Rechtbank Breda, 14-10-2008, BG5136, AWB 08/1542
Rechtbank Breda, 14-10-2008, BG5136, AWB 08/1542
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 14 oktober 2008
- Datum publicatie
- 24 november 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2008:BG5136
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2009:BK7259, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 08/1542
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar een werkruimte in zijn eigen woning ingericht en in gebruik genomen. Belanghebbende beschikt ook over werkruimte elders. Er is geen sprake van een splitsbaar pand. In geschil is of belanghebbende de gehele woning tot zijn ondernemingsvermogen mag rekenen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet mogelijk is, nu belanghebbende met een dergelijke keuze de grenzen der redelijkheid overschrijdt. De oppervlakte van de werkruimte bedraagt namelijk 9% van de totale woonoppervlakte en de inhoud van de werkruimte bedraagt 7% van de totale woninginhoud.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/1542
Uitspraakdatum: 14 oktober 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 28 februari 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2008. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld door zijn collega, alsmede de inspecteur.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is op 1 januari 2004 gestart als ondernemer en maakt deel uit van een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband oefent een administratiekantoor uit en huurt kantoorruimte in Veldhoven.
2.2. Belanghebbende woonde op 1 januari 2004 en voordien in het pand aan de Margrietstraat 57 te [woonplaats]. Per genoemde datum heeft belanghebbende op de begane grond van dit pand een werkkamer ingericht en in gebruik genomen. Belanghebbende gebruikt deze werkkamer ten behoeve van zijn onderneming.
2.3. De administratieve ondersteuning van belanghebbende is ondergebracht in de door het samenwerkingsverband gehuurde kantoorruimte. Belanghebbende gebruikt de werkkamer als uitvalsbasis voor zijn werkzaamheden. Een groot deel van de werkzaamheden wordt mede op locatie bij cliënten verricht. Via de PC kan belanghebbende vanuit zijn werkkamer inbellen op het netwerk van het samenwerkingsverband. Ter zitting heeft de inspecteur nog onweersproken gesteld dat belanghebbende naast de bedoelde werkruimte ook in de door het samenwerkingsverband gehuurde over werkruimte beschikte.
2.4. Het pand Margrietstraat 57 te [woonplaats] heeft een woonoppervlakte van 165 m2 en een inhoud van 560 m3. De oppervlakte van de werkkamer bedraagt 15 m2 en de inhoud bedraagt 40 m3. Op 1 januari 2004 bedraagt de waarde in het economische verkeer van het pand € 350.000.
2.5. In geschil is de vraag of belanghebbende zijn woning met ingang van 1 januari 2004 geheel als ondernemingsvermogen mag etiketteren. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is ook in geschil tegen welke waarde het pand op de balans per 1 januari 2004 dient te worden opgenomen.
2.6. Het onderhavige pand is niet splitsbaar en wordt zowel voor privé- als voor ondernemingsdoeleinden gebruikt. Het staat belanghebbende dan bij de start van zijn onderneming in beginsel vrij om dit pand als privévermogen of als ondernemingsvermogen te bestempelen. Belanghebbende dient met zijn keuze echter wel binnen de grenzen der redelijkheid te blijven. De oppervlakte van de werkkamer beslaat ongeveer 9% van de totale woonoppervlakte en de inhoud van de werkkamer bedraagt ongeveer 7% van de totale woninginhoud. De rechtbank is van oordeel dat het privé-gedeelte van de woning zodanig overheersend is ten opzichte van het gedeelte dat ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, dat belanghebbende de grenzen der redelijkheid heeft overschreden door het gehele pand als ondernemingsvermogen aan te merken. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat het gebruik van de werkkamer blijkens hetgeen onder 2.3 werd overwogen slechts een aanvullende functie ten behoeve van de beroepsuitoefening heeft.
2.7. Belanghebbende heeft nog gesteld dat aan de woonruimte op de begane grond meer waarde moet worden toegekend dan aan de woonruimte op de eerste verdieping, zodat de waarde van de werkruimte meer dan 10% van de waarde in het economische verkeer van het totale pand bedraagt. Belanghebbende heeft zijn stelling echter niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de waarde die aan de werkruimte kan worden toegekend in de onderhavige situatie niet relevant is, maar dat voor de beantwoording van de in geschil zijnde vraag aangesloten dient te worden bij het feitelijk gebruik van de ruimtes.
2.8. Op grond van het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
3. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2008 door mr.drs. M.G.J.M. van Kempen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.M.J.F. Jansen, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.