Home

Rechtbank Arnhem, 02-11-2007, BB7734, AWB 07/1547

Rechtbank Arnhem, 02-11-2007, BB7734, AWB 07/1547

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
2 november 2007
Datum publicatie
13 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BB7734
Zaaknummer
AWB 07/1547

Inhoudsindicatie

De zorgvuldigheid, die in het kader van een bezwaarprocedure in acht moet worden genomen, brengt met zich mee dat een bestuursorgaan de indiener van een bezwaarschrift wijst op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring indien zij hem in de gelegenheid stelt om een verzuim te herstellen en hem daarbij een fatale termijn stelt.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/1547

Uitspraakdatum: 2 november 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de ontvanger van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 14 augustus 2006 aansprakelijk gesteld op grond van de artikelen 35 en 32, lid 2, van de Invorderingswet 1990 en 16 van de Wet financiering volksverzekeringen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 februari 2007 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft de rechtbank bij brief van 17 oktober 2007 geïnformeerd over de resultaten van de besprekingen die tussen haar en verweerder hebben plaatsgevonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2007 te Arnhem.

Eiseres is daar verschenen bij haar gemachtigde [A]. Namens verweerder is verschenen [B].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Bij bezwaarschrift van 22 september 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de beschikking aansprakelijkstelling. Het bezwaarschrift bevat de volgende passage: “Het bezwaar betreft het volledige bedrag van de aansprakelijkstelling van € 111.482. De redenen waarom wij bezwaar maken, zullen wij u aanvullend voor 16 oktober 2006 doen toekomen.”

Verweerder heeft eiseres een en andermaal uitstel verleend om de gronden van het bezwaar in te dienen, onder meer bij brieven van 26 september 2006 en 4 januari 2007.

De brief van 4 januari 2007 bevat de volgende tekst: “Bijgaand treft u aan een kopie van een telefax die ik op 20 oktober 2006 van u heb ontvangen. De inhoud spreekt, naar ik aanneem, voor zich. Tot heden heeft u het bezwaarschrift niet gemotiveerd. Ik verzoek u dan ook nogmaals het bezwaarschrift te motiveren en wel voor 20 januari 2007. Indien u dan het bezwaar niet heeft gemotiveerd zal ik zonder u te horen uitspraak doen op het bezwaar.”

Bij faxbericht van 22 januari 2007 heeft eiseres aan verweerder bevestigd dat verweerder telefonisch heeft ingestemd met het verlengen van de termijn voor het indienen van de gronden tot en met 2 februari 2007.

Eiseres heeft daarna geen gronden ingediend, waarna verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard onder toepassing van de artikelen 6:5, lid 1, onder d, en 6:6 van de Awb.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van gronden van het bezwaar.

4. Beoordeling van het geschil

De inhoud van het hiervoor in rubriek 2 aangehaalde bezwaarschrift laat geen andere uitleg toe dan dat eiseres duidelijk te kennen heeft gegeven dat zij met verweerder van mening verschilde over de juistheid van de aansprakelijkstelling. Daarin ligt onmiskenbaar besloten een grond voor het maken van bezwaar tegen die aansprakelijkstelling. Omdat artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Awb geen eisen stelt aan de gefundeerdheid van de motivering van een bezwaar, heeft verweerder ten onrechte een verzuim aanwezig geacht ten aanzien van het indienen van de gronden van het bezwaar. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2007, 43.328, LJN BB4749.

Voorts overweegt de rechtbank nog als volgt.

De zorgvuldigheid, die in het kader van een bezwaarprocedure in acht moet worden genomen, brengt met zich mee dat een bestuursorgaan de indiener van een bezwaarschrift wijst op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring indien zij hem in de gelegenheid stelt om een verzuim te herstellen en hem daarbij een fatale termijn stelt. De rechtbank wijst in dat verband op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 5 april 2000, AB 2000/298, LJN AA7315; 4 november 2003, AB 2004/63, LJN AN8063; en 8 maart 2005, JB 2005/156, LJN AT3119, alsmede van Hof Amsterdam van 2 april 2003, 01/0727, LJN AF7232, V-N 2003/61.2.

Uit de overgelegde brieven van verweerder blijkt dat verweerder eiseres niet heeft gewezen op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring indien de gronden niet binnen de gestelde termijn zouden worden ingediend. Ook om deze reden heeft verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. Gelet op hetgeen ter zitting is besproken, zal de rechtbank bepalen dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres dient te beslissen.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

Eiseres heeft verweerder in haar bezwaarschrift verzocht om de proceskosten in bezwaar te vergoeden. Verweerder zal bij de nieuwe uitspraak op bezwaar op dat verzoek dienen te beslissen.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat verweerder opnieuw uitspraak doet op het bezwaar van eiseres;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 285 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 2 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Lampe, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.