Rechtbank Arnhem, 13-11-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:2434 BY3567, AWB 12/2131
Rechtbank Arnhem, 13-11-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:2434 BY3567, AWB 12/2131
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 13 november 2012
- Datum publicatie
- 20 november 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2012:BY3567
- Zaaknummer
- AWB 12/2131
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Vergoeding voor taxatierapport. Taxatie van een woning, zonder bijzondere omstandigheden. Een uurtarief van € 50 exclusief BTW is redelijk. De enkele omstandigheid dat het een vrijstaande woning betreft, levert geen reden op om het uurtarief hoger vast te stellen.
Voor het aantal te vergoeden uren wordt 4 uur redelijk geacht, ondanks de door eiser ter zitting overgelegde urenspecificatie voor 5,3 uur. De rechtbank acht niet aannemelijk en ook niet redelijk dat 5,3 uur zou zijn besteed voor de taxatie van deze woning.
Voor de proceskosten in beroep wordt factor 0,5 toegepast, omdat het geschil in beroep alleen over de proceskostenveroordeling in bezwaar ging.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Nevenlocatie Arnhem
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 12/2131
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 13 november 2012
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2010, vastgesteld voor het kalenderjaar 2011 op € 328.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting (hierna: OZB) bekend gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 februari 2012 de waarde verminderd tot € 258.000 en dienovereenkomstig de daarop gebaseerde aanslag OZB verlaagd.
Eiser heeft daartegen bij fax van 16 maart 2012, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Bij brief van
26 juni 2012 heeft verweerder een correctie op het verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2012 te Arnhem. Namens eiser is daar verschenen zijn gemachtigde [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].
2. Feiten
Bij uitspraak op bezwaar van 3 februari 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning verminderd tot € 258.000. Eiser heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep aangetekend bij de rechtbank. Eiser heeft zowel in de bezwaar- als de beroepsfase een gemachtigde ingeschakeld om zijn belangen te behartigen.
Bij de motivering van het bezwaarschrift heeft de gemachtigde van eiser een taxatierapport van [A] (hierna: de taxateur), werkzaam bij [B] te [Q] (Ov), overgelegd.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 666,90. Dit bedrag bestaat enerzijds uit een vergoeding voor de kosten die gemaakt zijn voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting). Verweerder heeft daarbij overwogen dat een wegingsfactor 1 van toepassing is. Anderzijds bestaat de proceskostenvergoeding uit een vergoeding voor de kosten die eiser heeft gemaakt voor het laten opstellen van een taxatierapport en voor het door de taxateur bijwonen van de hoorzitting. Ten aanzien van het taxatierapport heeft verweerder overwogen dat taxatiewerkzaamheden niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn en dat 4 uur een redelijk aantal uren hiervoor is, zodat een vergoeding van € 200 daarvoor redelijk is (€ 50 inclusief omzetbelasting x 4 uur). Voor het bijwonen van de hoorzitting is € 25 toegekend (€ 50 inclusief omzetbelasting x 0,5 uur). Voor de kosten van uittreksels uit een openbaar register heeft verweerder een bedrag van € 5,90 vergoed.
3. Geschil
In geschil is of eiser in aanmerking komt voor een hogere proceskostenvergoeding in de bezwaarfase. Het geschil spitst zich toe op het uurtarief en het aantal uren voor het deskundigenrapport.
4. Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door verweerder uitsluitend vergoed op verzoek van eiser voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Daarbij is volgens de toelichting van de wetgever de kostenveroordeling niet bedoeld als een volledige schadevergoeding maar als een tegemoetkoming in de kosten (NvT, Stb.1993, 763, p.5).
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a en b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a en b, van het Besluit wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;
b. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b: op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36, tweede lid, van de Awb is verschuldigd; indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep wordt deze vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
In artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken is bepaald dat een tarief geldt van ten hoogste € 81,23 per uur voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, van de Wet tarieven in strafzaken, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn.
