Home

Rechtbank Arnhem, 13-03-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:650 BV9950, AWB 11/3829

Rechtbank Arnhem, 13-03-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:650 BV9950, AWB 11/3829

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
13 maart 2012
Datum publicatie
26 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BV9950
Zaaknummer
AWB 11/3829

Inhoudsindicatie

Aanslag reclamebelasting. Bord met daarop bedrijfsnaam en sticker met openingstijden en telefoonnummer dienen te worden aangemerkt als openbare aankondiging.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 11/3829

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 13 maart 2012

inzake

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Belastingsamenwerking Rivierenland, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het belastingjaar 2011 een aanslag reclamebelasting (aanslagnummer [001]) opgelegd van € 1.175.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2011 de aanslag reclamebelasting vernietigd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 15 september 2011, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2012 te Arnhem. Namens eiseres is daar verschenen [gemachtigde], bijgestaan door zijn echtgenote [A]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Feiten

[gemachtigde] is eigenaar van [X] BV.

Op de poort van de vennootschap is een reclameobject aangebracht. Dit object bestaat uit een groot geel bord (oppervlakte 3 m²) met daarop:

1) De naamsaanduiding van het bedrijf: [B] met de afmetingen 78 cm x 11 cm.

2) Een overzicht van bedrijfsinformatie (openingstijden, telefoonnummer en een waarschuwing voor loslopende honden) met de afmetingen 100 cm x 42 cm.

3) Een sticker met de mededeling “cameratoezicht bewaakt terrein” met de afmetingen 50 cm x 23 cm.

Verweerder heeft met dagtekening 28 februari 2011 een aanslag reclamebelasting opgelegd ten name van [gemachtigde]. Hiertegen is bezwaar gemaakt.

Bij uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2011 heeft verweerder de aanslag reclamebelasting (aanslagnummer [001]) vernietigd. In de uitspraak op bezwaar schrijft verweerder onder meer het volgende:

“U maakt bezwaar tegen de tenaamstelling van de aanslag reclamebelasting 2011(…). Aan dit bezwaar tegen de tenaamstelling wordt tegemoetgekomen. Uit controle is gebleken dat de reclame-uiting 3m2 is. Met het aanwezige bord met een oppervlakte die groter is dan 0,1 vierkante meter is beoogd de aandacht van het publiek te trekken voor een product of dienst of vestiging in het gebouw.(…) Er zal dan ook een aanslagbiljet reclamebelasting ten name van [X] BV worden opgelegd.(…).”.

Op 15 september 2011 is beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 26 augustus 2011.

Verweerder legt met dagtekening 30 september 2011 voor de jaren 2010 en 2011 een nieuwe aanslag reclamebelasting op aan [X] BV.

Bij brief van 22 oktober 2011, ontvangen door de rechtbank op 28 oktober 2011, schrijft eiser onder meer het volgende:

“De betreffende aanslag reclame belasting heeft de BSR vernietigd op naam van de heer [gemachtigde], en heeft deze weer opnieuw opgevoerd op naam van [X] B.V. Ons bezwaar blijft, op grond van, zoals al bij u bekent. Het maakt onzes inziens geen verschil of dat de aanslag op naam van de heer [gemachtigde] of op naam van [X] B.V. te naam gesteld staat”.

3. Geschil

In geschil is of het beroep ontvankelijk is en zo ja, of de aanslag reclamebelasting 2011 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Eiseres heeft aangevoerd dat de aanslag reclamebelasting ten onrechte is opgelegd. Volgens eiseres zijn er geen reclame-uitingen aanwezig van meer dan 0,1 m². Alleen het bord met de bedrijfsnaam is een reclame-uiting en dat bord heeft een oppervlakte van 0,08 cm². De sticker met de openingstijden is enkel bedoeld om aan te geven waar het bedrijf is gelegen en heeft geen reclamedoeleinden.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat met het gele bord (oppervlakte 3 m²) als geheel de aandacht wordt gevestigd op het bedrijf en dat daarom sprake is van een openbare aankondiging die in de heffing moet worden betrokken. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat ook reeds met het bord waarop de naam, de sticker met de openingstijden alsmede de sticker met de vermelding van de camerabewaking sprake is van een reclame-uitingen van meer dan 0,1 m², zodat de onderhavige aanslag terecht is opgelegd.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid beroep

Partijen hebben ter zitting verklaard dat met de brief van 22 oktober 2011 is bedoeld om op de voet van artikel 7:1a van de Awb rechtstreeks beroep in te stellen tegen de aanslag met dagtekening 30 september 2011. Eiseres is derhalve ontvankelijk in haar beroep.

