Rechtbank Amsterdam, 05-02-2009, BH4166, 07/7729
Rechtbank Amsterdam, 05-02-2009, BH4166, 07/7729
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 februari 2009
- Datum publicatie
- 11 maart 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2009:BH4166
- Zaaknummer
- 07/7729
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag parkeerbelastingen is terecht opgelegd. De parkeerduur ter plaatse was beperkt tot 60 minuten. Dat eiser een dagkaart had betaald maakt dit niet anders. Eiser had zijn auto langer dan de maximaal toegestane tijd geparkeerd.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/7729
Uitspraakdatum: 5 februari 2009
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X,
wonende te Z, eiser,
en
de stadsdeelsecretaris van stadsdeel Oud-Zuid (heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam), verweerder.
1.Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 6 oktober 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer ) parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 47,10, bestaande uit de verschuldigde parkeerbelasting ad € 0,10 en de kosten van de naheffingsaanslag ad € 47.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 november 2007 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3. Eiser heeft daartegen bij beroepschrift van 13 november 2007, ontvangen bij de rechtbank op 15 november 2007, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting is aangevangen voor de enkelvoudige kamer op 27 juni 2008. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is ter zitting verschenen mr. E.A. de Wit. De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak ter zitting gesloten. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.6. Op 7 oktober 2008 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank en afdeling. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank vervolgens bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, en heeft zij het onderzoek in deze zaak opnieuw gesloten.
2.Feiten
2.1. Eiser is houder van het voertuig met kenteken AA-BB-00 (hierna: de auto).
2.2. Op 6 oktober 2007 heeft eiser de auto geparkeerd op de Ceintuurbaan te Amsterdam ter hoogte van huisnummer 63. Op die datum om 08.49 uur heeft eiser € 12,60 parkeerbelasting voldaan, zijnde het tarief voor een dagkaart. Om 11:47 uur stond de auto van eiser nog steeds daar geparkeerd. Op dat tijdstip is de naheffingsaanslag opgelegd.
3.Geschil
3.1. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2. Eiser stelt dat hij wel de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, omdat hij met het door hem gekochte kaartje de parkeerbelasting heeft voldaan voor de periode van 09:00 tot 18:59 uur.
3.3. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat eiser langer dan de ter plaatse op dat deel van de dag toegestane parkeerduur van één uur stond geparkeerd. Belasting voldoen voor het voortzetten van het parkeren na het verstrijken van de maximaal toegestane parkeerduur, is niet rechtsgeldig mogelijk, aldus verweerder. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.Beoordeling van het geschil
4.1.1. Ingevolge artikel 225, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet kan in het kader van de parkeerregulering een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
4.1.2. In artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de Verordening Parkeerbelastingen 2007 van de gemeente Amsterdam (hierna: de Verordening) is bepaald dat onder parkeren in deze verordening wordt verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
In artikel 5 van de Verordening is neergelegd dat het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel. Ingevolge artikel 11 van de Verordening kan het college van burgemeester en wethouders nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van parkeerbelastingen.
4.1.3. In de bij de Verordening behorende tarieventabel is bepaald in “Hoofdstuk 1 Tariefgebieden” dat er 10-centstariefgebieden bestaan die qua ruimte en tijd (parkeerduurbeperking) zijn begrensd. De onderscheidenlijke parkeerduurbeperkingen worden ingevolge die bepaling aangegeven in een uitvoerings- en aanwijzingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders.
4.1.4. Ingevolge artikel 27, in samenhang gelezen met artikel 6, eerste lid, aanhef en sub e, van de Parkeerverordening 2007 van de gemeente Amsterdam (hierna: Parkeerverordening 2007) kunnen burgemeester en wethouders binnen een vergunninggebied een parkeerduurbeperking instellen. Ingevolge artikel 27, vierde lid, slotzin, van de Parkeerverordening 2007 kan in een winkelstraat gedurende de parkeerduurbeperking alleen parkeerbelasting worden geheven voor blokken van 60 minuten.
