Rechtbank Breda, 18-03-2011, BQ6251, 09/2852
Rechtbank Breda, 18-03-2011, BQ6251, 09/2852
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 18 maart 2011
- Datum publicatie
- 27 mei 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ6251
- Formele relaties
- Einduitspraak: ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ6977
- Zaaknummer
- 09/2852
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft een verzoek gedaan om beperkte kennisneming voor een aantal op de zaak betrekking hebbende stukken. De rechtbank is van oordeel dat de beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is, zodat het beroep van de inspecteur op artikel 8.29, eerste lid van de Awb slaagt.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 09/2852 t/m 09/2867
AWB 09/2868 t/m 09/2872
Uitspraakdatum: 18 maart 2011
beslissing als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[eiser], wonende te [woonplaats],
[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiser(e)s,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,
verweerder.
Eiser(e)s wordt hierna belanghebbende(n) genoemd en verweerder inspecteur.
1.Ontstaan en loop van het geding
1.1.De inspecteur heeft aan belanghebbenden voor verschillende jaren (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede navorderingsaanslagen vermogensbelasting. Daarnaast heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente en vergrijpboetes opgelegd.
1.2.De inspecteur heeft bij verschillende in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 2 juni 2009 de navorderingsaanslagen, beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
1.3.Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 30 juni 2009, ontvangen bij de rechtbank op 1 juli 2009, beroep ingesteld.
1.4.Belanghebbenden hebben in de motivering van hun beroepschriften de inspecteur verzocht om toezending aan de rechtbank van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Zij verzoeken daarbij in het bijzonder om overlegging van de navolgende stukken:
-de verstrekte inlichtingen uit België;
-de begeleidende Nota;
-de bijlagen behorende bij deze Nota;
-de gegevens met betrekking tot de chikwadraattoets;
-de berekeningen, bescheiden en alle overige staten en records met betrekking tot de redelijke schatting.
1.5.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij de navolgende - voor zover van belang - op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd:
-een geschoonde versie van de aanbiedingsbrief van 18 februari 2005 uit België;
-een geschoonde versie van de daarbij behorende Nota;
-geschoonde versies van de bij de Nota behorende bijlagen B1, B2, B6 (hierna: geschoonde rekeningstandenlijsten B1, B2, B6) en bijlage B9 (hierna: de geschoonde adressenlijst) en het renseignement waarop de naam “[eiseres]” staat vermeld;
-geschoonde versies van de overige bij de Nota behorende bijlagen, B3, B4, B5, B7, B8, B10, B11 en B12;
-fotokopie van het proces-verbaal van chikwadraattoets van 15 juni 2009;
-geschoonde versie van afschriften van de onderliggende stukken welke zijn gebruikt voor de berekening van de redelijke schatting;
-fotokopie van het proces-verbaal van geautomatiseerde identificatie van 13 maart 2008;
-een geschoonde versie van het Draaiboek Bank Zonder Naam;
-een geschoonde versie van de brief van de bevoegde Belgische belastingautoriteiten d.d. 13 november 2007;
-toelichting kennisgeving navordering van 5 november 2007 (ongeschoond);
-gegevens medewerkers in eerdere projecten (geschoond).
1.6. Bij brief van 11 februari 2011 heeft de inspecteur de navolgende stukken aan de rechtbank doen toekomen:
-een papieren uitdraai van de invoergegevens chikwadraattoets (geschoond)
De rechtbank heeft deze brief met de daarbij gevoegde stukken doorgezonden aan belanghebbenden.
1.7 In het verweerschrift heeft de inspecteur een verzoek gedaan om beperkte kennisneming ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb ten aanzien van de navolgende op de zaak betrekking hebbende stukken en de ongeschoonde versies daarvan op 18 februari 2011 aan de rechtbank overgelegd. Het betreft de volgende stukken:
A. de Belgische aanbiedingsbrief van 18 februari 2005;
B. de bij de Belgische aanbiedingsbrief bijbehorende Nota;
C. de eerste en laatste pagina van bij de Nota behorende bijlagen B1, B2, B6 (de rekeningstandenlijsten), bijlage B9 (de adressenlijsten) en de pagina van het renseignement waarop de naam “[eiseres]” staat vermeld;
D. de overige bij de Nota behorende bijlagen B3, B4, B5, B7, B8, B10, B11 en B12;
E. proces-verbaal met betrekking tot de chikwadraattoets;
F. gegevens met betrekking tot de redelijke schatting;
G. het Draaiboek Bank Zonder Naam;
H. memo identificatieproces van 24 november 2006;
I. brief van 13 november 2007 van de Belgische belastingautoriteiten waarin toestemming wordt verleend de gegevens te gebruiken voor de belastingheffing.
