Rechtbank Arnhem, 22-05-2012, BW6182, AWB 11/3356 en 11/3357
Rechtbank Arnhem, 22-05-2012, BW6182, AWB 11/3356 en 11/3357
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 22 mei 2012
- Datum publicatie
- 22 mei 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2012:BW6182
- Zaaknummer
- AWB 11/3356 en 11/3357
Inhoudsindicatie
Bestelauto meewerkend voorman/loodgieter blijkt door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt voor vervoer van goederen, als bedoeld in artikel 13bis, derde lid, Wet LB 1964. De rechtbank baseert zich daarbij op de ingebrachte foto’s, de verklaringen van eiser en gemachtigde en de waarnemingen ter descente.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummers: AWB 11/3356 en 11/3357
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 22 mei 2012
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, Landelijk Coördinatiecentrum Auto, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser de volgende naheffingsaanslagen, boetes en beschikkingen heffingsrente opgelegd:
? over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000]) Loonheffingen (hierna: LH) en Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) van € 2.359 (LH) en € 8 (ZVW) alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 589. Tevens is bij beschikking € 281 aan heffingsrente in rekening gebracht;
? over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag LH en ZVW (aanslagnummer [001]) van € 2.698 (LH), alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 674. Tevens is bij beschikking € 181 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 10 augustus 2011 de naheffingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij afzonderlijke brieven van 17 augustus 2011, ontvangen door de rechtbank op 18 augustus 2011, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2012 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde], werkzaam bij [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].
Gemachtigde van eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en verweerder. De rechtbank rekent deze pleitnota tot de gedingstukken.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde een descente te houden op de parkeerplaats in de nabijheid van het Paleis van Justitie alwaar de bestelbus van eiser stond geparkeerd. In aanwezigheid van de griffier en partijen is de bestelauto zowel van de binnen- als de buitenkant bekeken. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt en een proces-verbaal opgesteld. Na de schorsing is het onderzoek ter zitting heropend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting vervolgens gesloten.
2. Feiten
Eiser woont in [Z] en is als monteur in dienst bij [B] B.V. te [Q], een installatiebedrijf (hierna: de werkgever).
De werkgever heeft aan eiser een bestelbus, een Ford Transit [C] met kenteken [00-AA-BB], ter beschikking gesteld. Deze auto beschikt over twee stoelen in de cabine en een afgesloten laadruimte achter de stoelen. Eiser mag deze auto voor privédoeleinden gebruiken.
Eiser beschikt in privé over een personenauto. Eiser is gehuwd en heeft twee kinderen, waarvan één kind beschikt over een rijbewijs en een auto.
Eiser heeft verweerder op 12 december 2005 verzocht om een beschikking “Verklaring geen privégebruik auto” als bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) af te geven.
Verweerder heeft op 5 januari 2006 de gevraagde beschikking afgegeven. Blijkens deze beschikking geldt deze met ingang van 2006 en voor onbepaalde duur.
Op 7 juli 2007 heeft [D] (hierna: [D]) namens verweerder een waarneming ter plaatse verricht op het adres [A-straat 1] te [R] (Gld.) om informatie te verzamelen omtrent personen die werden aangetroffen op de bouwlocatie. De bevindingen zijn vastgelegd in een brief van 28 augustus 2007. Tijdens deze waarneming heeft [D] ook informatie verzameld over een rode bestelauto met kenteken [00-AA-BB], waaronder de kilometerstand, de kleur en de op de auto aangebrachte naam ([B] B.V.). Ook is [D] in eerdergenoemde brief uitvoerig ingegaan op de situatie van eiser betreffende de bestelauto in relatie tot de bijtelling wegens privégebruik.
Eiser heeft over 2007 en 2008 een rittenregistratie bijgehouden, zij het dat deze rittenregistraties onvolledig zijn. Met betrekking tot het jaar 2007 is de rittenregistratie bijgehouden tot en met 17 november 2007 en voor het jaar 2008 is de rittenregistratie bijgehouden vanaf 10 oktober 2008 tot en met 31 december 2008.
Verweerder heeft eiser bij brief van 23 september 2009 gevraagd om te bewijzen dat eiser vanaf 5 januari 2006 tot en met 23 september 2009 niet meer dan 500 privékilometers per jaar heeft gereden met de bestelauto. Tussen eiser en verweerder is hierover uitvoerig gecorrespondeerd. Uiteindelijk zijn op 29 april 2011 de in geschil zijnde naheffingsaanslagen, vergrijpboetes en beschikkingen heffingsrente opgelegd.
Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Ter zitting heeft er een descente plaatsgevonden. De bestelbus die is bekeken is dezelfde bestelbus die eiser in 2007 en 2008 door zijn werkgever ter beschikking was gesteld. Het betreft een rode bestelbus met kenteken [00-AA-BB] en met reclame, waaronder de naam van de werkgever van eiser ([B] B.V.). Vanaf de achterzijde gezien bevindt zich in de laadruimte aan de rechterzijde een vaste stelling ten behoeve van het gereedschap, waaronder boormachines. Aan de linkerzijde is een open ruimte voor het vervoer van groot gereedschap en materialen, waaronder slangen, C.V.-installaties en dergelijke. Achter de zijdeur achter de bijrijderstoel bevindt zich aan de linkerzijde wederom (dezelfde) vaste stelling met daarin diverse lades, klein gereedschap en klein materiaal. Ook in de verhoogde vloer bevindt zich opbergruimte. Tevens bevindt zich daar een losse propaangastank voor werkzaamheden. In de cabine van de bestelbus liggen schoenen, slangen, tassen en papierwerk. Op het dak van de bestelbus is een imperiaal gemonteerd.
3. Geschil
In geschil is:
1. of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en dan met name of verweerder terecht een bijtelling wegens privégebruik van de bestelbus in aanmerking heeft genomen. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of er sprake is van een bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen;
2. of de heffingsrente terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
De vergrijpboetes zijn niet langer in geschil, aangezien verweerder ter zitting heeft verklaard dat deze zullen worden vernietigd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 luidde in 2007, voor zover voor deze procedure van belang, als volgt:
1. Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste 22% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil.
3. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. (…)”
Artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 luidde in 2008, voor zover voor deze procedure van belang, als volgt:
1. Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste 25% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, met dien verstande dat het voordeel op jaarbasis op 14% van de waarde van de auto wordt gesteld indien de officiële specifieke CO2-uitstoot van de auto niet hoger is dan:
a. 95 gram per kilometer, bij een auto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, en
b. 110 gram per kilometer, bij een auto met een andere soort motor.
2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil.
3. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. (…)”
De Hoge Raad heeft in het arrest van 29 mei 2009, nr. 43.602, LJN BB3475 onder andere het volgende overwogen:
“3.5. Ingevolge artikel 3.20, lid 5, van de Wet is de bijtelling privégebruik auto, als bedoeld in dat artikel, niet van toepassing op de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen. Het Hof heeft geoordeeld dat de bestelauto's naar aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt zijn voor het vervoer van goederen. Het Hof heeft bij zijn oordeel belang gehecht aan de inrichting en omvang van de bestelauto's; het gegeven dat er een tweede stoel in de bestuurderscabine aanwezig is, bestemd voor de bijrijder of hulp bij het laden en lossen van bloemen en planten, maakt volgens het Hof niet dat geen sprake meer is van een auto die (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen.”
De Hoge Raad heeft in het arrest van 18 september 2009, nr. 08/00707, LJN BJ7918 onder andere het volgende overwogen:
“3.3. Ook indien in een bestelauto in de bestuurderscabine meer dan één stoel aanwezig is en
in die cabine geen voorzieningen zijn aangebracht die zijn gericht op het vervoer van
goederen, kan onder omstandigheden sprake zijn van een bestelauto die uitsluitend of
nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen (vgl. HR 29 mei 2009, nr.
43602, LJN BB3475).
Het gerechtshof in Arnhem heeft in de uitspraak van 13 december 2011, nr. 11/00493 en 11/00494, LJN: BU 9310 het volgende geoordeeld:
“4.2 Volgens vaste jurisprudentie hoeft de aanwezigheid van een bijrijderstoel er niet aan in de weg te staan dat de bestelauto door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen (vergelijk HR 29 mei 2009, nr. 43.602, BNB 2009/217, LJN BB3475 en HR 18 september 2009, nr. 08/00707, BNB 2009/282, LJN BJ7918). Belanghebbende heeft in dit verband aangevoerd dat de aard van de goederen die doorgaans worden vervoerd (onder andere bouwhout) en de aard van de werkzaamheden die bestuurder en bijrijder verrichten maken dat de laadruimte en stoelen voor bestuurder en bijrijder vies en stoffig zijn. Het Hof acht dit aannemelijk. Hetgeen de Inspecteur hiertegen heeft ingebracht - te weten dat de auto eigendom van belanghebbende zelf is en het om die reden waarschijnlijk is dat deze de Peugeot ieder weekend reinigt - is onvoldoende om het Hof tot een ander oordeel te brengen. Verder heeft belanghebbende onweersproken gesteld dat de tweede stoel aanwezig is omdat vaak de aanwezigheid van een bijrijder noodzakelijk is, onder andere in verband met de noodzaak om te helpen bij het laden en lossen van goederen. Het Hof constateert verder dat op grond van artikel 58a juncto artikel 61b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, vervoer van personen in de laadruimte niet is toegestaan. Op grond van het bovenstaande is het Hof van oordeel dat de Peugeot door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Dit brengt mee dat de navorderingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd, zodat de geschilpunten met betrekking tot het navordering rechtvaardigend nieuw feit en het vertrouwensbeginsel verder onbesproken kunnen blijven.”
