Rechtbank Breda, 10-02-2012, BV7572, 11/1271
Rechtbank Breda, 10-02-2012, BV7572, 11/1271
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 10 februari 2012
- Datum publicatie
- 2 maart 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2012:BV7572
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ4336, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/1271
Inhoudsindicatie
Verordening marktprecariobelasting van de gemeente Helmond biedt geen juridische grondslag voor de geheven toeslag voor promotieactiviteiten van de markt.
Aan belanghebbende is een aanslag marktgelden opgelegd. De aanslag is opgebouwd uit twee componenten: marktgelden en een toeslag promotieactiviteiten. De aanslag is gebaseerd op de Verordening. De rechtbank oordeelt dat de promotieactiviteiten niet tot het belastbaar feit, zoals omschreven in de Verordening, behoren. De Verordening komt in zoverre in strijd met het legaliteitsbeginsel. De rechtbank laat de Verordening daarom, voor zover deze ziet op de toeslag voor promotiedoeleinden, als onverbindend buiten toepassing.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/1271
Uitspraakdatum: 10 februari 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Helmond,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 14 mei 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslag marktgelden over het eerste kwartaal 2010 (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2012 in ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Helmond, en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigden].
Na de zitting heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot € 221,40;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 874;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. Aan belanghebbende is voor het eerste kwartaal van 2010 een aanslag marktgelden opgelegd. De aanslag is opgebouwd uit twee componenten: marktgelden ten bedrage van € 221,40 en een toeslag promotieactiviteiten ten bedrage van € 13,50.
2.2. Tussen partijen is enkel in geschil het antwoord op de vraag of de Verordening marktprecariobelasting Helmond 2010 (de Verordening) een wettelijke grondslag biedt voor de heffing van de toeslag promotieactiviteiten.
2.3. Ingevolge artikel 216 van de Gemeentewet besluit de raad tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening. Ingevolge artikel 217 van de Gemeentewet vermeldt een belastingverordening, in de daartoe leidende gevallen, de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is. Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan een precariobelasting worden geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
2.4. Met gebruikmaking van haar bevoegdheid gegeven in artikel 216 in samenhang met artikel 228 van de Gemeentewet heeft de raad van de gemeente Helmond bij besluit van 5 november 2009 de Verordening per 1 januari 2010 ingevoerd.
2.5. De omschrijving van het belastbaar feit van de Verordening luidt als volgt:
“Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit
1. Onder de naam van ‘marktprecariobelasting’ ‘wordt een belasting geheven voor het, in verband met het innemen van een standplaats op de markt, hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond op de dag, de plaats en gedurende de tijd dat ter plaatse een markt wordt gehouden.”
2.6. Over de tarieven bepaalt de Verordening het volgende:
“Artikel 4 Tarieven
1. De belasting voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 2 bedraagt:
a. voor kramen, tenten, tafels of andere soortgelijke opstallen, alsmede voor gronduitstallingen, per werkelijk in gebruik genomen vierkante meter oppervlakte:
per dag
of gedeelte daarvan per kwartaal
I. voor de zaterdagse marktdag € 0,82 € 8,20
(…)
III. voor de woensdagse marktdag € 0,49 € 4,90
e.
de tarieven onder a.I en a.III worden,
ten behoeve van promotiedoeleinden,
per m2 ingenomen oppervlakte verhoogd met € 0,05 € 0,50”
2.7. De rechtbank stelt voorop dat het essentieel is dat in een belastingverordening en dus ook in de Verordening de definitie van het belastbare feit, dat is het concrete feit waarbij de belastingheffing aangrijpt, is vermeld. In de Verordening is het belastbare feit in artikel 2 bepaald. Aangegeven is dat de belastingheffing onder de naam van marktprecariobelasting aangrijpt bij het innemen van een standplaats op de markt, zijnde het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde grond van de gemeente Helmond op een marktdag.
2.8. Het bedrag dat ingevolge artikel 4, eerste lid, onder e, van de Verordening wordt geheven, is bedoeld ter dekking van kosten van promotieactiviteiten ten behoeve van de markt. Die promotieactiviteiten zijn niet apart genoemd onder het belastbaar feit. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de promotieactiviteiten evenmin worden begrepen onder ‘het innemen van een standplaats op de markt, hebben van voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond op de dag, de plaats en gedurende de tijd dat ter plaatse een markt wordt gehouden’ zoals benoemd in artikel 2. De Verordening biedt daar geen enkel aanknopingspunt voor.
2.9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de promotieactiviteiten niet tot het belastbaar feit, zoals omschreven in de Verordening, behoren. De toepassing van de Verordening komt dan in zoverre in strijd met het legaliteitsbeginsel. De rechtbank laat de Verordening daarom, voor zover deze ziet op de toeslag voor promotiedoeleinden, als onverbindend buiten toepassing. De aan belanghebbende opgelegde toeslag voor promotiedoeleinden kan om die reden niet in stand blijven. Daarom heeft de rechtbank de onderhavige aanslag met € 13,50 verminderd.
2.10. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.11. De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van de bezwaarfase, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2012 door mr. W.A.P. van Roij, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. drs. M.M. de Werd, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 14 februari 2012
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.