Home

Rechtbank Breda, 24-07-2009, BJ4759, 09/425

Rechtbank Breda, 24-07-2009, BJ4759, 09/425

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 juli 2009
Datum publicatie
7 augustus 2009
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4759
Formele relaties
Zaaknummer
09/425

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting; nultarief. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de goederen naar Duitsland zijn vervoerd. De naheffingsaanslag moet worden verminderd tot 19/119 van de met nultarief gefactureerde bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/425

Uitspraakdatum: 24 juli 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[eiser], wonende te [woonplaats],

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Limburg, kantoor Heerlen,

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur van 18 december 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting alsmede de bij beschikking opgelegde vergrijpboete (aanslagnummer [nummer]).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2009 te Breda. Daar zijn gezamenlijk behandeld de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 09/424 en 09/425. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan Raets fiscale advocatuur te Maastricht en [gemachtigde], alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde] en [gemachtigde].

1.Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-vermindert de naheffingsaanslag tot € 32.288;

-vermindert de boete tot € 5.000;

-veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van € 966 proceskosten en wijst de Staat aan als rechtspersoon die dit bedrag moet voldoen;

-gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 145 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.Belanghebbende drijft een handelsonderneming en is ondernemer als bedoeld in artikel 7 Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Een van zijn afnemers is de onderneming [bedrijf x], gevestigd in Duitsland. Vertegenwoordiger van deze afnemer is [afnemer be[afnemer bedrijf x].

2.2.Belanghebbende heeft in 2002 goederen, vooral spijkerbroeken, geleverd aan [bedrijf x]. De leveringen zijn verricht met toepassing van het omzetbelastingtarief van nihil. Dit betrof leveringen in het eerste kwartaal tot een bedrag van € 99.178 en in het derde kwartaal tot een bedrag van € 103.050. De goederen zijn contant of per cheque betaald. Op de facturen staat vermeld:

-het omzetbelastingnummer van de Duitse afnemer;

-een aantekening dat de goederen naar Duitsland zijn vervoerd;

-een paraaf van de afnemer.

2.3.Belanghebbende heeft ter zitting bescheiden getoond waaruit blijkt dat de paraaf die staat op de facturen voor [bedrijf x] de paraaf is van [afnemer bedrijf x].

2.4.[afnemer bedrijf x] noch enig andere afnemer van de onder 2.2. vermelde leveringen heeft aangifte gedaan van intracommunautaire verwerving van de goederen.

2.5.In geschil is of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de goederen zijn vervoerd naar Duitsland zodat terecht het tarief van nihil is toegepast.

2.6.De rechtbank is van oordeel dat de door belanghebbende getoonde facturen onvoldoende gegevens bevatten om aannemelijk te maken dat de goederen naar Duitsland zijn vervoerd. Niet is vermeld of de goederen door belanghebbende of door een derde naar Duitsland zijn gebracht of dat zij door de afnemer of een derde in Nederland zijn gehaald. Indien de goederen door of namens belanghebbende naar Duitsland zijn gebracht, ontbreken gegevens over de persoon die en de plaats waar de goederen in ontvangst zijn genomen. Indien de goederen zijn afgehaald, ontbreken gegevens over de persoon die en het voertuig waarmee de goederen zijn afgehaald. De enkele paraaf van [afnemer bedrijf x] op de facturen acht de rechtbank onvoldoende bewijs dat de goederen ook daadwerkelijk naar Duitsland zijn vervoerd. Nu niet aannemelijk is dat de goederen naar Duitsland zijn vervoerd, is ten onrechte het tarief van nihil toegepast.

2.7.Ter zitting is komen vast te staan dat de inspecteur de aanslag ten onrechte heeft berekend op 19% van € 202.228. De naheffingsaanslag moet om die reden worden verminderd tot 19/119 x € 202.228 of € 32.288.

2.8.Aan belanghebbende is een boete opgelegd van € 9.558 of 25% van de nageheven omzetbelasting. Nu de naheffingsaanslag wordt verminderd, dient de boete in elk geval te worden verminderd tot 25% van € 32.288 of € 8.072. De inspecteur verwijt belanghebbende (voorwaardelijk) opzet dan wel grove schuld omdat de leveringen met toepassing van het tarief van nihil zijn verricht terwijl belanghebbende duidelijk moest zijn dat de identiteit van de afnemer en het vervoer naar Duitsland niet konden worden aangetoond. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende de identiteit van de afnemer wel heeft aangetoond. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende wel zeer te verwijten is dat hij niet voldoende gegevens heeft geadministreerd om aannemelijk te maken dat de goederen naar Duitsland zijn vervoerd. In het Europeeserechtelijke systeem van de intracommunautaire leveringen en verwervingen is de administratie immers het enige aanknopingspunt voor de heffing van omzetbelasting. De rechtbank acht, mede gelet op de omvang van de leveringen, een boete van € 5.000 gepast en geboden.

2.9.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.

2.10.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De vergoeding wordt bepaald op € 322 voor de bezwaarfase (bezwaarschrift en hoorzitting) plus € 644 (beroepschrift en mondelinge behandeling) met toepassing van factor 1 wegens de moeilijkheidsgraad van de zaak. De totale vergoeding is dan € 966.

Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. T.A. Mandemakers, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2009.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 4 augustus 2009

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.