J. BVR-prints
1.8.De rechtbank heeft de geschoonde versies van de stukken doorgezonden aan belanghebbenden en heeft geen kennis genomen van de ongeschoonde stukken.
1.9.Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 1 maart 2011 te Breda. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de zaak verwezen naar de geheimhoudingskamer. Het onderzoek ter zitting in de geheimhoudingskamer heeft plaats gevonden op 1 maart 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbenden mr. [gemachtigde], Advocaat en Belastingadviseur te Hilversum, alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden]. De zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 09/2852 tot en met 09/2872 ten name van belanghebbenden en 09/2935 tot en met 09/2956 ten name van [andere eisers] zijn door de geheimhoudingskamer (hierna: de rechtbank), met toestemming van partijen, gezamenlijk behandeld. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde datum als deze uitspraak is verzonden.
2.Beoordeling
2.1.De rechtbank stelt voorop dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb is gehouden de op de zaak betrekking hebbende stukken in zijn geheel en integraal aan belanghebbenden dienen te worden geopenbaard, tenzij zwaarwichtige redenen (gedeeltelijke) geheimhouding op de voet van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen.
2.2. Partijen zijn beiden van mening dat de hiervoor onder 1.7 genoemde stukken behoren tot de op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb. Nu dit gezamenlijke standpunt geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting volgt de rechtbank partijen hierin. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat 8:42-stukken ondeelbaar zijn en dat voor de hiervoor bedoelde stukken voor de besluitvorming in de zaken van belanghebbende relevant kunnen zijn, zodat een beoordeling op de voet van artikel 8:29 van de Awb zal moeten plaatsvinden.
2.3.Vooropgesteld wordt voorts dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 4 november 1950, (hierna: EVRM) niet dwingt tot een andere of verdergaande uitleg van artikel 8:42 Awb dan in hiervoor bedoelde zin. Het recht op kennisneming van de stukken dat besloten ligt in het in voormeld artikellid verwoorde recht op een eerlijke behandeling, is immers geen absoluut recht (Hof van Justitie 16 februari 2000, nr. 28901/95, BNB 2000/259).
2.4.De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de inhoud van de onder 1.7 genoemde stukken en heeft deze onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming tegenover (mogelijk) zwaarwichtige redenen van de inspecteur om aan die kennisneming beperkingen (hierna: voor belanghebbenden geheim te houden) te stellen. Slechts indien naar het oordeel van de rechtbank de door de inspecteur aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbenden, is sprake van een gerechtvaardigd belang van de inspecteur bij geheimhouding.
A. De aanbiedingsbrief van 18 februari 2005 uit België
2.5.1.De inspecteur beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze brief, te weten de namen, telefoon- en faxnummers en e-mailadressen van de daarin genoemde ambtenaren en het kenmerknummer, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten.
2.5.2.Belanghebbenden verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door de inspecteur weggelaten gegevens. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
B. De bij de Belgische aanbiedingsbrief behorende Nota
2.6.1.De inspecteur beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van de Nota, te weten de namen, telefoon- en faxnummers en emailadressen en bedrijfsgegevens van de daarin genoemde personen en bedrijven, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden, het belang van ongehinderde opsporing en vervolging van strafbare feiten en het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten.
Belanghebbenden wensen uitsluitsel over deze gegevens zodat zij de ware gang van zaken in België kunnen verifiëren.
2.6.2.De rechtbank is van oordeel dat alle in deze brief geschoonde passages voor belanghebbenden geheim mogen worden gehouden op de door de inspecteur aangevoerde gronden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de anonimisering in onderdeel IV van de Nota niet eraan in de weg staat dat duidelijk is dat bepaalde personen nader omschreven handelingen hebben verricht en dat zij verklaringen hebben afgelegd. De enige beperking van de anonimisering is dat de identiteit van de betreffende personen en bedrijven niet bekend wordt. Hetgeen belanghebbenden hebben aangevoerd is in het licht van de door de inspecteur aangevoerde gronden onvoldoende zwaarwegend om bekendmaking van de geanonimiseerde gegevens te rechtvaardigen. De inspecteur beroept zich voor de geschoonde passages in de Nota terecht op geheimhouding voor belanghebbenden.
