten direct te beantwoorden. M.a.w. ik voel me dan verplicht om over te gaan op actie.
Op diezelfde datum overhandigde [verdachte] aan collega [verbalisant 2] een e-mail gericht aan [bedrijf] (bijlage 18).
(…)
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2021 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2021314903-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 46 e.v.):