Reclamebelasting

Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.

Op 10 november 2010 heeft de raad van de gemeente Tiel de Verordening Reclamebelasting Tiel 2011 (hierna: de Verordening) vastgesteld. In de Verordening is onder meer het volgende opgenomen:

“Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. opschrift: openbare aankondiging in letters of symbolen, voor zover niet door middel van tijdschriften of nieuwsbladen gedaan;

(...)

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, onder de in de bij deze verordening behorende tarieventabel gestelde voorwaarden, een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare weg.

(…)

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaven (oppervlakte in vierkante meters) en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

(...)

Artikel 6 Berekening van de reclamebelasting

1. Voor de berekening van de reclamebelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt (...)

2. De oppervlakte van een reclameobject wordt bepaald op het product van de grootste lengte vermenigvuldigd met de grootste breedte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het opschrift omsluit, dan wel het van de openbare weg zichtbare gedeelte van het opschrift omsluit.

3. Indien de openbare aankondiging bestaat in het aankondigingsvoorwerp zelf, wordt de oppervlakte bepaald op de oppervlakte van het voorwerp.(…)”.

In de bij de Verordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) is onder meer bepaald dat de belasting verschuldigd voor een reclameobject in gebied 2 (de bedrijventerreinen [C], [D] en [E]) met een oppervlakte van 0,1 m2 tot en met 10 m2, per jaar € 1.175 bedraagt. Voor kleinere reclameobjecten is geen reclamebelasting verschuldigd.

De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat het gele bord, met daarop het bord met de bedrijfsnaam, de sticker met de openingstijden en de sticker met de vermelding van camerabewaking zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Eiseres haar stelling dat alleen het bordje met daarop de bedrijfsnaam reclamedoeleinden heeft, is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Op grond van vaste jurisprudentie dient onder het begrip ‘openbare aankondiging’ niet slechts te worden begrepen reclame in enge zin maar meer in het algemeen elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap. Voor de vraag of een opschrift al dan niet als een openbare aankondiging dient te worden aangemerkt is dan ook niet van belang wat de achterliggende gedachte bij het gebruik van een opschrift is. Of met het opschrift al dan niet wordt beoogd reclame te maken is niet relevant. Alle tot het publiek gerichte mededelingen die erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken dienen als openbare aankondiging te worden aangemerkt (vgl. Hoge Raad 30 maart 2007, nr. 42 353, LJN AX2154).

Gelet op de tekst van het bord met de bedrijfsnaam en van de sticker met de openingstijden van het bedrijf, zijn beide tot een dergelijke in de wet en de Verordening bedoelde ‘openbare aankondigingen’ te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat zowel het bord met de bedrijfsnaam als de sticker met daarop de openingstijden van het bedrijf daarom kunnen worden beschouwd als een ‘openbare aankondiging’ in de zin van artikel 3 van de Verordening.

Met inachtneming van het voorgaande en aan de hand van de door eiseres ter zitting overgelegde foto’s stelt de rechtbank vast dat de totale oppervlakte van de openbare aankondigingen 0,5 m² bedraagt (het bord met de bedrijfsnaam: 78 cm x 11 cm, de sticker met de openingstijden: 100 cm x 42 cm). Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de

aanslag reclamebelasting terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Het gelijk is derhalve aan verweerder.

De vraag of het gele bord als geheel in de heffing moet worden betrokken, behoeft alsdan geen beantwoording meer.

Het beroep van eiseres dient ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Schokker, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 13 maart 2012

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.