Home

Rechtbank Breda, 24-09-2010, BN9934, 09/5553

Rechtbank Breda, 24-09-2010, BN9934, 09/5553

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 september 2010
Datum publicatie
12 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN9934
Formele relaties
Zaaknummer
09/5553

Inhoudsindicatie

30%-vergoedingsregeling. Naast het in onderlinge verband bezien van opleidingsniveau, werkervaring en beloningsniveau kan voor schaarse specifieke deskundigheid rekening worden gehouden met door de werkgever gestelde beoordelingsfactoren die objectief waarneembaar en meetbaar zijn. Voorts moet schaarsheid worden bezien in het licht van daadwerkelijke beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel op de Nederlandse arbeidsmarkt. Belanghebbende, trainer/coach sportvereniging, heeft niet aannemelijk gemaakt dat voldaan is aan het schaarstevereiste.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 09/5553

Uitspraakdatum: 24 september 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende 1], wonende te [woonplaats] ([buitenland]) en [belanghebbende 2]., gevestigd te [plaats]

eisers,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland te Heerlen,

verweerder.

Eisers worden hierna belanghebbenden genoemd en verweerder inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 20 november 2009 op het bezwaar van belanghebbenden tegen de beschikking waarbij afwijzend is beslist op het verzoek van belanghebbenden om toepassing van de 30%-vergoedingsregeling, als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: de 30%-regeling).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2010 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, de heer [algemeen directeur belanghebbende 2], algemeen directeur van [belanghebbende 2]. en de gemachtigde van belanghebbenden drs. [gemachtigde], verbonden aan RSM Wehrens, Mennen & de Vries Belastingadviseurs N.V. te Heerlen, alsmede namens de inspecteur, mr. [gemachtigde], tot bijstand vergezeld door mr. [naam] namens de Landelijke doelgroep sport.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.De heer [belanghebbende 1] woont in [buitenland] en heeft de [buitenlandse] nationaliteit.

2.2.Op 19 november 2008 heeft de heer [belanghebbende 1] een arbeidsovereenkomst gesloten met [belanghebbende 2]. (hierna: de werkgever) waarin is vastgelegd dat hij als hoofdtrainer in dienst treedt bij de werkgever tegen een vast bruto salaris van € [xxx] per maand. Naast dit vaste basissalaris kan de heer [belanghebbende 1] in aanmerking komen voor wedstrijdpremies. Ook zijn er afspraken gemaakt over het vergoeden van kosten. Binnen 4 maanden na aanvang tewerkstelling, derhalve tijdig, is het verzoek om toepassing van de 30%-regeling gedaan.

2.3.In geschil is of de heer [belanghebbende 1] ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst met de werkgever beschikte over specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig was.

2.4.Belanghebbenden hebben een lijst overgelegd met daarop de namen van personen die in het bezit zijn van het diploma [Y] en daarmee gerechtigd zijn om op het hoogste niveau in Nederland de functie van trainer/coach te vervullen (hierna: [Y]-lijst). Ook overgelegd is een door de werkgever opgestelde lijst met vaardigheden die haar toekomstig hoofdtrainer zou moeten beheersen (hierna: de competentielijst). Laatstgenoemde lijst bevat de volgende vereisten: ervaring, betrouwbaarheid/eerlijkheid/correctheid, team goed laten spelen, communicatief sterk, organisatorisch sterk, spelers beter maken, “warme” persoonlijkheid, Nederlandse competitie kennen, innovatief zijn en Nederlands spreken.

2.5.De werkgever heeft de volgens de [Y]-lijst bevoegde trainers benaderd die op de arbeidsmarkt beschikbaar waren en voldoende voldeden aan haar competentielijst. Deze personen wezen de functie allen af. Toen vervolgens de heer [belanghebbende 1] beschikbaar kwam heeft de werkgever hem gecontracteerd. Niet in geschil is dat de heer [belanghebbende 1] op dat moment degene was met de hoogste score op de competentielijst die naast beschikbaar, ook geïnteresseerd was.

