Rechtbank Arnhem, 01-12-2006, AZ7325, AWB 06/2523
Rechtbank Arnhem, 01-12-2006, AZ7325, AWB 06/2523
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 1 december 2006
- Datum publicatie
- 30 januari 2007
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2006:AZ7325
- Zaaknummer
- AWB 06/2523
Inhoudsindicatie
Successiewet. Geen algemeen nut beogende instelling. Activiteiten bestaan hoofdzakelijk uit exploitatie dorpshuis.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/2523
Uitspraakdatum: 1 december 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
Stichting [dorpshuis], gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 22 juni 2005 een aanslag ([aanslagnummer]) recht van successie opgelegd.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak van 15 maart 2006 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 24 april 2006, ontvangen bij de rechtbank op 26 april 2006, beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2006 te Arnhem.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar voorzitter, [voorzitter], bijgestaan door [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [gemachtigde].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.1 Eiseres is als vereniging opgericht in [jaartal]. Bij statutenwijziging van 9 februari 2001 is de rechtsvorm omgezet in een stichting.
Volgens artikel 2, lid 1, van de Akte van omzetting heeft de stichting ten doel:
‘a. het instandhouden en exploiteren van een gebouw – [dorpshuis] – in [Z] ([provincie]), gemeente [plaats], ten behoeve van de stimulering van het [Z] gemeenschapsleven, …;
b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn’.
Volgens het tweede lid tracht de stichting haar doel onder meer te verwezenlijken door:
‘
- het verrichten van werkzaamheden verbonden aan het instandhouden en exploiteren van [dorpshuis];
- het recht te waarborgen van alle te [Z] ([provincie]) gevestigde instellingen, derhalve ook van minderheidsgroepen, op een met hun behoeften overeenkomend gebruik van [dorpshuis], tegen naar, in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke, vast te stellen vergoedingen.
- het bieden van een ontmoetingsplaats voor de bewoners van [Z] (…).
- alle andere wettige middelen, welke voor het doel van de stichting bevorderlijk kunnen zijn.’
2.2 In het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is als bedrijfsomschrijving vermeld:
‘Exploitatie verenigingsgebouw met verstrekking van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse.’
2.3 Volgens het financieel verslag 2003 van eiseres, opgemaakt door [gemachtigde], bedroeg de omzet in 2003 € 135.494. Die omzet is gesplitst in:
Omzet buffet € 80.869
Omzet huur 49.922
Omzet overige 4.703
------------
€ 135.494
========
2.4 Als bijlage bij het financieel verslag 2003 heeft eiseres het volgende overzicht verstrekt van de activiteiten die in [dorpshuis] plaatsvinden:
‘Activiteit Frequentie per jaar
Stratenvolleybal 10 avonden
Singer songwriters sessie *) 3 avonden
Internationaal tafeltennistoernooi 1 avond
Seniorensoos *) wekelijks 1 middag
Concerten muziekvereniging *) 3 avonden
Musical basisschool 2 middagen
Country danslessen wekelijks 2 avonden
Ren je rot – sport wekelijks 1 avond
Damesgilde maandelijks
[B] – damesgym wekelijks 1 ochtend
Training volleybal jeugd wekelijks 2 maal
Training volleybal volwassenen wekelijks 1 maal
Oefenruimte [C] wekelijks verschillende malen
Tafeltennis training wekelijks 1 avond
Tafeltennis wedstrijden 2-wekelijks zaterdagochtend
Biljartclub wekelijks 2 maal
Vergaderingen verenigingen wekelijks
Sportfairgala *) 1 dag
Trancefeest 1 avond
Commerciële activiteiten
Koffietafel
Receptie
Feest
*) De met een sterretje aangegeven activiteiten komen mede voort uit initiatief van de stichting en die hebben daarbij een belangrijk deel van de organisatie in handen.’
2.5 Op 17 juni 2003 is [A], geboren te [plaats] op [datum] (erflaatster), overleden. Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft aan eiseres een perceel grond gelegateerd, gelegen te [Z], zijnde een gedeelte ter grootte van 5000 m² van het perceel, destijds kadastraal bekend gemeente [Z], sectie L [nummer 1], tegen inbreng van 50% van de waarde van de betreffende grond. Blijkens het testament mocht de legataris zelf bepalen welk gedeelte van het perceel zij wilde verkrijgen. Het overige deel van het genoemde perceel is gelegateerd aan [a.] en [b.].
2.6 Eiseres heeft het legaat aanvaard. Zij heeft gekozen voor verschillende delen van het perceel, aangegeven met de letters A, B, C, D, en E, gezamenlijk groot 4949 m², zoals dit blijkt uit de kadastrale kaart die deel uitmaakt van het taxatierapport van [taxatiebureau]. van mei 2004 (het taxatierapport). Dit taxatierapport is opgemaakt naar aanleiding van een taxatie die op 14 april 2004 heeft plaatsgevonden. Overeenkomstig de wens van erflaatster heeft de taxatie van het perceel grond plaatsgevonden door drie taxateurs gezamenlijk, te weten [taxateur a] in opdracht van de executeur-testamentair, [taxateur b] in opdracht van eiseres en [taxateur c] als derde deskundige, aangezocht door de twee eerstgenoemde taxateurs.
