Home

Rechtbank Arnhem, 15-12-2011, BU7541, AWB-11_1660

Rechtbank Arnhem, 15-12-2011, BU7541, AWB-11_1660

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
15 december 2011
Datum publicatie
21 december 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BU7541
Zaaknummer
AWB-11_1660

Inhoudsindicatie

Renteaftrekbeperking van artikel 10d van de Wet Vpb. Rechtbank beslist conform Hoge Raad 18 november 2011, nr. 10/1719. Tussenschuiven Stichting maakt dit niet anders.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 11/1660

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 15 december 2011

inzake

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Doetinchem, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2004, met dagtekening 31 december 2007, een aanslag (aanslagnummer [000].V.46.0112) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 315.439 en een belastbaar bedrag van € 224.177. Tevens is bij beschikking € 14.778 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Daartegen heeft eiseres tijdig bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2011 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 19 april 2011, ontvangen door de rechtbank op 2 mei 2011, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2011 te Arnhem.

Namens eiseres is daar verschenen mr. [gemachtigde], werkzaam bij [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2. Feiten

De concernstructuur per 5 januari 2004 kan schematisch – voor zover van belang – als volgt worden weergegeven:

schematische concernstructuur

De heer [G] is algemeen directeur van eiseres, [F] B.V. en [X] B.V.

Eiseres heeft op 31 december 2004 een schuld aan [D] B.V. van € 3.551.752. Over deze lening werd in 2004 € 152.644 aan rente betaald. De totaal betaalde rente (inclusief de aan derden betaalde rente) bedroeg € 154.796.

De accountant van [D] B.V. heeft geen geconsolideerde jaarrekening over het jaar 2004 opgesteld maar vennootschappelijke jaarrekeningen voor respectievelijk [D] B.V. en eiseres.

Verweerder heeft bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aangiften Vpb over de jaren 2004 en 2005. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 14 november 2007, opgesteld door [H].

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de volgende correcties op de door eiseres ingediende aangifte Vpb 2004 aangebracht:

Aangegeven belastbaar bedrag (113.847)

Bij: renteaftrekbeperking artikel 10d Wet Vpb 78.946

Bij: overige correcties boekenonderzoek 350.340

-------------

Vastgesteld belastbaar bedrag 315.439

=======

De correctie renteaftrekbeperking op grond van artikel 10d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) is door verweerder als volgt berekend:

Gemiddeld vreemd vermogen 3.468.450

Af: 3x gemiddeld eigen vermogen (€ 397.858) 1.193.573

--------------

Teveel vreemd vermogen 2.274.878

Af: franchise 500.000

-------------

Saldo 1.744.878

========

Niet aftrekbare rente: € 154.796 x € 1.744.878/€ 3.468.450 78.946

=======

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de renteaftrekbeperking van artikel 10d van de Wet Vpb van toepassing is op eiseres. Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van een groep in de zin van artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Eiseres stelt zich op het standpunt dat voor het antwoord op de vraag of sprake is van een groep, het standpunt van de accountant doorslaggevend is. Aangezien er geen geconsolideerde jaarrekening is opgesteld dient geconcludeerd te worden dat geen sprake is van een groep. Eiseres concludeert tot een vernietiging van de uitspraak op bezwaar, een vermindering van de aanslag Vpb 2004 naar een belastbare winst van € 236.493 en een dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente.

Verweerder concludeert dat eiseres met [D] B.V. in een groep is verbonden omdat [D] B.V. volledige zeggenschap in eiseres heeft en alle voordelen toekomen aan de aandeelhouder van eiseres.

De berekeningswijze van de correctie en de uitkomst hiervan is tussen partijen niet in geschil. De overige correcties voortvloeiende uit het boekenonderzoek zijn evenmin in geschil.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Vooropgesteld dient te worden dat de wettelijke systematiek met zich brengt dat voorafgaand aan de vraag of artikel 10d van de Wet Vpb tot uitsluiting van renteaftrek leidt, eerst dient te worden beoordeeld of artikel 10a van de Wet Vpb niet al leidt tot uitsluiting van de betwiste rente. Partijen gaan er kennelijk van uit dat dit niet het geval is. De rechtbank zal zich hierbij aansluiten.

Artikel 10d van de Wet Vpb bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:

“1. Indien bij een belastingplichtige in een jaar sprake is van een teveel aan vreemd vermogen, komt bij het bepalen van de winst van dat jaar niet in aftrek een gedeelte van de rente terzake van geldleningen - kosten van geldleningen daaronder begrepen - dat evenredig is aan de verhouding tussen het teveel aan vreemd vermogen en het gemiddeld vreemd vermogen.

2. Indien de belastingplichtige niet met andere lichamen in een groep is verbonden in de zin van artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, blijft het eerste lid buiten toepassing.