2.6.De inspecteur betwist niet dat de heer [belanghebbende 1] is aan te merken als een ingekomen werknemer in de zin van artikel 8, lid 2, aanhef en onderdeel b van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB). Ook betwist hij niet dat [belanghebbende 1] de voor de functie relevante opleiding succesvol heeft gevolgd, dat hij over voldoende relevante werkervaring beschikt en dat het beloningsniveau voor deze functie hoger ligt dan in [buitenland]. Wel betwist de inspecteur dat aan het in 2.3 genoemde schaarstevereiste is voldaan. Hij verwijst hiertoe naar de [Y]-lijst waarop naar zijn opvatting voldoende namen staan van personen met een vergelijkbare deskundigheid als die van de heer [belanghebbende 1]. Aan de competentielijst komt volgens de inspecteur geen belang toe omdat daarop geen objectieve factoren zijn vermeld.

2.7.Ingevolge het bepaalde in artikel 8, eerste lid en tweede lid, aanhef, en onder b, UBLB wordt onder een ingekomen werknemer verstaan een door een inhoudingsplichtige uit een ander land aangeworven, of naar een inhoudingsplichtige gezonden werknemer (...) met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is. Artikel 9a van het UBLB bevat nadere aanwijzingen omtrent de beoordeling of een werknemer een dergelijke schaarse specifieke deskundigheid beschikt. Blijkens de toelichting bij het besluit van 20 december 2000 tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten, Stb. 2000, 640, schrijft artikel 9a UBLB voor met welke factoren ten minste rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de vraag of een ingekomen werknemer specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.

2.8.De rechtbank begrijpt hieruit dat naast het in onderlinge verband bezien van opleidingsniveau, werkervaring en beloningsniveau van de werknemer ook andere factoren indicatief kunnen zijn voor schaarse specifieke deskundigheid. In zoverre is het gelijk aan belanghebbenden. Om als extra beoordelingsfactor in vorenbedoelde zin te kunnen fungeren brengt een logische en redelijke uitleg van de 30%-regeling naar het oordeel van de rechtbank allereerst met zich mee dat voorbij moet worden gegaan aan vereisten die geen redelijk handelend werkgever zou hebben gesteld. Niet gezegd kan echter worden dat de competentielijst als vermeld in 2.4 een of meerdere factoren bevat die om voornoemde reden buiten beschouwing moeten blijven. In dat geval moet vervolgens worden bezien of de door de werkgever gestelde beoordelingsfactoren objectief waarneembaar en meetbaar zijn en van een waardeoordeel ontbloot. Afgezien van de verlangde competenties ervaring en Nederlands spreken voldoet naar het oordeel van de rechtbank geen van de op de competentielijst vermelde factoren aan voornoemde kenmerken. Van deze factoren is immers niet objectief vaststelbaar of ze aanwezig zijn, laat staan in welke mate dat het geval is. Nu de factor ervaring reeds in artikel 9a UBLB is genoemd, kan alleen de vaardigheid Nederlands spreken als extra beoordelingsfactor in ogenschouw worden genomen. Van die factor gaat in het onderhavige geval echter geen nadere onderscheidende werking uit. Hetgeen specifiek over de kwaliteiten van de heer [belanghebbende 1] als trainer voor [belanghebbende 2]. naar voren is gebracht kan derhalve niet dienen ter onderbouwing van de stelling van belanghebbenden dat de heer [belanghebbende 1], een specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig was.

2.9. Ook de omstandigheden dat het voor [belanghebbende 2]. wellicht moeilijk was om in Nederland personen van een vergelijkbaar niveau als dat van de heer [belanghebbende 1] te vinden die voor het met hem overeengekomen salaris bij haar in dienstbetrekking wilden komen, betekent op zichzelf niet dat deze personen in Nederland niet of schaars aanwezig waren.

2.10.De inspecteur stelt dat voor schaarsheid het al dan niet beschikbaar zijn van personeel er niet toe doet nu volgens hem enkel maatgevend is of de verlangde arbeidskrachten bestaan. De rechtbank acht deze opvatting niet juist. Naar het oordeel van de rechtbank moet schaarsheid worden bezien in het licht van daadwerkelijke beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit leidt echter niet tot een andere slotsom nu belanghebbenden met hetgeen zij hebben gesteld naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de werkgever wegens het niet-beschikbaar zijn van gediplomeerde trainers genoodzaakt was zijn hoofdtrainer uit het buitenland aan te trekken.

2.11.Op grond van het vorenoverwogene zijn belanghebbenden er volgens de rechtbank niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de heer [belanghebbende 1], een specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.

2.12.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.13.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus gedaan door mr. W.A.P. van Roij, voorzitter, mr. M.L. Weerkamp en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en door de voorzitter en mr. T.A. Mandemakers, griffier, ondertekend.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2010.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.