Home

Rechtbank Arnhem, 10-11-2008, ECLI:NL:RBARN:2008:2634 BL8034, AWB 08/1458

Rechtbank Arnhem, 10-11-2008, ECLI:NL:RBARN:2008:2634 BL8034, AWB 08/1458

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
10 november 2008
Datum publicatie
19 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2008:BL8034
Zaaknummer
AWB 08/1458

Inhoudsindicatie

Heffingsrente. Verweerder dient een redelijke termijn te hanteren om verzoeken om een vaststelling van een voorlopige aanslag te verwerken. Een termijn van drie maanden acht de rechtbank redelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 08/1458

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 10 november 2008

inzake

mr. [X], wonende te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Arnhem, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 een voorlopige aanslag (aanslagnummer [000].H.71) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 717.000 en een heffingsrente ad € 9490.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 februari 2008 de voorlopige aanslag verminderd in die zin dat de heffingsrente is vastgesteld op € 5411.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 15 maart 2008, ontvangen bij de rechtbank op 17 maart 2008, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2008 te Arnhem.

Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar echtgenoot [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres heeft haar kantoorpand verkocht op 1 juni 2007.

Op 12 juli 2007 heeft zij verzocht om een voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2007.

Met dagtekening 27 december 2007 is een voorlopige aanslag opgelegd, waarin een bedrag van € 9490 aan heffingsrente is begrepen.

Het daartegen gerichte bezwaar heeft verweerder gegrond verklaard en verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar de heffingsrente verminderd naar € 5411. De heffingsrente is berekend over de periode 1 juli 2007 tot 12 oktober 2007.

3. Geschil

In geschil is of eiseres terecht heffingsrente in rekening is gebracht.

Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder te lang heeft gewacht met het opleggen van een voorlopige aanslag, en dat haar ten onrechte heffingsrente in rekening is gebracht. Subsidiar heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de periode waarover heffingsrente wordt berekend beperkt dient te blijven tot 15 augustus 2008.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat nu de periode waarover de heffingsrente is berekend in de uitspraak op bezwaar overeenkomt met het Besluit van 24 oktober 2001, nr. CPP2001/2110M (gewijzigd op 7 maart 2008 nr. CPP2007/3267M), de heffingsrente tot een juist bedrag is berekend.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Ingevolge artikel 30f, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) wordt met betrekking tot de inkomstenbelasting heffingsrente berekend ingeval een voorlopige aanslag, een aanslag of een navorderingsaanslag wordt vastgesteld. Heffingsrente wordt vergoed over het negatieve bedrag van de belastingaanslag en in rekening gebracht over het positieve bedrag van de belastingaanslag, aldus het bepaalde in de artikelen 30g en 30h van de AWR.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de berekening van heffingsrente, zowel het in rekening brengen als het vergoeden, is bedoeld ter compensatie van niet genoten rente door de belastingplichtige dan wel de Schatkist. Het in rekening brengen is uitdrukkelijk niet bedoeld als een sanctie. Wanneer heffingsrente in rekening wordt gebracht heeft de belastingplichtige gedurende de periode waarover de heffingsrente wordt berekend de mogelijkheid gehad om over dat geld rente te ontvangen bij een bank. Gedurende die periode behoorde het belastingbedrag eigenlijk toe aan de Schatkist en heeft de Schatkist daarom gedurende die periode geen rente over dat bedrag kunnen ontvangen. Ter compensatie wordt heffingsrente in rekening gebracht aan belastingplichtige.

Uit het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 24 oktober 2001, nr. CPP2001/2110M, volgt dat een belastingplichtige kan voorkomen dat hij met heffingsrente wordt geconfronteerd door tijdig en uitdrukkelijk te verzoeken om de vaststelling van een (nadere) voorlopige aanslag. De belastingdienst zal steeds zo snel mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden na binnenkomst van een duidelijk en volledig schriftelijk verzoek, een (nadere) voorlopige aanslag vaststellen. Indien de belastingdienst ondanks een dergelijk verzoek niet binnen drie maanden een (nadere) voorlopige aanslag vaststelt, wordt de heffingsrente over de periode van de aan de Belastingdienst te wijten vertraging op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige verminderd.

De wettelijke regeling van artikel 30f en volgende van de AWR biedt naar tekst en strekking geen ruimte om het in rekening brengen van heffingsrente achterwege te laten op de enkele grond dat verweerder de mogelijkheid had de aanslag eerder op te leggen (zie het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2000, LJN AA5225 op www.rechtspraak.nl).

Ten aanzien van het betoog van eiseres dat het in rekening brengen van heffingsrente in dit geval in strijd is te achten met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, overweegt de rechtbank als volgt.

Verweerder dient een redelijke termijn te hanteren om verzoeken als deze te verwerken. Een termijn van drie maanden, zoals ook genoemd in bovengenoemd besluit, acht de rechtbank redelijk. Het standpunt van eiseres dat verweerder per ommegaande of in ieder geval uiterlijk op 15 augustus 2007 op het verzoek om een voorlopige aanslag had moeten beslissen vindt geen steun in het recht. Nu verweerder bij de uitspraak op bezwaar de berekening van de heffingsrente heeft beperkt tot een periode van drie maanden na het verzoek om een voorlopige aanslag, ziet de rechtbank geen aanleiding het in rekening van heffingsrente in strijd te achten met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Hieraan doet niet af dat het in dit geval gaat om een aanzienlijk bedrag aan te betalen belasting.

Nu de cijfermatige berekening van de heffingsrente als zodanig niet wordt betwist, behoeft de hoogte van de vastgestelde heffingsrente geen nadere bespreking.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 10 november 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. drs. L.B.M. Klein Tank, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.