Home

Rechtbank Breda, 07-12-2007, BC0931, AWB 07/2482

Rechtbank Breda, 07-12-2007, BC0931, AWB 07/2482

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
7 december 2007
Datum publicatie
27 december 2007
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2007:BC0931
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/2482

Inhoudsindicatie

Rechtbank vernietigt in rekening gebrachte betekeningskosten.

Belanghebbende tekent met dagtekening 1 december 2006 bezwaar aan tegen een aan haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting. De aanslag diende uiterlijk op 8 november 2006 te zijn betaald. Ook na te zijn aangemaand heeft belanghebbende niet betaald. Op 5 december 2006 wordt een dwangbevel betekend en wordt aan betekeningskosten een bedrag van € 2.470 in rekening gebracht. In geschil is of het ingediende bezwaarschrift met zich mee heeft gebracht dat de betalingsverplichting wordt opgeschort door een te verlenen uitstel van betaling. In tegenstelling tot de stelling van de ontvanger is de rechtbank van oordeel dat in het bezwaarschrift, waarin is opgenomen het aanslagnummer, de dagtekening van de aanslag, het tijdvak waarover is nageheven, alsmede de nageheven omzetbelasting, het bedrag van de boete en het bedrag aan heffingsrente, overeenkomstig artikel 25, paragraaf 2, lid 1a Leidraad Invordering 1990, het bestreden bedrag van de aanslag en de berekening van dat bedrag zijn vermeld. De betekeningskosten zijn derhalve ten onrechte in rekening gebracht. Beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/2482

Uitspraakdatum: 7 december 2007

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], gevestigd te [woonplaats], eiseres,

en

de ontvanger van de Belastingdienst, verweerder.

Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en ontvanger.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de ontvanger van 3 mei 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem bij beschikking in rekening gebrachte betekeningskosten met betrekking tot de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2007 te [woonplaats].

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, zijn gemachtigde, alsmede de ontvanger.

1. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de in rekening gebrachte betekeningskosten tot nihil;

- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 966, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;

- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 285 aan deze vergoedt.

2. Gronden

2.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 25 oktober 2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd naar een te betalen bedrag van € 36.618. In dit bedrag is tevens begrepen een boete van € 3.075 en heffingsrente van € 2.789. De aanslag dient uiterlijk op 8 november 2006 te zijn betaald. Omdat het verschuldigde bedrag niet werd voldaan, volgt op of omstreeks 17 november 2006 een aanmaning. Ook daarna heeft belanghebbende het verschuldigde bedrag niet betaald.

2.2. Met toepassing van artikel 13 lid 3 van de Invorderingswet 1990 (hierna: Invorderingswet) is vervolgens op 5 december 2006 een dwangbevel uitgevaardigd dat op dezelfde datum is betekend. Aan belanghebbende is op grond van artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (hierna: Kostenwet), een bedrag van € 2.470 betekeningskosten in rekening gebracht. Op 7 december 2006 heeft belanghebbende de aanslag inclusief vervolgingskosten voldaan.

2.3. Belanghebbende heeft met dagtekening 1 december 2006 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting. De inhoud van dit bezwaarschrift luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Namens onze cliënt [belanghebbende] te [woonplaats] tekenen wij hierbij bezwaar aan tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting d.d. 25 oktober 2006, ten bedrage van € 36.618,- (€ 30.754,- BTW, € 3.075 boete en € 2.789,- heffingsrente), over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005.

De motivering van ons bezwaar zullen wij u zo spoedig mogelijk doen toekomen.”

2.4. Het bezwaarschrift is geadresseerd aan de “Belastingdienst [woonplaats]. Voorts is het bezwaar voorzien van de tekst “AANTEKENEN”. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat het bezwaarschrift op 1 december 2006 aangetekend is verzonden. Een stempel op het bezwaarschrift vermeldt “5 december 2006 datum binnenkomst Belastingdienst.

2.5. De ontvanger heeft ter zitting verklaard dat alle post bestemd voor, onder meer, Belastingdienst [woonplaats] naar een centraal punt in [woonplaats] wordt verzonden. Met TNT Post zijn hierover afspraken gemaakt. Zij zorgen bij sortering van de post voor een sticker op de envelop waardoor de aan kantoor [woonplaats] geadresseerde post naar het centrale punt in [woonplaats] wordt gebracht, alwaar de post gestempeld wordt. De ontvanger heeft desgevraagd verklaard dat deze gang van zaken leidt tot een vertraging van 1 dag.

2.6. Het geschil betreft de vraag of terecht betekeningskosten ad € 2.470 aan belanghebbende in rekening zijn gebracht.

2.7. In artikel 25, paragraaf 2, lid 1a, van de Leidraad Invordering 1990 is bepaald dat uitstel van betaling wordt verleend op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige. Tussen partijen is niet in geschil dat een dergelijk afzonderlijk schriftelijk verzoek niet is ingediend.

2.8. Voorts wordt in de in 2.7. genoemde bepaling geregeld dat als de belastingschuldige een bezwaarschrift tegen een aanslag indient, het bezwaarschrift als een verzoek om uitstel wordt aangemerkt. Voorwaarde daarbij is wel dat in het bezwaarschrift het bestreden bedrag van de aanslag en de berekening van dat bedrag zijn gemeld.

2.9. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van het pro forma bezwaarschrift, zoals vermeld onder 2.3., dit bezwaarschrift door de ontvanger ten onrechte niet is aangemerkt als een verzoek om uitstel van betaling. In het bezwaarschrift is vermeld tegen welk bedrag bezwaar bestond, te weten het gehele bedrag van de aanslag. Daarmee is voldaan aan de voorwaarde dat het bestreden bedrag van de aanslag moet zijn vermeld. Gegeven de omstandigheid dat het gehele bedrag van de aanslag wordt bestreden, dient de voorwaarde dat een berekening van het bestreden bedrag moet worden opgenomen geen zelfstandig doel, zodat toetsing aan deze voorwaarde naar het oordeel van de rechtbank achterwege kan blijven.

2.10. De subsidiaire stelling van de ontvanger dat het bezwaarschrift niet voor het in rekening brengen van de kosten is ingediend kan hem niet baten. Gelet op hetgeen is vermeld onder 2.5. is de rechtbank van oordeel dat de gevolgen van de door de belastingdienst gekozen wijze van postverwerking voor haar rekening en risico dient te blijven, zodat het bezwaarschrift geacht moet worden te zijn ontvangen op 4 december 2006. Nu het dwangbevel is betekend op 5 december 2006, dient het bepaalde in Hoofdstuk XII, paragraaf 3, lid 3 van de Leidraad Invordering 1990 toepassing te vinden. Aldaar is bepaald dat kosten niet verschuldigd zijn wanneer er, achteraf bezien, al voor het in rekening brengen van de kosten om beleidsmatige redenen aanleiding is geweest om de invordering op te schorten. Hierbij wordt onder andere genoemd de situatie dat een schriftelijk verzoek om uitstel is ingediend. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, was op 4 december 2006 sprake van een schriftelijk verzoek om uitstel, zodat de betekeningskosten, welke op

5 december 2006 in rekening zijn gebracht, niet verschuldigd zijn.

2.11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

2.12. De rechtbank vindt aanleiding de ontvanger te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt op grond waarvan de rechtbank van het bepaalde in artikel 2, lid 1 van het Besluit Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan afwijken. De kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van

€ 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan op 7 december 2007 door mr. A.J. Kromhout, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. M.H. van Schaik, griffier.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.