Home

Rechtbank Breda, 28-04-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:1750 BM6707, 10/1517v

Rechtbank Breda, 28-04-2010, ECLI:NL:RBBRE:2010:1750 BM6707, 10/1517v

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
28 april 2010
Datum publicatie
3 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BM6707
Zaaknummer
10/1517v

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de rechtbank oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een zelfstandig schadebesluit.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, voorzieningenrechter

Procedurenummers: AWB 10/1517

Uitspraakdatum: 28 april 2010

Uitspraak als bedoeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [plaatsnaam], België,

eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding.

1.1Bij brief van 16 juli 2009 heeft belanghebbende de Staatssecretaris van Financiën verzocht aan hem een schadevergoeding toe te kennen. Belanghebbende, werkzaam in Nederland, heeft tot in hoogste instantie geprocedeerd over de vraag of hij in 1996 recht had op aftrek van negatieve inkomsten van de eigen woning in België. De Hoge Raad heeft in die zaak arrest gewezen op 26 juni 2009 (nr. 39 258 bis, gepubliceerd in BNB 2009/274). Belanghebbende heeft op 16 juli 2009 verzocht de aanslagen over de jaren 1996 tot en met 2000 definitief vast te stellen en aan hem een schadevergoeding toe te kennen vanwege overschrijding van een redelijke termijn voor het definitief vaststellen van deze aanslagen van € 500,- per half jaar dat een redelijke termijn van 4 jaar was overschreden. Dit verzoek moest, aldus belanghebbende, opgevat worden als een verzoek tot het afgeven van een zelfstandig schadebesluit.

1.2.Bij brief van 21 december 2009 heeft de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland (hierna: de inspecteur) belanghebbendes verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding, afgewezen. Voorts overweegt de inspecteur in deze brief dat belanghebbende tegen de afwijzing geen rechtsmiddelen kan aanwenden. Volgens de inspecteur dient belanghebbende zich te wenden tot de civiele rechter.

1.3.Bij brief van 11 januari 2010 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om hem alsnog binnen 10 dagen mede te delen welke rechtsmiddelen er open staan tegen het op 21 december 2008 genomen besluit. Een afschrift van deze brief heeft belanghebbende eveneens verzonden aan de Staatssecretaris van Financiën.

1.4.Bij brief van 20 januari 2010 heeft de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende medegedeeld dat tegen het op het 21 december 2008 genomen besluit noch bij de belastingrechter noch bij algemene bestuursrechter bezwaar en beroep openstaat. Dit standpunt werd hierna, naar aanleiding van daartoe door belanghebbende strekkende verzoeken, door zowel de inspecteur als de Staatssecretaris van Financiën herhaald.

1.5.Belanghebbendes verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening strekt ertoe te bepalen dat de inspecteur een nieuw besluit neemt waartegen wel bezwaar en beroep openstaan bij de bestuursrechter, te bepalen dat de wettelijke dwangsom wordt voldaan wegens uitblijven van een nieuw besluit binnen de wettelijke termijn en de inspecteur te veroordelen in de kosten van dit verzoek.

2. Motivering

Vooraf

2.1De rechtbank overweegt dat aangaande de onderhavige problematiek - namelijk welke rechter bevoegd is inzake een geschil met betrekking tot het toekennen van een schadevergoeding in het geval het schadeveroorzakende gedrag een belastingaanslag betreft - een verschil van inzicht bestaat tussen diverse rechterlijke colleges. Zo heeft het Gerechtshof te Amsterdam in zijn uitspraak van 21 maart 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer LJN BC8745, overwogen dat een zelfstandig besluit van de inspecteur inzake een schadevergoeding niet ter beoordeling van de belastingrechter staat. Volgens het Hof dient de civiele rechter in een dergelijk geval kennis te nemen van het geschil. De rechtbank te ’s-Gravenhage overwoog evenwel - zakelijk weergegeven - in haar uitspraak van 27 oktober 2009, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer LJN BC8745, dat nu het schadeveroorzakende besluit een belastingaanslag betrof slechts de belastingrechter kennis kan nemen inzake een verzoek om schadevergoeding.

2.2.De rechtbank zal voor het onderhavige verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening er veronderstellenwijs vanuit gaan dat de rechtbank te ’s-Gravenhage in dezen de juiste opvatting is toegedaan en dat de voorzieningenrechter bevoegd is het verzoek te beoordelen.

Karakter voorlopige voorziening

2.3. De voorzieningenrechter kan alleen op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt (connexiteitseis), en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Connexiteit

2.4.Gelet op de hiervoor onder 1.1. tot en met 1.4. opgenomen feiten is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de connexiteitseis. De rechtbank merkt in dat verband de brief van belanghebbende met dagtekening 11 januari 2010 aan als bezwaarschrift.

Spoedeisendheid

2.5.Belanghebbende stelt dat de inspecteur hem ten onrechte het recht onthoudt om bij de bestuursrechter in beroep te komen. Voor zover belanghebbende betoogt dat er hiermee sprake is van een spoedeisend belang, kan de rechtbank belanghebbende daarin niet volgen. Het enkele feit dat het niet op voorhand duidelijk is of belanghebbende beroep in kan stellen bij de belastingrechter, maakt nog niet dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het staat belanghebbende namelijk in ieder geval vrij om, zoals hij ook zelf suggereert, zijn claim voor te leggen bij de civiele rechter. Voorts heeft belanghebbende niet gesteld, noch is het de rechtbank gebleken, dat het onderliggende financiële belang - het verzoek om schadevergoeding - van een zodanige spoedeisendheid is dat een voorlopige voorziening vereist is.

2.6.Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is van spoedeisend belang, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.

2.7.Al het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het verzoek kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter zal derhalve, op grond van het bepaalde in artikel 8:83 van de Awb, uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd ter zitting te verschijnen.

2.8.De onderhavige zaak zal vervolgens door de rechtbank in behandeling worden genomen als reguliere zaak. Belanghebbende wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het verdere verloop van de procedure.

Proceskosten

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. M. Jansen, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 28 april 2010

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.