Home

Rechtbank Breda, 05-06-2012, BX8358, 12/233

Rechtbank Breda, 05-06-2012, BX8358, 12/233

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
5 juni 2012
Datum publicatie
26 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2012:BX8358
Zaaknummer
12/233

Inhoudsindicatie

Precariobelasting

Aan belanghebbende is een terrasvergunning verleend die voor het gehele jaar geldt. Deze in rechte onaantastbare exploitatievergunning is terecht als uitgangspunt gehanteerd voor berekening precariobelasting. Een ontheffing voor de wintermaanden hoeft niet verleend te worden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 12/233

Uitspraakdatum: 5 juni 2012

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de [gemeente X],

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 6 december 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag precariobelasting over het jaar 2009.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2012 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigden].

Tegelijkertijd zijn, met instemming van partijen, behandeld de zaken bij de rechtbank bekend onder de procedurenummers 12/232 en 12/233.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1. Belanghebbende exploiteert een restaurant in het centrum van [plaats X]. In 2005 is aan belanghebbende een exploitatievergunning verleend voor het horecabedrijf met een terras op gemeentegrond. Het terras is in totaal 160 m² groot. Het terras is gedeeltelijk gelegen op een plein voor het restaurant, ongeveer 125 m², en gedeeltelijk onder de luifel tegen de gevel van het restaurant, ongeveer 25 m².

2.2. Aan belanghebbende is met dagtekening 31 december 2009 voor het terras een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 5.120. De aanslag is gebaseerd op een terras van 160 m². Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.

2.3. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag precariobelasting tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of er in het geval van belanghebbende aanspraak op ontheffing bestaat. De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.

2.4. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat hem voor de wintermaanden een ontheffing moet worden verleend, omdat het grootste gedeelte van het terras in de wintermaanden niet in gebruik is.

2.5. Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting en retributies 2009 (de Verordening) van de [gemeente X] kan ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven. Het tarief van de precariobelasting is voor terrassen in het centrum (zoals het terras van belanghebbende) voor 2009 opgenomen in de bij de Verordening behorende Tarieventabel 2009 en bedraagt € 32 per m².

2.6. Artikel 6, vierde lid, van de Verordening bepaalt dat indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond voor de berekening van de precariobelasting wordt aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing heeft.

2.7. De rechtbank stelt vast dat aan belanghebbende bij besluit van 28 juni 2005 een exploitatievergunning is verleend en dat door belanghebbende tegen deze vergunning geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Geoordeeld moet dan ook worden dat deze vergunning in rechte onaantastbaar is geworden. Gelet op hierop is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar die vergunning terecht als uitgangspunt heeft gehanteerd voor de berekening van de precariobelasting.

2.8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar geen onjuiste toepassing gegeven aan de bepalingen van de Verordening door ten behoeve van de berekening van de precariobelasting het tarief van € 32 te hanteren en geen ontheffing te verlenen voor de wintermaanden. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de aan belanghebbende verleende terrasvergunning niet seizoensgebonden is doch voor het gehele jaar geldt, terwijl ter zitting is komen vast te staan dat in ieder geval een deel van het terras, namelijk het terras onder de luifel, ook het gehele jaar in gebruik is. De vraag of het grote terras al dan niet ook in de wintermaanden wordt gebruikt, kan dan in het midden blijven.

2.9. Voorts heeft belanghebbende gesteld dat de aanslag te hoog is, omdat het tarief niet in overeenstemming is met het tarief in vergelijkbare plaatsen en omdat de tarieven in de afgelopen jaren veel te veel zijn gestegen.

2.10. De rechtbank stelt voorop dat vaststelling van de tarieven een zelfstandige bevoegdheid van de gemeenteraad is en dat de belastingrechter niet bevoegd is te oordelen over de in de Verordening bepaalde tarieven, tenzij sprake is van een zodanig onredelijke of willekeurige heffing, dat moet worden geoordeeld dat de wetgever deze niet op het oog kan hebben gehad (zie onder meer Hof Amsterdam, 24 september 2004, nr. 03/04096; LJN AR4958). Naar het oordeel van de rechtbank is de verhoging van de tarieven weliswaar fors, maar is geen sprake van een onredelijk of willekeurig tarief. Ook is de rechtbank niet gebleken dat op een onzorgvuldige wijze tot een verhoging van het tarief is besloten. De omstandigheid dat in een aantal gemeenten van gelijke grootte lagere tarieven gehanteerd worden, doet daaraan niet af. De rechtbank merkt daarbij op dat door de heffingsambtenaar gemeenten genoemd zijn met aanzienlijk hogere tarieven. Dat dat vooral gemeenten zijn die groter zijn dan de [gemeente X] is daarbij niet van belang, nu geen wettelijke bepaling verplicht om de hoogte van de tarieven afhankelijk te stellen van de grootte van een gemeente.

2.11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2012 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 12 juni 2012

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.