C. De bijlagen B1, B2,B6 en B9 bij de Nota; de rekeningstandenlijsten en de adressenlijsten
2.7.1.De inspecteur beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze bijlagen, te weten de namen en de adressen van de rekeninghouders en de niet-overgelegde tussenliggende pagina's, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en controlestrategische overwegingen.
2.7.2.Belanghebbenden verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door de inspecteur weggelaten gegevens. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
D. De overige bij de Nota behorende bijlagen B3, B4, B5, B7, B8, B10, B11 en B12;
2.8.1.De inspecteur beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze bijlagen op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en controlestrategische overwegingen. De inspecteur beroept zich tevens op zijn geheimhoudingsplicht ex artikel 67 AWR. Ter onderbouwing heeft de inspecteur aangevoerd dat deze bijlagen uitsluitend zijn gebruikt om te beoordelen of sprake is van stukken die afkomstig zijn van Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA.
2.8.2. Belanghebbenden verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door de inspecteur weggelaten gegevens in de bijlagen B3, B4, B5, B7, B8 en B11. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
2.8.3.De anonimisering van bijlage B10 betreft louter de namen van een organigram van een "Board of Directors”. Belanghebbenden willen een overzicht van de namen, zodat zij kunnen nagaan in hoeverre die personen betrokken zijn bij deze materie. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden. De rechtbank ziet niet in welk belang belanghebbenden in het kader van de bestrijding van de aan hen opgelegde aanslagen heeft bij kennisneming van deze namen. Dit temeer nu belanghebbenden zelf ter zitting een brief van Van Lanschot Bankiers Luxemburg hebben overgelegd waarin zij verklaren niet betrokken te zijn bij het overleggen van de cliëntgegevens. Het belang van de Belastingdienst bij het beschermen van de gegevens weegt dan zwaarder dan het belang van belanghebbenden bij openbaring daarvan.
2.8.4.De inspecteur heeft alsnog een volledig ongeanonimiseerde versie van bijlage B12 (brief van procureur-generaal aan de gewestelijke directeur van de BBI Antwerpen van 18 december 1996) verstrekt en doet ter zake van dit stuk niet langer een beroep op artikel 8:29 Awb.
E. Gegevens met betrekking tot de chikwadraattoets;
2.9.1.De inspecteur heeft met betrekking tot de chikwadraattoets een ongeanonimiseerd proces-verbaal overgelegd en geanonimiseerde invoergegevens. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden.
2.9.2.Belanghebbenden verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door de inspecteur weggelaten gegevens. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
F. Gegevens met betrekking tot de redelijke schatting;
2.10. 1.De inspecteur heeft als bijlage bij het verweerschrift een afschrift van de onderliggende stukken welke zijn gebruikt voor de redelijke schatting overgelegd. Voor de in dat bestand genoemde sofinummers van de betrokken rekeninghouders, de bankrekeningnummers en de belastingeenheden waaronder deze rekeninghouders vallen, doet de inspecteur een beroep op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding van deze passages heeft de inspecteur genoemd zijn geheimhoudingsplicht ex artikel 67 AWR en controlestrategische overwegingen.
2.10.2.Belanghebbenden verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door de inspecteur weggelaten gegevens. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
G. Het Draaiboek Bank Zonder Naam;
2.11. 1.De rechtbank heeft de ongeschoonde versie van het Draaiboek bestudeerd. De geschoonde passages hebben betrekking op de namen van belastingambtenaren, hun telefoonnummers en onderdelen van de belastingdienst waarbij zij werkzaam zijn. De rechtbank is van oordeel dat deze gegevens geheim mogen worden gehouden, op grond van het gerechtvaardigde belang dat de inspecteur heeft bij de privacy van personen, zowel van derden als van individuele ambtenaren of groepen van ambtenaren van de belastingdienst. Het belang van de belastingdienst bij het beschermen van de privacy weegt aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbenden bij openbaring hiervan, zeker gezien de nadelige gevolgen die aan het bekendmaken van de namen kleven.
H. Memo identificatieproces van 24 november 2006;
2.12.1.De inspecteur heeft als bijlage H overgelegd een memo identificatieproces rekeninghouders project Bank Zonder Naam. De inspecteur heeft voor dit gehele stuk een beroep gedaan op artikel 8:29 Awb en als gewichtige redenen aangevoerd de controlestrategische aard van het stuk.
