Rechtbank Breda, 16-10-2009, BK1545, 09/2334
Rechtbank Breda, 16-10-2009, BK1545, 09/2334
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2009
- Datum publicatie
- 10 november 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2009:BK1545
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3306, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09/2334
Inhoudsindicatie
Accijnstarief alcoholhoudende dranken
Een alcoholhoudende vloeistof, gemaakt van gegiste appels, moet volgens de rechtbank ingedeeld worden onder post 2206 van de GN omdat, anders dan de inspecteur meent, er wel degelijk sprake is van een drank. De van die vloeistof, onder toevoeging van suiker en aroma's, gemaakte dranken vallen onder de omschrijving van likeuren zoals bedoeld bij post 2208, mede omdat door die toevoegingen het wezenlijk karakter van een gegiste drank verloren is gegaan. Het gelijk is aan de inspecteur.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/2334
Uitspraakdatum: 16 oktober 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Zuid, kantoor [plaatsnaam],
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 22 april 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar over het tijdvak oktober 2008 opgelegde naheffingsaanslag accijns (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2009 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, haar gemachtigde, [naam], directeur van belanghebbende, [namen], alsmede, namens de inspecteur, [namen].
1.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-vermindert de naheffingsaanslag tot € 72,50;
-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 322, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;
-gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 297 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft ten aanzien van het onderhavige tijdvak voor een aantal producten aangifte voor de accijns gedaan, waarin deze producten zijn opgenomen als tussenproduct als bedoeld in artikel 11b van de Wet op de accijns (hierna: WA). Volgens de aangifte was belanghebbende over het onderhavige tijdvak € 39,86 aan accijns verschuldigd. Bij brief van 19 november 2008 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om het opleggen van een naheffingsaanslag over het verschil van de accijns verschuldigd op basis van tussenproducten en de accijns verschuldigd op basis van gedistilleerde producten als bedoeld in artikel 12 van de WA. Dit heeft geresulteerd in het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag tot een bedrag van € 77,61.
2.2.Tussen partijen is in geschil of belanghebbende ter zake van de uitslag van de goederen accijns verschuldigd is naar het op grond van artikel 11d van de WA geldende tarief van € 72,89 per hectoliter omdat de goederen moeten worden ingedeeld onder tariefpost 2206 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) zoals belanghebbende bepleit, dan wel naar het op grond van artikel 13 van de WA geldende tarief van € 15,04 per hectoliter per volumepercentage alcohol omdat de goederen moeten worden ingedeeld in tariefpost 2208 van de GN, zoals de inspecteur voorstaat.
2.3.Het geschil heeft betrekking op de volgende producten:
Product Accijns volgens aangifte Accijns volgens aanslag
[drankje I] € 3,08 € 9,48
[drankje II] € 3,08 € 9,48
[drankje III] € 2,87 € 8,84
[drankje IV] € 2,87 € 8,84
[drankje V] € 2,87 € 8,84
[drankje VI] € 2,87 € 8,84
[drankje VII] € 2,87 € 8,84
[drankje VIII] € 2,87 € 8,84
[drankje IX] € 2,87 € 8,84
[drankje X] € 2,87 € 8,84
[drankje XI] € 2,87 € 8,84
[drankje XII] € 2,87 € 8,84
[hoofdproduct] € 5,00 € 10,11
2.4.Tussen partijen is niet langer in geschil dat alle in het product [hoofdproduct] aanwezige alcohol is verkregen door vergisting van appels. Voorts is niet in geschil dat [hoofdproduct] een vloeistof is die geschikt is voor menselijke consumptie.
2.5.Tussen partijen is niet in geschil dat [hoofdproduct] neutraal is wat betreft geur, kleur en smaak. De overige in 2.3 genoemde producten (hierna: de overige producten) bestaan voor zeker 80% tot 90% uit [hoofdproduct]. De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat de overige producten fel gekleurd zijn en een nadrukkelijk aanwezige geur hebben, veroorzaakt door kunstmatige fruitaroma’s.