2.7 De waarde van het perceel grond van eiseres is door de hiervoor genoemde taxateurs aldus vastgesteld:
A en C (2888 m² waarvan 112 m² groenstrook met waarde nihil)
2776 m² à € 90 per m² € 254.340
B 171 m² à € 90 per m² 15.390
D 1600 m² à € 45 per m² 72.000
E 270 m² à € 25 per m² 6.750
------------
Totaal € 348.480
========
Af te ronden tot een totaal van € 348.000.
2.8 Op 22 september 2004 heeft ten overstaan van notaris [notaris] de afgifte van het legaat plaatsgevonden. Eiseres heeft daarbij de helft van de waarde, derhalve € 174.000, conform de inbrengverplichting voldaan aan de notaris.
Eiseres heeft de grond vervolgens in september 2004 verkocht voor € 369.675.
2.9 Op 10 februari 2005 is door [notaris] aangifte gedaan voor het recht van successie betreffende de nalatenschap van erflaatster. De verkrijging van het legaat door eiseres is in die aangifte aangegeven voor € 174.000. De notaris heeft daarbij een beroep gedaan op artikel 24, lid 4, van de Successiewet 1956, wettekst 2003 (hierna: Successiewet).
2.10 Eiseres heeft op 18 februari 2005 bij Belastingdienst [te P] een verzoek ingediend om rangschikking als een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 24, lid 4, van de Successiewet. Dit verzoek is op 4 maart 2005 afgewezen. Eiseres heeft op 22 augustus 2005 genoemd verzoek herhaald. Ook dit verzoek is afgewezen bij brief van 21 november 2005.
3. Geschil
3.1 In geschil is welke waarde moet worden toegekend aan het legaat. Voorts is in geschil of eiseres ten tijde van de verkrijging was aan te merken als een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 24, lid 4, Successiewet.
3.2 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een, berekend over een verkrijging van € 30.559 en met toepassing van een tarief van 11% omdat zij een algemeen nut beogende instelling is.
3.3 Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 De rechtbank heeft eerst de vraag te beantwoorden of eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar.
4.2 Verweerder heeft in zijn uitspraak op bezwaar overwogen dat eiseres in bezwaar is gekomen tegen een uitspraak op bezwaar tegen de aanslag en mitsdien niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar bezwaar. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de uitspraak op bezwaar op dat punt onjuist is en dat eiseres, zoals ook in het verweerschrift opgemerkt, tijdig in bezwaar is gekomen tegen de aanslag. Eiseres is derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Het bezwaar van eiseres had volgens verweerder ongegrond moeten worden verklaard.
4.3 De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de toelichting ter zitting van verweerder en nu ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van het bezwaar in de weg zouden staan, eiseres door verweerder ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar. Het beroep is in zoverre gegrond. De rechtbank ziet hierin aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dient de rechtbank verweerder op te dragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank zal echter van deze regel afwijken omdat duidelijk is dat eiseres niet wordt benadeeld doordat de rechtbank zelf in de zaak voorziet (Hoge Raad, 9 juni 2006, VN 2006/33.7).
4.4 Met betrekking tot de waarde van het legaat overweegt de rechtbank als volgt.
4.5 Ingevolge artikel 21, lid 1, van de Successiewet wordt het verkregene in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan op het tijdstip van de verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend. Voor het onderhavige geval betekent dit dat de waarde van de grond moet worden vastgesteld op de waarde die daaraan op de overlijdensdatum van erflaatster kon worden toegekend.
4.6 De waarde van de grond die aan eiseres is gelegateerd, is vastgesteld door twee taxateurs – waaronder de door eiseres benoemde taxateur – die gezamenlijk een derde deskundige hebben benoemd (zie 2.6). In het taxatierapport is vermeld dat het object is gewaardeerd per overlijdensdatum van erflaatster, zijnde 17 juni 2003. Het taxatierapport geeft verder een beschrijving van de grond, de uitdrukkelijke wensen van erflaatster dienaangaande, de bodemgesteldheid alsmede de ruimtelijke ontwikkeling. Hiermee rekening houdende komen de taxateurs tot een waardevaststelling van afgerond € 348.000 waarbij zij een onderscheid maken in grondprijs van de verschillende delen (A tot en met E) van het perceel.
