Home

Rechtbank Breda, 28-06-2010, BN1794, 09/1881

Rechtbank Breda, 28-06-2010, BN1794, 09/1881

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
28 juni 2010
Datum publicatie
20 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN1794
Formele relaties
Zaaknummer
09/1881

Inhoudsindicatie

Eén van twee uitspraken

Belanghebbende was dga van een holding en wordt aansprakelijk gesteld voor de schulden van de kleindochter van deze holding. In geschil is of dat terecht en tot het juiste bedrag is gebeurd. Nu belanghebbende ingeschreven was in KvK rust op hem bewijslast dat de inschrijving onjuist was en dat hij geen bestuurder was. Belanghebbende heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Nu de betalingsonmacht niet gemeld is en belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet aan hem te wijten is, is belanghebbende terecht aansprakelijk gesteld. Ook aansprakelijk voor loonbelastingschulden omdat melding betalingsonmacht had moeten geschieden binnen een maand na het betalingstijdvak.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/1881

Uitspraakdatum: 28 juni 2010

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [plaatsnaam],

eiser,

en

de ontvanger van de Belastingdienst Noord/kantoor Groningen,

verweerder.

Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder ontvanger.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 4 december 2008 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 1.768.278

1.2.De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 maart 2009 de aansprakelijk¬stelling verminderd tot een bedrag van € 1.469.226.

1.3.Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 april 2009, ontvangen bij de rechtbank op 1 mei 2009, beroep ingesteld. Het beroep betreft tevens het niet vergoeden van de kosten van de bezwaarfase. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

1.4.De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de ontvanger schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6.Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2010 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [naam gemachtigde], alsmede namens de ontvanger, [namen].

1.8.De ontvanger heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van belanghebbende wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de ontvanger. De ontvanger heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde datum als deze uitspraak is verzonden.

1.9.De rechtbank heeft partijen op 17 mei 2010 bij brief meegedeeld dat de uitspraaktermijn met zes weken, tot 28 juni 2010, wordt verlengd.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.[M] Holding BV (hierna: Holding) is opgericht op [datum] 2001. Van [datum] 2001 tot [datum] 2005 was belanghebbende enig aandeelhouder en bestuurder van Holding. Hierna is belanghebbende nog tot [datum] 2008 bestuurder van Holding geweest. Holding heeft, samen met de echtgenote van belanghebbende, op [datum] 2005 een dochteronderneming [M] Capital BV (hierna: Capital) opgericht.

Holding was vanaf de oprichting tot [datum] 2008 bestuurder van Capital. Op [datum] 2008 is [A] enig aandeelhouder en bestuurder van Capital geworden. Bij rechterlijke uitspraak van 18 november 2008 is Capital in staat van faillissement verklaard.

2.2.Capital heeft op [datum] 2007 de aandelen [K] BV (toen [KK] BV geheten, hierna: [K]) gekocht van [L] voor een bedrag van € 10.000. In de koopakte is het volgende opgenomen:

“De algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap is bevoegd tot het nemen van besluiten bij deze akte (buiten vergadering), nu aan alle daarvoor gestelde voorwaarden is voldaan.

De algemene vergadering besluit:

a. tot het ontslag van verkoper uit zijn functie van algemeen bestuurder van de vennootschap;

b. tot het vaststellen/handhaven van het aantal bestuurders van de vennootschap op een (1);

c. tot het benoemen van de koper tot (Rb: Capital) tot bestuurder van de vennootschap (met toekenning van de titel “algemeen directeur”), voor onbepaalde tijd en onder nader vast te stellen bepalingen;

alles met ingang van het tijdstip onmiddellijk na het verlijden van deze akte, en

d. de huidige bestuurder te benoemen tot persoon als bedoeld in artikel 2:256 van het Burgerlijk Wetboek (…)”

2.3.Aan [K] zijn de volgende naheffingsaanslagen loonheffing en omzetbelasting op fiscaal nummer [fiscaal nummer loonheffing en omzetbelasting] opgelegd:

