Home

Rechtbank Amsterdam, 20-12-2010, BO8847, 10/3832

Rechtbank Amsterdam, 20-12-2010, BO8847, 10/3832

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
20 december 2010
Datum publicatie
3 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8847
Formele relaties
Zaaknummer
10/3832

Inhoudsindicatie

Proceskosten in bezwaar. Tarief deskundige en wegingsfactor. Proceskosten in beroep. Wegingsfactor.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 10/3832

Uitspraakdatum: 20 december 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

gemachtigde: A.

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 1 juli 2010 op het bezwaar van eiser tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als A-straat 1 te Amsterdam (hierna: de bedrijfsruimte), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelasting 2009.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2010. Eiser is daar verschenen bij zijn gemachtigden A. en B.. Namens verweerder is verschenen mr. C.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbende op de aan eiser toegekende

proceskostenvergoeding;

- stelt de te vergoeden proceskosten voor de bezwaarfase vast op € 318 en bepaalt dat deze uitspraak in

zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 218,50;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

Gronden

1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 31 december 2009 de waarde van de bedrijfsruimte voor het kalenderjaar 2009 vastgesteld op € 1.653.000.

2. In de uitspraak op bezwaar van 1 juli 2010 heeft verweerder de waarde van de bedrijfsruimte verlaagd tot € 1.521.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Verweerder heeft eiser hierbij een proceskostenvergoeding toegekend ter hoogte van € 218 voor kosten van rechtsbijstand.

3. Het geschil beperkt zich tot de hoogte van de door verweerder te vergoeden kosten die eiser heeft gemaakt in verband met de gevoerde bezwaarprocedure.

4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft verzuimd zijn kosten te vergoeden die verband houden met het opmaken van een taxatierapport. Eiser verzoekt om vergoeding van deze kosten, zijnde 11,5 uur tegen het tarief van € 81,23 per uur. Eiser heeft daarbij expliciet aangegeven dat in de bezwaarfase niet is verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand, maar uitsluitend van de kosten van de deskundige makelaar / taxateur.

5. Verweerder heeft eiser na het instellen van beroep een aanbod gedaan om hem - na aftrek van de reeds toegekende € 218 - de gevraagde 11,5 uur te vergoeden tegen een tarief van € 50 per uur. Eiser heeft dit aanbod van de hand gewezen.

6. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend door het bestuursorgaan vergoed op verzoek van de belanghebbende en voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

7. Dat de oorspronkelijke waardebeschikking onjuist was en dat deze onjuistheid te wijten is geweest aan een onrechtmatigheid van verweerder, is niet in geschil. Voorts staat vast dat eiser tijdig heeft verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding.

8. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat het opstellen en indienen van het bezwaarschrift van 28 januari 2010 moet worden beschouwd als de te vergoeden werkzaamheden. In de door eiser overgelegde factuur zijn die werkzaamheden als volgt gespecificeerd:

omschrijving werkzaamheden aantal uren uurtarief totaal

overleg en bespreken stukken met cliënt 2 € 90 € 180,00

Bezichtiging object, incl reistijd 1,5 € 90 € 135,00

Inlezen in WOZ-problematiek mbt ITZA 1 € 90 € 90,00

Opstellen en uitwerken taxatierapport 4 € 90 € 360,00

Recherchekosten (oa Kadaster) € 25,00

Opstellen ITZA en mailverkeer hr. D 2 € 90 € 180,00

Bespreken eindresultaat met cliënt (incl. 2010) 1 € 90 € 90,00

Subtotaal € 1.060,00

Kantoorkosten 10% € 106,00

Subtotaal € 1.166,00

19% BTW € 221,54

Totaal € 1.387,54

9. De grieven in het bezwaarschrift richten zich tegen de door verweerder aan zijn taxatie ten grondslag gelegde huurwaarde van het bedrijfspand. Ter onderbouwing van deze stelling is bij het bezwaarschrift een afschrift meegezonden van de huurovereenkomst.