4.7 Gelet op dit taxatierapport concludeert de rechtbank dat er kennelijk, gezien de ondertekening van het taxatierapport, overeenstemming bestond tussen de drie deskundigen over de waarde in het economische verkeer van de grond op de overlijdensdatum, alsmede over de uitgangspunten om tot die waardevaststelling te komen. De vastgestelde waarde is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende onderbouwd. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat eiseres de grond na de afgifte van het legaat heeft verkocht voor € 369.675. Die verkoop heeft in september 2004 plaatsgevonden, derhalve ruim een jaar na de datum van overlijden van erflaatster. Die verkoopprijs rechtvaardigt niet het vermoeden dat de waarde van de grond per de overlijdensdatum te hoog zou zijn vastgesteld.
4.8 Eiseres heeft gesteld dat in het taxatierapport onjuiste uitgangspunten zijn gehanteerd. De grond had een agrarische bestemming en derhalve een lagere prijs per m² dan waarvan de taxateurs zijn uitgegaan. Daarnaast wijst eiseres er op dat de transactie van een deel van het perceel dat door [b.] werd verkregen en nadien werd verkocht de conclusie rechtvaardigt dat de waarde van het perceel van eiseres te hoog is vastgesteld.
4.9 De rechtbank volgt eiseres niet in haar stellingen. Tegenover de waardering door drie deskundigen heeft eiseres geen taxatierapport of geschrift van gelijk gewicht ingebracht dat haar stelling onderbouwt. Ook anderszins heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de in het taxatierapport gehanteerde uitgangspunten – ten dele – onjuist zouden zijn. Dit geldt evenzeer voor de prijs per m² die voor de delen A tot en met D zijn vastgesteld. Voor wat betreft de verkrijging van grond uit de nalatenschap door [b.] en de transactie nadien tussen [b.] en kopers van de grond, is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend die verkrijgings- en verkoopprijs geen uitsluitsel geeft over de juistheid van de waardering van het perceel van eiseres. Voor zover eiseres met haar standpunt omtrent de prijs per m² van het perceel van [b.] een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel, faalt het reeds hierom nu niet is gebleken dat sprake is van gelijke gevallen.
4.10 Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de verkrijging door verweerder terecht is vastgesteld op € 174.000.
4.11 Met betrekking tot de vraag of eiseres is aan te merken als een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 24, lid 4, van de Successiewet overweegt de rechtbank als volgt.
4.12 In zijn arrest van 12 mei 2006, nr. 40 684 (BNB 2006/267) heeft de Hoge Raad bepaald dat een algemeen nut beogende instelling slechts als zodanig kan worden aangemerkt indien komt vast te staan dat door haar werkzaamheden het algemeen belang minstens in gelijke mate als een particulier belang gediend wordt en voorts dat de instelling het algemeen nut beoogt. Daarvan is pas sprake indien de werkzaamheden van de instelling rechtstreeks erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen. In de arresten van 20 mei 2005, nr. 40 637 (BNB 2005/289) en 23 september 2005, nr. 41 367 (LJN AU3173) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat instellingen die een gebouw exploiteren daarvoor niet zijn aan te merken als algemeen nut beogende instellingen, ook dan niet indien die instellingen diensten verrichten aan instellingen die wél zijn aan te merken als algemeen nut beogende instellingen.
4.13 Uit de vaststaande feiten en omstandigheden zoals deze hiervoor onder 2.1 tot en met 2.4 zijn vermeld en in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet is aan te merken als een algemeen nut beogende instelling. De rechtbank acht op grond van die feiten en omstandigheden aannemelijk dat de activiteiten van eiseres hoofdzakelijk bestaan uit de exploitatie van het dorpshuis en dat er mitsdien, gelet op de hiervoor genoemde arresten van de Hoge Raad, geen sprake is van een algemeen nut beogende instelling. Voor zover eiseres al naast de exploitatie van het dorpshuis zelf activiteiten verricht die een algemeen belang dienen (de met een * aangegeven activiteiten op het overzicht, bijlage 10 bij het verweerschrift), zijn die activiteiten in ieder geval niet tenminste gelijk aan de activiteiten bestaande in de verhuur aan derden. De verdeling van de omzet leidt tot dezelfde conclusie, temeer nu de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft verklaard dat de omzet buffet volgens het financieel overzicht 2003 de gerealiseerde baromzet betreft van de aanwezige verenigingen en instellingen. Dit betekent dat 96% van de totale omzet van de stichting wordt gegenereerd van verenigingen en instellingen. De rechtbank twijfelt niet aan de stelling van eiseres dat de activiteiten van de bestuursleden van de stichting zijn gericht op het stimuleren van het [Z] gemeenschapsleven. Dit leidt evenwel niet tot een ander oordeel.
Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank op dat de uitspraak op bezwaar om procedurele redenen wordt vernietigd, maar dat eiseres inhoudelijk geen gelijk krijgt. Wel moet verweerder de proceskosten en het griffierecht, dat door eiseres is beroep is betaald, vergoeden.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het bezwaar ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.H.M. Delnooz-Engels, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. I. Linssen, rechters, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier, op 1 december 2006
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.