Datum Nummer Betreft Aanslag Reden

18-07-07 A01.7720 LH 29-01-07 t/m 25-02-07 € 131.344 Geen/onvoldoende afdracht

04-10-07 A01.7730 LH 26-02-07 t/m 25-03-07 € 128.782 Geen/onvoldoende afdracht

29-11-07 A01.7740 LH 26-03-07 t/m 22-04-07 € 132.567 Geen/onvoldoende afdracht

28-12-07 A01.7750 LH 23-04-07 t/m 20-05-07 € 281.792 Geen/onvoldoende afdracht

17-01-08 A01.7760 LH 21-05-07 t/m 19-06-07 € 161.156 Geen/onvoldoende afdracht

31-01-08 A01.7770 LH 18-06-07 t/m 15-07-07 € 154.458 Geen/onvoldoende afdracht

15-02-08 A01.7780 LH 16-07-07 t/m 12-08-07 € 147.225 Geen/onvoldoende afdracht

04-10-07 A01.7790 LH 13-08-07 t/m 09-09-07 € 188.634 Geen aangifte

20-03-08 A01.7800 LH 10-09-07 t/m 08-10-07 € 282.634 Geen aangifte

28-08-07 F01.7240 OB 2e kw 07 € 252 Geen/onvoldoende betaling

04-10-07 F01.7270 OB 3e kw 07 € 371 Geen/onvoldoende betaling

26-09-07 F01.7501 OB 2007 € 500 Geen/onvoldoende betaling

€ 1.609.715

2.4.[K] is op [datum] 2008 in staat van faillissement verklaard. Belanghebbende is op 4 december 2008 als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de onder 2.3 genoemde naheffingsaanslagen inclusief de kosten en invorderingsrente tot een totaal bedrag van € 1.768.278.

2.5.Na bezwaar is de aansprakelijkheidstelling verminderd tot een bedrag van € 1.469.226. De ontvanger heeft de aansprakelijkstelling verminderd met de aanslag met nummer [nummer vermindering aansprakelijkheidsstelling] en met de kosten en invorderingsrente.

3.Geschil

3.1.In geschil is of belanghebbende terecht en tot een juist bedrag aansprakelijk is gesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de ontvanger bevestigend. Niet meer in geschil is dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van kosten van de bezwaarfase tot een bedrag van € 322.

3.2.Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking. De ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep voor zover het de aansprakelijkstelling betreft en gegrondverklaring voor zover het de kosten van de bezwaarfase betreft.

4.Beoordeling van het geschil

Formeel

4.1.Belanghebbende heeft gesteld dat de ontvanger niet alle stukken heeft ingediend omdat er een dossier moet zijn over de feitelijke beleidsbepaler van [K], [beleidsbepaler]. De ontvanger heeft gemotiveerd weersproken dat dergelijke stukken bestaan of zijn gebruikt bij de aansprakelijkstelling van belanghebbende, en de rechtbank heeft geen reden aan de juistheid van die stelling te twijfelen.

4.2.Belanghebbendes stelling dat het bezwaarschrift onvoldoende is gemotiveerd kan hem niet baten, of die stelling nu juist is of niet. De rechtbank zal een eventueel gebrek in de motivering herstellen.

4.3.De rechtbank gaat voorbij aan het getuigenaanbod van belanghebbende. Nu belanghebbende ter zitting heeft aangegeven dat de getuigen niet anders zullen verklaren dan in de door hen gedane schiftelijke verklaringen ziet de rechtbank geen reden deze getuigen te horen nu belanghebbende deze verklaring reeds heeft overgelegd. Belanghebbende is dan niet in zijn bewijspositie geschaad door het niet horen van deze getuigen.

Materieel

4.4.Het eerste geschilpunt betreft de vraag of de ontvanger belanghebbende terecht als “bestuurder” in het jaar 2007 - in welk jaar de belastingschulden zijn ontstaan waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld - in de zin van artikel 36 Invorderingswet 1990 (Inv) heeft aangemerkt.

4.5.Blijkens de onder 2.2. geciteerde koopovereenkomst is Capital op [datum] 2007 benoemd tot bestuurder van [K]. Niet in geschil is dat Capital vanaf [datum] 2007 ook als zodanig stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Vaststaat tevens dat in het hele jaar 2007 Holding bestuurder was van Capital en belanghebbende van Holding.

4.6.Artikel 36, vijfde lid, letter c, Invorderingswet 1990 (Inv) bepaalt dat onder bestuurder mede wordt verstaan: “indien een bestuurder van een lichaam een lichaam is in de zin van de AWR: ieder van de bestuurders van het laatstbedoelde lichaam”. Gezien het onder 4.5 overwogene, moet belanghebbende voor de toepassing van dit artikel als bestuurder van [K] worden beschouwd. Daaraan doet niet af dat noch Capital, noch belanghebbende formeel in de algemene vergadering van aandeelhouders van [K] tot bestuurder is benoemd, aangezien aannemelijk is dat de vastlegging van de bestuurdersbenoeming in de koop¬overeenkomst en de inschrijving bij de KvK door en met instemming van de aandeelhouders en derhalve van belanghebbende heeft plaatsgevonden.