2.12.2.Naar het oordeel van de rechtbank mag dit memo geheim worden gehouden op grond van het gerechtvaardigde belang dat de Belastingdienst heeft bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze. De wijze waarop de identificatie van belanghebbenden heeft plaatsgevonden is in het verweerschrift en in het als bijlage 11 bij het verweerschrift gevoegde stuk omschreven. Het algemene publieke belang van een adequaat functionerende - ook op het gebied van toezicht en controle - Belastingdienst acht de rechtbank van een groter gewicht dan het individuele belang van belanghebbenden bij het verkrijgen van de in het memo van 24 november 2006 opgenomen (aanvullende) informatie. De rechtbank honoreert daarom het beroep van de inspecteur op artikel 8:29 Awb.
I. Brief van 13 november 2007 van de Belgische belastingautoriteiten waarin toestemming wordt verleend de gegevens te gebruiken voor de belastingheffing.
2.13.1.De inspecteur heeft als bijlage I overgelegd een brief van de Belgische belastingautoriteiten van 13 november 2007. De inspecteur beroept zich voor de geheim gehouden gedeelten van deze brief, te weten de namen, telefoon- en faxnummers en e-mailadressen van de daarin genoemde ambtenaren en het kenmerknummer, op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden en het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten.
2.13.2.Belanghebbenden verzetten zich niet tegen de geheimhouding van de door de inspecteur doorgehaalde gegevens. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
2.13.3.Belanghebbenden hebben ter zitting verzocht om bekendmaking van de brief van 13 december 2006, die genoemd is in de brief van 13 november 2007. De inspecteur heeft verklaard dat de belastingdienst niet over deze brief beschikt. Nu belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze brief van belang is of kan zijn geweest voor de besluitvorming in hun zaken is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om deze brief aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk. Bovendien acht de rechtbank de verklaring van de inspecteur, dat hij de brief van 13 december 2006 niet bezit, geloofwaardig zodat verstrekking ervan niet mogelijk is.
J. BVR-prints
2.14.1.De inspecteur heeft bij het verweerschrift afschriften overgelegd van verschillende BVR-prints met hierop de namen van belanghebbenden. Onder deze prints was ook een print waarbij als zoekopdracht “[eiseres]” werd vermeld en waarop de namen van belanghebbenden waren vermeld en 16 geschoonde namen. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding voor belanghebbenden heeft de inspecteur genoemd de bescherming van persoonsgegevens van derden.
2.14.2.Nu belanghebbenden ter zitting hebben verklaard dat zij berusten in het anonimiseren van de namen op deze print indien de rechtbank verklaart dat er op de BVR-print geen gelijkluidende namen staan zal de rechtbank hier een uitspraak over doen. Naast de namen van belanghebbenden staan er op deze BVR-print geen exact gelijkluidende namen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel de beperking van de kennisneming van die gegevens niet gerechtvaardigd te achten.
Overig
2.15.1.Tegen het gebruik van initialen in het stuk dat als bijlage 16 door de inspecteur bij het verweerschrift is gevoegd bestaat bij belanghebbenden geen bezwaar.
2.16.1.Ter zitting is door belanghebbenden gevraagd om een stuk waarin de gegevens met betrekking tot de verhouding meewerkers/weigeraars/ontkenners staan, waarbij naast de absolute getallen ook percentages worden genoemd. Voor dit gehele stuk doet de inspecteur een beroep op artikel 8:29 Awb. Als gewichtige redenen voor de geheimhouding heeft de inspecteur genoemd controlestrategische overwegingen. De inspecteur heeft ter zitting aan belanghebbenden een verklaring van de projectleider hieromtrent overgelegd.
2.16.2.Met partijen is de rechtbank van mening dat dit een 8:42 Awb stuk betreft. Gelet op de inhoud, die ter zitting is komen vast te staan, mag dit stuk, naar het oordeel van de rechtbank, geheim worden gehouden op grond van het gerechtvaardigde belang dat de Belastingdienst heeft bij een effectieve controle en controlestrategie, waaronder begrepen een effectieve en efficiënte interne werkwijze. Het algemene publieke belang van een adequaat functionerende - ook op het gebied van toezicht en controle - Belastingdienst acht de rechtbank van een groter gewicht dan het individuele belang van belanghebbenden bij het verkrijgen van de bijlage opgenomen informatie. De rechtbank honoreert daarom het beroep van de inspecteur op artikel 8:29 Awb.
3.Beslissing
De rechtbank bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de stukken genoemd onder 1.7 gerechtvaardigd is, zodat het beroep van de inspecteur op artikel 8.29, eerste lid van de Awb slaagt.
Deze beslissing is genomen op 18 maart 2011 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en door deze en mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 18 maart 2011
Tegen deze tussenbeslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.