2.6.De inspecteur stelt dat [hoofdproduct] geen drank is nu dit product niet voor menselijke consumptie bestemd is en daarom niet in tariefpost 2206 van de GN kan worden ingedeeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende echter aannemelijk gemaakt dat [hoofdproduct] wél een drank is. Een drank is een vloeistof die geschikt is voor menselijke consumptie en daarvoor ook bestemd is. De rechtbank hecht geloof aan belanghebbendes stelling dat [naam leverancier hoofdproduct], de leverancier van [hoofdproduct], reeds vóór aanvang van het onderhavige tijdvak serieus marketingonderzoek deed betreffende dit product en dat [hoofdproduct], onder de naam [naam hoofdproduct], ook daadwerkelijk op de markt is gebracht en onder andere bij [naam supermarkt] verkrijgbaar is. Dat [hoofdproduct] gedurende het onderhavige tijdvak nog niet op de markt verkrijgbaar was is niet van belang, nu deze omstandigheid niet afdoet aan de bestemming voor menselijke consumptie.
2.7.Gelet op hetgeen is overwogen in 2.5 en 2.6 dient [hoofdproduct] naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als een gegiste drank als bedoeld in post 2206 van de GN. Derhalve valt het product onder de omschrijving van artikel 11b van de WA en is het tarief van artikel 11d van de WA van toepassing. Nu belanghebbendes beroep in zoverre gegrond is, behoeft haar stelling, dat de uitslag van het laboratoriumonderzoek door de Douane naar [hoofdproduct] is gemanipuleerd, geen behandeling.
2.8.De inspecteur heeft gesteld dat alle genoemde producten, met uitzondering van [hoofdproduct], dranken zijn die moeten worden aangemerkt als “likeuren” en (reeds) daardoor vallen in post 2208 GN.
2.8.1.De Toelichting EG (PB C 133 van 30.5.2008, blz. 1–402) bij post 2208 luidt als volgt:
“2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten. Gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten in de zin van deze post zijn in het algemeen voor menselijke consumptie bestemde alcoholhoudende vloeistoffen die verkregen worden: hetzij door rechtstreeks distilleren (al dan niet onder toevoeging van aromatische stoffen) uit gegiste natuurlijke vloeistoffen, zoals wijn en cider, of uit gegiste vruchten, gegiste draf, gegiste granen of andere gegiste producten van plantaardige oorsprong;hetzij door het enkel toevoegen van bepaalde aromatische stoffen en eventueel suiker aan door distillatie verkregen alcohol. Verschillende gedistilleerde dranken zijn omschreven in de derde alinea, de punten 1 t/m 18, van de GS-toelichting op post 2208. Opgemerkt wordt dat niet-gedenatureerde gedistilleerde dranken onder deze post blijven ingedeeld, ook indien zij een alcoholgehalte hebben van 80 % vol of meer, en ongeacht of het al dan niet gebruiksklare dranken betreft. Door gisting verkregen alcoholhoudende dranken vallen niet onder deze onderverdeling (posten 220300 t/m 220600).”
2.8.2.De GN-Toelichting verwijst daarnaast ten aanzien van de posten 22087010 en 22087090 (likeuren) naar de eerste alinea, letter B en de derde alinea, van de GS-toelichting op post 2208. De GS-toelichting op post 2208 bepaalt:
„Deze post omvat, ongeacht het volumegehalte alcohol:
A) gedistilleerde dranken verkregen door distillatie (zonder toevoeging van aromatische stoffen) van spontaan gegiste natuurlijke vloeistoffen, zoals wijn en appeldrank, of van gegiste vruchten, droesem, granen of andere plantaardige producten. Bedoelde dranken hebben een kenmerkend bouquet (geur en smaak) toe te schrijven aan bepaalde secundaire aromatische bestanddelen (esters, aldehyden, zuren, hogere alcoholen, enz.) die eigen zijn aan de gebruikte grondstoffen.
B) likeuren, dat wil zeggen alcoholhoudende dranken waaraan suiker, honing of andere natuurlijke zoetstoffen en extracten of essences zijn toegevoegd (bijvoorbeeld alcoholhoudende dranken verkregen door distillatie of door het mengen van ethylalcohol of gedistilleerde dranken met een of meer van de navolgende producten: vruchten, bloemen of andere plantendelen, extracten, essences, etherische oliën of vruchtensappen, ook indien geconcentreerd). Van deze producten kunnen onder meer worden genoemd: likeuren die suikerkristallen bevatten, likeuren van vruchtensappen, eierlikeuren, likeuren op basis van kruiden, bessen of specerijen, likeuren van thee, chocolade, melk of honing.
C) Alle andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten en niet zijn genoemd of niet zijn begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk.”