4.7.De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden op belanghebbende de bewijslast rust dat de inschrijving bij de KvK onjuist was en dat Capital noch hij bestuurder was. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende dat niet aannemelijk heeft gemaakt. Het gegeven dat ook beleidsbeslissingen ten aanzien van [K] werden genomen door [C] en/of [beleidsbepaler], is onvoldoende voor het oordeel dat belanghebbende geheel geen zeggenschap heeft uitgeoefend, zeker tegenover hetgeen de ontvanger heeft aangevoerd over belanghebbendes betrokkenheid bij het ontslag van [D] en de koop van verschillende objecten van [E] BV in 2007.

4.8.Vaststaat dat [K] niet onverwijld nadat gebleken was dat zij niet tot betaling in staat was, daarvan mededeling aan de ontvanger heeft gedaan. Op grond van het bepaalde in artikel 36, vierde lid, Inv is belanghebbende dan aansprakelijk, met dien verstande dat wordt vermoed dat de niet betaling aan hem te wijten is. Belanghebbende mag dat vermoeden weerleggen indien hij aannemelijk maakt dat het niet aan hem is te wijten dat [K] de betalingsonmacht niet tijdig heeft gemeld.

4.9.Belanghebbende heeft aangevoerd dat het in elk geval niet aan hem te wijten is dat de betalingsonmacht voor de aanslagen met de nummers A01.7790 en A01.7800 niet tijdig is gemeld, aangezien de meldingstermijn voor de daarbij nageheven belastingen afliep na [datum] 2008 en hij na die datum in elk geval geen bestuurder meer was van Capital en dus ook niet meer van [K].

4.10.De naheffingsaanslag met nummer A01.7790 betreft loonbelasting over het tijdvak 13 augustus 2007 tot en met 9 september 2007, en de naheffingsaanslag met nummer A01.7800 loonbelasting over het tijdvak 10 september 2007 tot en met 8 oktober 2007. Zoals de ontvanger terecht opmerkt in het verweerschrift had [K] die loonbelasting moeten afdragen binnen een maand na afloop van het tijdvak (artikel 19, derde lid, AWR juncto artikel 27, vijfde lid, Wet op de loonbelasting 1964, verder: Wet LB) op uiterlijk 9 oktober respectievelijk 8 november 2007, en had de melding betalingsonmacht moeten geschieden uiterlijk 14 dagen daarna of uiterlijk op 23 oktober 2007 respectievelijk 22 november 2007. Op beide data was belanghebbende nog bestuurder van Capital.

4.11.Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat het niet aan hem te wijten is dat [K] haar betalingsonmacht niet tijdig heeft gemeld. Derhalve moet worden teruggevallen op de onder 4.8 vermelde hoofdregel en is belanghebbende aansprakelijk voor de niet betaalde omzet- en loonbelastingschulden van [K].

4.12.De rechtbank verwerpt belanghebbendes stelling dat hij niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de loonbelasting over het tijdvak 26 februari 2007 tot en met 25 maart 2007 omdat hij pas vanaf [datum] 2007 (indirect) aandeelhouder en bestuurder van [K] was. Zoals de ontvanger terecht stelt in het verweerschrift, ontstaat de loonbelastingschuld op het moment van inhouding op het loon, dat wil zeggen op het tijdstip waarop het loon door de werknemer wordt genoten (artikel 27 Wet LB). De rechtbank acht niet aannemelijk dat dat tijdstip in dit tijdvak lag vóór [datum] 2007.

Conclusie

4.13.Al hetgeen is overwogen in 4.4 tot en met 4.12 leidt tot de conclusie dat belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld.

Kosten bezwaarfase

4.14.Tussen partijen is niet meer in geschil dat de ontvanger ten onrechte geen vergoeding van kosten van de bezwaarfase heeft toegekend en dat die vergoeding € 322 moet bedragen. De rechtbank zal dat verzuim herstellen. Het beroep is in zoverre gegrond.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de ontvanger te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De vergoeding wordt voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand conform het Besluit proces¬kosten bestuursrecht bepaald op 2 x € 161 (bezwaarschrift en horen) = € 322 voor de bezwaarfase plus € 805 voor de beroepsfase - beroepschrift, repliek en mondelinge behandeling- met toepassing van een factor 1 wegens het gewicht van de zaak, of in totaal € 1.127.

6. Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond voor zover het de vergoeding van kosten van de bezwaarfase betreft;

-verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

-veroordeelt de ontvanger tot vergoeding van € 1.127 proceskosten;

-gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.

Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr A.A. den Hartog en mr.drs. G.H.C. Blommers, rechters, en door de voorzitter en mr. M.S.J. Pijnenburg- Braspenning, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 6 juli 2010

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als die onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als binnen zes weken na verzending van de uitspraak geen rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR)

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.