10. De rechtbank ziet aanleiding het aantal uren dat kan worden toegeschreven aan werkzaamheden van een deskundige te beperken. De posten ‘overleg en bespreken stukken met cliënt’ en ‘Bespreken eindresultaat met cliënt’ zijn naar hun aard handelingen die worden verricht in het kader van rechtsbijstandverlening. De keuze van eiser om deze handelingen door een taxateur te laten verrichten leiden er niet toe dat daarvoor een hoger bedrag kan worden vergoed dan die welke in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair zijn bepaald. Ook het ‘opstellen en uitwerken taxatierapport’, dat in het bezwaarschrift is geïncorporeerd en daarvan deel uitmaakt, merkt de rechtbank aan als verlening van rechtsbijstand.

De rechtbank stelt vast dat het dossier geen taxatie bevat die aan de hand van de ITZA-methode is opgemaakt. De daarmee verband houdende kosten behorende dan ook niet tot de kosten die eiser in verband met de procedure in redelijkheid heeft moeten maken. Aan de niet in tijd gespecificeerde post ‘e-mailverkeer met hr D’ kent de rechtbank een half uur toe. Ook de post ‘Bezichtiging object, incl reistijd’ komt in aanmerking voor vergoeding. Uit het vorenstaande vloeit voort dat twee uren als kosten van een deskundige dienen te worden vergoed.

11. De hoogte van het te vergoeden uurtarief dient te worden vastgesteld aan de hand van Artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken. Dit artikel luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

“Voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, geldt, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur.”

Aan de Nota van Toelichting (Staatsblad 2003, nr. 330) bij artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken wordt het volgende ontleend:

“In dit artikel is opgenomen de inhoud van artikel 1, eerste lid, onderdeel IV, van het ingetrokken besluit. Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief. (…).”

De rechtbank acht een vergoeding van € 50 per uur, inclusief omzetbelasting, redelijk. Weliswaar is een taxateur een deskundige zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, Besluit proceskosten bestuursrecht, maar de taxatiewerkzaamheden zijn niet zodanig van wetenschappelijke of bijzondere aard dat daaraan het maximumtarief dient te worden toegekend. Gelet op de inhoud van het bezwaarschrift / taxatierapport, waarvan het taxatietechnisch deel slechts bestaat uit een verwijzing naar de huurovereenkomst, acht de rechtbank een hoger uurtarief in het onderhavige geval niet aangewezen.

12. Tevens ziet de rechtbank aanleiding eiser in aanmerking te brengen voor de forfaitaire vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Eiser heeft weliswaar aangegeven van die vergoeding af te zien maar deze stellingname dient te worden toegeschreven aan de door eiser voorgestane - onjuiste - etikettering van deze kosten.

De hoogte van deze vergoeding is door verweerder in de uitspraak op bezwaar overeenkomstig de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 218, als vergoeding van 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift. Deze vergoeding is niet te laag.

13. Nu de gestelde ‘Recherchekosten’ door eiser niet zijn gespecificeerd, kan niet worden vastgesteld of deze kosten op grond van artikel 1, aanhef en onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden aangemerkt als mogelijk te vergoeden kosten. De rechtbank wijst het verzoek daarom ook ten aanzien van deze post af.

14. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard. De totale te vergoeden proceskosten, toe te rekenen aan de bezwaarfase, bedraagt, gelet op het vorenstaande, € 318.

15. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 218,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor ¼). De rechtbank is van oordeel dat het gewicht van de beroepszaak als zeer licht moet worden gekwalificeerd. Voor vergoeding van de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten de kosten van een tweede gemachtigde, acht de rechtbank geen termen aanwezig.

Deze uitspraak is gedaan op 20 december 2010 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr.drs. M.C.C. van de Schepop, rechter, in tegenwoordigheid van E.H. Mazel, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.