2.8.3.Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de slotzin van de algemene GN Toelichting op post 2208 dat de onderhavige dranken, nu zij alleen gegiste alcohol bevatten, niet als likeur kunnen worden aangemerkt. De omschrijving in de GS-Toelichting geeft daarentegen aan dat ook drank op basis van gegiste alcohol een likeur kan zijn en de GN Toelichting op post 22087010 verwijst daar expliciet naar. Dit een en ander, in onderling verband bezien, leidt de rechtbank (in afwijking van haar uitspraak van 29 oktober 2007) tot de conclusie dat de onder 2.3. vermelde dranken, met uitzondering van [hoofdproduct], moeten worden aangemerkt als likeuren en dus vallen onder GN Code post 2208 van de GN.
2.9.Daar komt nog het volgende bij. Naar het oordeel van de rechtbank zijn door de toevoegingen aan [hoofdproduct] om te komen tot de overige producten, de smaak, de geur en het uiterlijk van een uit appels vervaardigde gegiste (vruchten)drank, en daarmee de bijzondere organoleptische eigenschappen daarvan verloren gegaan. De producten passen daardoor qua wezenlijke karaktereigenschappen niet meer in de omschrijving van post 2206 van de GN. Zij kunnen dan uitsluitend nog onder de omschrijving van post 2206 van de GN vallen omdat onder een in een post vermelde stof niet alleen wordt verstaan die stof in zuivere vorm maar ook vermengd of verbonden met andere stoffen (bepaling 2b van de Algemene indelingsregels GN). Zelfs indien geen sprake zou zijn van likeuren omdat slechts sprake is van gegiste alcohol, vallen de producten ook onder de omschrijving van tariefgroep 2208 omdat deze post heel in het algemeen geldt voor (producten met) ethylalcohol en ethylalcohol of ethanol is door vergisting ontstane alcohol.
2.10.Voor producten die vallen onder twee posten van de GN zoals in dit geval, heeft alsdan de post met de meest specifieke omschrijving voorrang. Naar het oordeel van de rechtbank is geen van beide posten in dit geval echt specifiek. Evenmin is te bepalen aan welke stof het product zijn wezenlijke karakter ontleent; het karakter van gegiste drank als bedoeld in post 2206 van de GN is immers, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, verloren gegaan. Als dan moet volgens de Algemene indelingsregels GN de post worden toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Dat is post 2208.
2.11.Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat voor de overige producten het gelijk is aan de inspecteur.
2.12.Belanghebbende stelt dat bij het opleggen van de naheffingsaanslag het non-discriminatiebeginsel, zoals neergelegd in artikel 95 van het EG-verdrag, is geschonden aangezien op gelijksoortige producten uit andere lidstaten minder accijns zou worden geheven. Ter zitting heeft belanghebbende verwezen naar het uit Duitsland afkomstige product [Duits product].
2.13.De rechtbank overweegt dat belanghebbende op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat het product [Duits product], of enig ander door haar bedoeld product, in voldoende mate op relevante punten overeenkomt met de producten genoemd in 2.3 om deze als gelijke gevallen aan te merken. Alleen al hierom faalt belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel.
2.14.Gelet op het in 2.7. overwogene is het beroep gegrond verklaard. Nu over het product [hoofdproduct], conform de aangifte, € 5,00 accijns is verschuldigd in plaats van het in de naheffingsaanslag voor dit product gehanteerde bedrag van € 10,11, is de naheffingsaanslag verminderd van € 77,61 tot € 72,50.
2.15.Aangezien de naheffingsaanslag vrijwel volledig in stand blijft, overweegt de rechtbank dat hiervoor niet, zoals belanghebbende stelt, elk wettelijk kader ontbreekt. Belanghebbende, op wie in dit opzicht de bewijslast rust, heeft niet aannemelijk gemaakt dat bij het opleggen van de naheffingsaanslag enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden.
2.16.De rechtbank, voor wat dit betreft fungerende als voorzieningenrechter, wijst belanghebbendes verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, onder het opleggen van een dwangsom van € 25.000 per dag, af, reeds omdat belanghebbendes stelling dat alle onder 2.3. vermelde producten moeten worden belast naar het tarief van artikel 11c van de WA als onjuist is beoordeeld.
3.Proceskosten
3.1.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
3.2.Daarbij overweegt de rechtbank dat de gemachtigde van belanghebbende, mr. C.A. de Wit, als belastingadviseur werkzaam is, maar dat van kosten voor rechtsbijstand eerst gebleken is bij zijn aanwezigheid ter zitting. Het bezwaarschrift en het beroepschrift zijn door belanghebbende zelf ingediend.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze ondertekend. Mr. I. van Wijk, griffier, is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 22 oktober 2009
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.