Ingevolge artikel 15 van het Besluit tarieven in strafzaken worden de bedragen, genoemd in dit besluit, verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
Vergoeding voor het taxatierapport
Partijen hebben kennis genomen van de inmiddels gewezen arresten van de Hoge Raad van 13 juli 2012 (nr. 11/04133, LJN BX0919, en nr. 11/02035, LJN BX0904). Volgens deze arresten wordt de mate waarin taxatiewerkzaamheden van bijzondere aard zijn, vooral bepaald door de aard van de te taxeren onroerende zaak. Naarmate de taxatie van een object naar haar aard complexer is, kan toepassing van een hoger uurtarief gerechtvaardigd zijn. Toepassing van het maximale uurtarief van € 81,23 komt eerst in aanmerking indien het object van dien aard is dat de taxatie daarvan zeer complex is.
Verweerder heeft bepleit dat voor een woning € 50 per uur inclusief omzetbelasting redelijk is. Gemachtigde van eiser heeft primair bepleit dat een uurtarief tussen € 50 en € 60 exclusief omzetbelasting redelijk is, omdat deze vrijstaande woning relatief lastig te taxeren was. Subsidiair heeft hij bepleit dat hier € 50 exclusief omzetbelasting dient te worden toegekend.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval, waarin sprake is van een taxatie van een woning, een vergoeding van € 50 exclusief omzetbelasting, redelijk is. Niet gebleken is dat sprake is van bijzondere omstandigheden die de woning en daarmee de taxatiewerkzaamheden zodanig bijzonder maken dat in dit geval van een hogere vergoeding dan € 50 exclusief omzetbelasting uitgegaan zou moeten worden. Het enkele feit dat de woning vrijstaand is, is daarvoor niet voldoende.
Voor het aantal te vergoeden uren geldt het volgende. Eiser heeft ter zitting een urenspecificatie van 5,3 uur overgelegd ter nadere onderbouwing van de stelling dat de taxateur 5 uur heeft besteed aan het door hem overgelegde taxatierapport. Verweerder heeft vervolgens gemotiveerd betwist dat 5,3 uur aan het taxatierapport is besteed en heeft gesteld dat maximaal 4 uur redelijk zou zijn voor het onderhavige taxatierapport.
Gelet op de aard van het object en op het feit dat in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden zoals achterstallig onderhoud of bodemverontreiniging, acht de rechtbank het aannemelijk dat het opmaken van het taxatierapport in dit geval redelijkerwijs in 4 uur had gekund. De genoteerde tijd voor het opstellen en uitwerken van het taxatierapport, waarvoor 45 minuten is gerekend, komt nogal lang voor, gezien de omstandigheid dat de taxateur voor het opstellen van de taxatiekaart reeds 50 minuten heeft gerekend. Ook overigens lijkt een overlap in tijd te zitten in de specificatie van bepaalde werkzaamheden, zoals de kadastrale recherche en het onderzoek naar erfdienstbaarheden. Voorts lijkt 60 minuten voor een inpandige opname vrij lang te zijn. Dit brengt mee dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat daadwerkelijk 5,3 uur aan het rapport is besteed door de taxateur, althans dat de vergoeding van een dergelijk aantal uren in dit geval niet redelijk is. De rechtbank acht een urenbesteding in het onderhavige geval van 4 uur aannemelijk en redelijk. Nu tussen partijen niet in geschil is dat 0,5 uur moet worden toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting door de taxateur, zal de rechtbank zich hierbij aansluiten. Gelet op deze uitkomst, zoals die ook door verweerder is bepleit, acht de rechtbank het niet nodig om verweerder in de gelegenheid te stellen nader te reageren op de ter zitting door eiser overgelegde urenspecificatie.
Het voorgaande betekent dat voor het taxatierapport een vergoeding van € 267,75 inclusief omzetbelasting, dient te worden toegekend (4,5 uur x € 50 exclusief omzetbelasting = € 267,75 inclusief omzetbelasting). De proceskostenvergoeding in bezwaar komt derhalve uit op een bedrag van (€ 436 + € 267,75 + € 5,90 =) € 709,65. Uiteraard komt het reeds betaalde bedrag hierop in mindering.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank zal de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op de voet van het Besluit vaststellen op € 437 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 0,5 omdat sprake is van een lichte zaak, nu het beroep uitsluitend betrekking had op de proceskostenvergoeding in bezwaar). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover deze de proceskostenvergoeding betreft;
- stelt de proceskostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar vast op een bedrag van € 709,65;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar voor zover deze is vernietigd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor het beroep ten bedrage van € 437;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Schokker, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 13 november 2012
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.