4.1.5. Bij het Uitvoeringsbesluit op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2007 en de Parkeerverordening 2007 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) heeft het college nadere regels gesteld als bedoeld in genoemde verordeningen en is een stratentabel vastgesteld. Blijkens de stratentabel (onderdeel met kopje Tariefgebied Oud Zuid 3 (tarief € 0,10 per uur)) is de Ceintuurbaan (een winkelstraat) tussen de Boerenwetering en het Sarphatipark te Amsterdam van 09.00 tot 18.00 uur een zogenoemd 10-centstariefgebied en geldt ter plaatse een parkeerduurbeperking, dat wil zeggen dat daar gedurende die tijdstippen een tarief geldt van € 0,10 per uur en een parkeerduurbeperking van 60 minuten.
4.2. Niet is in geschil dat eiser zijn auto op 6 oktober 2007 vanaf 08.49 uur geparkeerd had staan op een plaats waarvoor vanaf 09.00 uur parkeerbelasting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening was verschuldigd en dat voor die plaats op die dag van 09.00 tot 18.00 uur een parkeerduurbeperking gold van 60 minuten. De auto stond dan ook op 6 oktober 2007, toen de naheffingsaanslag om 11.47 uur werd opgelegd, langer dan de toegestane parkeerduur van 60 minuten geparkeerd. Nu de parkeerduur ter plaatse was beperkt tot 60 minuten, kon eiser te rekenen vanaf 09.00 uur slechts voor ten hoogste die tijdsduur parkeerbelasting op aangifte voldoen (vgl. Hoge Raad 15 maart 2000, LJN AA5139). Eiser heeft op de desbetreffende datum om 08.49 uur een bedrag van € 12,60 aan parkeerbelasting op aangifte voldaan. Dat hij (veel) meer heeft voldaan dan het voor die plek vanaf 09.00 uur geldende tarief van € 0,10 voor 60 minuten brengt niet mee dat het meerdere geacht kan worden te zijn voldaan voor parkeertijd na afloop van die 60 minuten. Anders dan eiser kennelijk bedoelt te betogen, kan het door hem om 08.49 uur meer dan € 0,10 betaalde bedrag niet aan parkeertijd na 10.00 uur worden toegerekend. Het karakter van de parkeerbelastingheffing met het oog op parkeerregulering, ter plaatse nader ingevuld met parkeerduurbeperking, staat daaraan in de weg. Dat betekent dat eiser na 10.00 uur (telkens) opnieuw belasting op aangifte had kunnen en moeten voldoen en dat hij, nu hij dit heeft nagelaten, op het moment van constateren om 11.47 uur de verschuldigde parkeerbelasting dus niet had voldaan. De rechtbank wijst er hierbij op dat zij verweerder niet volgt in zijn standpunt dat eiser na ommekomst van een uur niet langer rechtsgeldig belasting op aangifte kon voldoen en dat zij in zoverre terugkomt op haar oordeel in onder meer haar uitspraak van 14 februari 2008, zaaknummer 07/2610, gepubliceerd onder nummer LJN BD3151. In die uitspraak overwoog zij immers (in overweging 4.3) nog dat een belastingplichtige na die 60 minuten niet meer rechtsgeldig parkeerbelasting kon voldoen.
4.3. Eisers met bewijsstukken onderbouwde stelling dat hij op andere dagen ook steeds voor een hele (werk)dag een bedrag van € 12,60 vooruitbetaalde, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat uit die betalingen niet kan worden afgeleid dat het hiervoor beschreven regime van de parkeerduurbeperking niet gold voor de parkeerplaats waar eiser op 6 oktober 2007 zijn auto had neergezet.
4.4. Er is derhalve geen grond voor het oordeel dat de naheffingsaanslag, vermeerderd met kosten, ten onrechte is opgelegd.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.
5.Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 februari 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.M. de Bruin, voorzitter, mrs. J.L. Bruinsma en E. Jochem, leden van de meervoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Graanstra als griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.