Rechtbank Breda, 06-07-2011, BR5367, 10/5421
Rechtbank Breda, 06-07-2011, BR5367, 10/5421
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 6 juli 2011
- Datum publicatie
- 18 augustus 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2011:BR5367
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2012:BX0728, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 10/5421
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft terecht geen proceskostenvergoeding voor een terecht niet-ontvankelijk verklaard bezwaar toegekend. De inspecteur heeft bij de uitspraak op bezwaar het bestreden besluit, de aanslag, namelijk niet herroepen.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/5421
Uitspraakdatum: 6 juli 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Breda,
inspecteur.
Betreft
Het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de kosten van het bezwaar betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PH) over het jaar 2007 en de gelijktijdig bij afzonderlijke beschikking opgelegde verzuimboete.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde], alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep voorzover betrekking hebbend op de uitspraak op bezwaar ongegrond en voor het overige niet-ontvankelijk.
2.Gronden
Feiten
2.1.1.Belanghebbende heeft op 18 mei 2010 aangifte IB/PH over het jaar 2007 gedaan.
Met dagtekening 25 augustus 2010 is aan belanghebbende een ambtshalve aanslag met verzuimboete opgelegd. De aanslag is op 13 november 2010 ambtshalve verminderd conform de ingediende aangifte. Daarbij is tevens de verzuimboete vernietigd. De reden hiervoor was dat de inspecteur een interne melding heeft ontvangen dat belanghebbende wel aangifte had gedaan.
2.1.2.Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen de aanslag en boete. Het
bezwaarschrift, ingekomen bij de inspecteur op 13 oktober 2010, is niet tijdig ingediend. De inspecteur heeft het bezwaar dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Hoewel daarom is verzocht, heeft de inspecteur geen proceskostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar toegekend.
Geschil en standpunten
2.2.In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht geen proceskostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar heeft toegekend. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend. Niet in geschil is dat het bezwaar bij de uitspraak op bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Ten gronde
2.3.In artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is bepaald dat, voor zover een bestreden
besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken op verzoek worden vergoed. Op grond van het derde lid moet de inspecteur bij de beslissing op bezwaar op dat verzoek beslissen.
2.4.De rechtbank verstaat het beroep van belanghebbende aldus dat de inspecteur bij de beslissing op bezwaar zijn verzoek om proceskostenvergoeding ten onrechte niet heeft ingewilligd. Dit beroep faalt. De inspecteur heeft bij de uitspraak op bezwaar het bestreden besluit, de aanslag, niet herroepen, in welk geval geen grond voor kostenvergoeding bestaat. Nu tussen partijen vaststaat dat het bezwaar bij de uitspraak op bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, bestaat er voor de rechtbank geen aanleiding de uitspraak op bezwaar te vernietigen en de aanslag te verminderen. In zoverre is het beroep ongegrond verklaard.
2.5.De inspecteur heeft het bezwaarschrift aangemerkt als een verzoek tot ambtshalve vermindering. Ambtshalve is de aanslag verminderd conform de ingediende aangifte en de boete vernietigd. Voorzover het beroep zich richt tegen het niet toekennen van een proceskostenvergoeding bij de ambtshalve vermindering is het niet-ontvankelijk, nu een ambtshalve beslissing van de inspecteur niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. Indien het beroep zich richt tegen het schrijven van 3 december 2010 waarbij de beslissing op het verzoek om kostenvergoeding vooruitlopend op de uitspraak op bezwaar reeds is medegedeeld, is het beroep eveneens niet-ontvankelijk. De beslissing op het verzoek om kostenvergoeding is immers geen zelfstandige voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. In zoverre is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.6.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en door deze en drs. J.M.C. Hendriks, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 14 juli 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.