3. Het bedrag aan rente dat op grond van het eerste lid niet in aftrek komt, bedraagt ten hoogste het bedrag aan rente terzake van geldleningen direct of indirect verschuldigd aan met de belastingplichtige verbonden lichamen, verminderd met het bedrag aan rente terzake van geldleningen verstrekt aan zodanige lichamen.

4. Van een teveel aan vreemd vermogen als bedoeld in het eerste lid is sprake voorzover het gemiddeld vreemd vermogen van de belastingplichtige meer bedraagt dan driemaal het gemiddeld eigen vermogen en dit meerdere € 500 000 te boven gaat. Voor de toepassing van het eerste lid in verbinding met de eerste volzin wordt onder vreemd vermogen slechts verstaan het saldo van de verschuldigde geldleningen en de uitstaande geldleningen en worden de fiscaal toelaatbare reserves niet als eigen vermogen beschouwd.

(...)

8. De in dit artikel bedoelde gemiddelden worden bepaald naar de stand bij het begin en het einde van het jaar, waarbij het gemiddeld eigen vermogen ten minste op € 1 wordt gesteld.”.

Artikel 2:24b BW bepaalt dat onder een groep moet worden verstaan een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden.

Uit de wetsgeschiedenis (de rechtbank verwijst hiervoor naar de onderdelen 7.4 tot en met 7.6 van de conclusie van Advocaat Generaal d.d. 15 juni 2011 inzake HR nr. 10/1719) komt naar voren dat optreden onder gezamenlijke leiding kenmerkend is voor de aanwezigheid van een groep en dat daarvoor zeggenschap is vereist. Uit de wetsgeschiedenis blijkt weliswaar dat het bezit van een meerderheidsbelang niet noodzakelijkerwijs leidt tot een groepsrelatie tussen een moedermaatschappij en een dochtermaatschappij, maar een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de partij die zich erop beroept dat ondanks de aanwezigheid van een meerderheidsbelang een groepsrelatie ontbreekt de daarvoor relevante feiten en omstandigheden stelt en zo nodig aannemelijk maakt (vergelijk Hoge Raad 18 november 2011, nr. 10/1719, LJN BQ2860].

Eiseres heeft aangevoerd dat haar aandelen zijn gecertificeerd en niet royeerbaar zijn. Op grond van artikel 2:24a, derde lid, van het BW worden ingeval van niet-royeerbare certificaten de aan de aandelen verbonden rechten toegerekend aan de Stichting [E] en niet aan de certificaathouder. Omdat de aan de aandelen verbonden rechten niet worden toegerekend aan [D] B.V., heeft deze vennootschap geen overheersende zeggenschap. Er is derhalve geen sprake van een organisatorische verbondenheid zodat geen sprake is van een groep in de zin van artikel 2:24b van het BW, zo stelt eiseres.

De rechtbank overweegt als volgt.

Formeel juridisch heeft Stichting [E] zeggenschap over eiseres. Gelet op alle relevante feiten en omstandigheden moet echter worden geconcludeerd dat de feitelijke zeggenschap over eiseres bij [D] B.V. ligt. Laatstgenoemde vennootschap is, blijkens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, bestuurder van eiseres. De heer [B] is enig bestuurder van [D] B.V. en tevens het enige bestuurslid van Stichting [E]. Daarmee heeft [D] B.V., in de persoon van de heer [B], de macht om het financiële en economische beleid te bepalen ten aanzien van eiseres en haar dochtermaatschappijen. Op deze manier kan zeggenschap worden uitgeoefend. Het vorenstaande brengt mee dat eiseres en [D] BV organisatorisch met elkaar verbonden zijn. Niet gesteld of gebleken is dat er statuten, overeenkomsten of regelingen zijn op basis waarvan de financiële of operationele activiteiten worden beheerst door willekeurige derden van buiten de groep. De omstandigheid dat de heer [G] als algemeen directeur fungeert doet hieraan niet af. De uitvoering van de dagelijkse leiding van een vennootschap wil niet zeggen dat daarmee ook het beleid wordt bepaald.

Blijkens het genoemde arrest van de Hoge Raad van 18 november biedt de wetsgeschiedenis van artikel 10d van de Wet VpB geen steun voor de opvatting dat hetzij naar de bedoeling van de wetgever hetzij bij wege van toezegging door de staatssecretaris als toekomstige wetsuitvoerder, het enkele ontbreken van een geconsolideerde jaarrekening meebrengt dat geen sprake is van een groep in de zin van artikel 2:24b BW. Het andersluidende standpunt van eiseres hieromtrent wordt dan ook verworpen.

Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een groepsverband tussen [D] B.V. en eiseres. Verweerder heeft op grond van artikel 10d van de Wet Vpb terecht (en tot een juist bedrag) de renteaftrek beperkt. Het beroep van eiseres is in zoverre ongegrond.

Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking heffingsrente in zoverre ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, voorzitter, mr. drs. L.B.M. Klein Tank en mr. I. Linssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op: 15 december 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.