Mede gezien de waarnemingen ter descente, de door eiser ingebrachte foto’s en de verklaringen van eiser en zijn gemachtigde is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bestelbus die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen. Eiser heeft onder andere verklaard dat hij meewerkend voorman is en dat hij in die hoedanigheid gelijktijdig diverse projecten moet aansturen. Zo moet hij ervoor zorgen dat de materialen tijdig op de juiste plek zijn, zodat zijn collega’s door kunnen werken. Daarbij gaat het dan volgens eiser om onder andere C.V.-ketels, rollen dakbedekking, badkuipen en veel gereedschap. Ook heeft eiser verklaard dat een groot deel van deze materialen na afloop ook weer mee terug gaat. Voorts heeft eiser tijdens de descente verklaard dat er normaliter diverse soorten buizen, ladders en trappen op het imperiaal liggen. Ten aanzien van de inrichting van de laadruimte van de bestelbus acht de rechtbank van belang dat er een vaste stelling is gemonteerd, die gebruikt wordt voor gereedschap, klein materaal en dergelijke. Door de inrichting is de laadruimte uitsluitend geschikt voor vervoer van materialen en gereedschap. Ook de cabine van de bestelbus is dienstbaar aan het vervoer van goederen, aangezien er in de cabine onder andere schoenen, slangen, tassen en papierwerk lagen. Daarnaast is de cabine dermate stoffig, vies en rommelig, dat deze ongeschikt is voor vervoer van personen, anders dan in het kader van het werk. Gezien de feitelijke werkzaamheden van eiser als meewerkend voorman, de inrichting en het feitelijk gebruik van de laadruimte, cabine en imperiaal is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een auto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen.
De stelling van verweerder dat de descente niets zegt over de situatie in 2007 en 2008, maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de situatie in 2007 en/of 2008 anders was dan tijdens de descente, mede omdat het, gezien het kenteken, dezelfde bus betreft. Ook is de ter descente waargenomen situatie gelijk aan de eerder overgelegde foto’s van de bestelauto. Daar komt bij dat [D] namens verweerder op 7 juli 2007 een waarneming ter plaatse heeft uitgevoerd en daarbij ook de aan eiser ter beschikking gestelde bestelauto heeft aangetroffen en kennelijk, gezien de vermelding van de kilometerstand, ook heeft bekeken. Het had dan op de weg gelegen van [D] om tevens de (verdere) inrichting van de bestelauto te bekijken en te beschrijven. Nu dit (kennelijk) niet is gebeurd, dient dit voor rekening en risico van verweerder te blijven.
Voorts heeft verweerder gewezen op de aanwezigheid van de bijrijdersstoel en de wisselende verklaringen omtrent het gebruik die eiser daaromtrent heeft gegeven. Onder verwijzing naar eerdergenoemde jurisprudentie, en met name het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2009, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat er een tweede stoel in de bestuurderscabine aanwezig is, bestemd voor de bijrijder of hulp bij het laden en lossen, niet maakt dat reeds daarom geen sprake meer is van een auto die (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen.
Op grond van het vorenstaande heeft verweerder ten onrechte een bijtelling wegens privégebruik auto in aanmerking genomen en dienen de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente alsmede de boetebeschikkingen te worden vernietigd. De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het bezwaar en het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor wat betreft de bezwaarfase vastgesteld op € 218 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218) en voor wat betreft de beroepsfase op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslagen LH 2007 en 2008 en ZVW 2007 en 2008;
- vernietigt de boetebeschikkingen;
- vernietigt de beschikkingen heffingsrente;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.092;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 22 mei 2012
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.